De geschiedenis van de oriëntalisten de westerse studenten van Islam
Categorieën
Bronnen
Full Description
De geschiedenis van de oriëntalisten
de westerse studenten van Islam
[nederlands - dutch -الهولندية ]
revisie: Yassien Abo Abdillah
bron: www.expliciet.nl
Kantoor voor da'wa Rabwah (Riyad)
2014 - 1435
Islam voor iedereen
تاريخ المستشرقين: طلاب الغربيين للإسلام
« باللغة الهولندية »
مراجعة: ياسين أبو عبد الله
الناشر: www.expliciet.nl
الناشر النا
2014 - 1435
Alle lof behoort aan Allah.
Inleiding
De term oriënt is afkomstig van het Latijnse woord oriens dat verwijst naar het opkomen van de zon, oftewel naar het oosten. En tegenover het Latijnse woord oriens staat de occident, oftewel het centrum. Voor de eersten die zich bezig hielden met de studie van de oriënt was Europa dit centrum. De oriënt was voor hen dus al hetgeen aangetroffen kan worden ten oosten van Europa, en van oorsprong is de studie van deze oriënt - de oriëntalistiek[1] - dan ook een bijzonder omvangrijk vakgebied dat al de talen, culturen, tradities en religies van al de stammen, volkeren en landen ten oosten van Europa omvat. Maar alhoewel de studenten van bijvoorbeeld het Aramees, de geschiedenis van Tibet of de Oerdoe literatuur dus ook te classificeren vallen als oriëntalisten, toch worden dezen in de volksmond niet langer aldus erkend. Want anno 2006 wordt onder de term oriënt over het algemeen een verwijzing naar Islam begrepen, en is de oriëntalist een niet-moslim (veelal westerse) student van Islam.
Sinds de komst van de moslims naar Europa, maar vooral sinds de wederopleving van het Islamitisch bewustzijn onder de moslims in de wereld, zijn verschillende van deze specifieke oriëntalisten tot nationale en internationale bekendheden verworden. Vrijwel geen enkel nieuws- of actualiteitenprogramma passeert op televisie of radio, of een oriëntalist wordt geïntroduceerd of aangehaald om bepaalde gebeurtenissen waarvan gedacht wordt dat zij betrekking hebben op Islam danwel op de moslims, begrijpelijk te doen maken of uit te leggen. De invloed van deze vorm van oriëntalistiek in de samenleving valt daarom nog maar moeilijk te overschatten. Wie wel eens in de gemiddelde boekwinkel de non-literatuur afdelingen bezoekt, en zich daar de omringing gewaar wordt door boeken met titels als "De dreiging van Islam", "De terreur van Islam", "Islam & Moderniteit", "Achter de boerqa", "Islam ontmaskerd", et cetera, realiseert zich dit direct. Deze oriëntalisten vormen tegenwoordig de mening van een groot deel van de wereld betreffende een ander groot deel van de wereld.
In de wetenschap dat veel, heel veel mensen enkel nog "langs oriëntalistische weg" leren over Islam, de moslims en de landen van de moslims, hebben wij een introductie tot deze oriëntalistiek nodig en waardevol geacht. Dit aan de hand van een introductie tot de belangrijkste en meest invloedrijke oriëntalisten, in chronologische volgorde. De reden voor dit artikel zou dan vanzelf duidelijk moeten worden.
Het begin - christenen bestuderen Islam
Feitelijk is deze studie van Islam door niet-moslims zo oud als Islam zelf. Profeet Mohammed (saw) emigreerde in het jaar 622 n.C. vanuit Mekkah naar Yathrib om daar een staat te stichten op basis van Islam: al Madinah. Met de invloed die deze staat vergaarde nam ook de reikwijdte van de boodschap van Islam toe, tot ver buiten haar eerste beginpunt op het Arabisch Schiereiland. Toen Islam de christenen in gebieden als hedendaags Egypte en Syrië bereikte, was dit voor sommige kerkelijke lieden een aanleiding om zich te verdiepen in de boodschap van Mohammed (saw). De meest bekende van deze eerste niet-moslim studenten van Islam is Johannes van Damascus, geboren 675 n.C. in Damascus en gestorven in omstreeks 749 n.C. nabij Jeruzalem. "Heilige Johannes", zoals hij genoemd wordt sinds zijn heiligverklaring, studeerde Islam nog in haar prille begin en publiceerde hier een boek over. Een boek waarmee Johannes probeerde aan te tonen dat Islam een ketterse dwaling was en Mohammed (saw) een valse profeet is.
Het oordeel over Islam en Mohammed (saw) is bij Johannes van Damascus hoofdzakelijk gebaseerd op zijn waarneming van verschil tussen de leerstellingen van Islam zoals hij dezen begreep, en de leerstellingen van het christendom zoals hij dezen kende. Omdat Islam anders is dan het christendom, zo stelde Johannes van Damascus vast, kon het onmogelijk werkelijk een boodschap van God zijn. Immers, voor Johannes van Damascus was het christendom de definitieve waarheid. In zijn boek De Haeresbuis legde Johannes van Damascus Islam daarom uit als een verzinsel van Mohammed (saw). Mohammed zou van een christelijke monnik met de naam Bahira wat hebben geleerd over het Oude en Nieuwe Testament, en datgene wat hij hiervan had weten te onthouden hebben omgezet in een sekte waarin hijzelf als profeet kon fungeren.
Hiernaast introduceerde Johannes van Damascus enkele punten van kritiek op de nieuwe religie van de moslims (of "Saracenen" zoals hij hen noemde) die volgens hem aantoonden dat hij Islam juist inschatte. Deze punten van kritiek gaf Johannes weer in fictieve dialogen met moslims. In één van deze dialogen stelt Johannes van Damascus de moslims de vraag "wie van jullie heeft gezien dat God aan Mohammed het boek (de Koran) overhandigde?", wanneer de moslims hem vertellen over Mohammed die een boek van de Schepper heeft gebracht. Johannes van Damascus vraagt verder en zegt "hoe is dit boek aan jullie profeet gegeven?", en "waarom heeft God geen bewijzen gegeven, zoals bij Mozes en Jezus, zodat de mensen zeker kunnen zijn over jullie profeet?". Volgens Johannes van Damascus in “de haeresbuis’’ deden deze vragen grote verwarring bovenkomen bij de moslims. Bijvoorbeeld naar aanleiding van zijn vraag "hoe is dit boek aan jullie profeet gegeven?" schetst hij een beeld van twist tussen de moslims, want hij laat sommige moslims antwoorden "het boek is hem gegeven toen hij sliep" maar anderen "het is hem geopenbaard in zijn dromen". Deze verwarring in reactie op voor de hand liggende vragen van iemand die tot een nieuwe religie geïntroduceerd wordt, draagt Johannes aan als bewijs voor zijn stelling in ’’de haeresbuis’’ dat de moslims een valse religie volgen. Islam biedt op vanzelfsprekende vragen geen antwoord en is dus een leugen, en de moslims die zelfs bij vanzelfsprekende vragen geen antwoord weten laten zien slechts vermoedens te volgen, stelt Johannes van Damascus.
Maar de lezer van ’’de haeresbuis’’ die enige mate van kennis van Islam beschikt realiseert zich bij deze dialogen hoe beperkt de kennis van Islam onder de eerste niet-moslim studenten van Islam zoals Johannes van Damascus geweest moet zijn. Uit het feit dat Johannes de vraag stelt "wie van jullie heeft gezien dat God aan Mohammed het boek (de Koran) overhandigde?" blijkt bijvoorbeeld dat Johannes denkt dat Islam het idee propagandeert dat Allah (swt) de Koran aan Mohammed (saw) overhandigde door middel van een fysieke handeling. Immers, volgens Islam heeft Mohammed (saw) als profeet openbaringen gekregen van Allah (swt), niet in zijn slaap of in zijn dromen maar gewoon bij zijn bewustzijn. Deze openbaringen werden onthouden door degenen die de profeet vergezelden, en werden in opdracht van de profeet opgeschreven. Later werd hetgeen de mensen gememoriseerd hadden en hetgeen opgeschreven was met elkaar geverifieerd en samengebracht in een boek waarbij de verschillende verzen werden geordend in soerah's zoals de profeet (saw) had gedicteerd, en de verschillende soerah's werden geordend naar consensus van de metgezellen van de profeet (saw). Bovendien insinueert Johannes van Damascus dat Mohammed (saw) de mensen met zich meetrok zonder hen bewijzen te geven voor zijn profeetschap, omdat hij in de dialogen in “de haeresbuis’’ de vraagt stelt "waarom heeft jullie God jullie geen bewijzen gegeven, zoals hij Mozes en Jezus bewijzen heeft gegeven, zodat jullie zeker kunnen zijn?". Een bewering die kant noch wal raakt omdat die de realiteit van Islam volkomen verkeerd weergeeft. Want de Koran staat vol van verzen waarin de mensen aangespoord worden enkel op basis van bewijzen een religie te kiezen, en verzen waarin bewijzen worden aangedragen voor het bestaan van Allah (swt) en het profeetschap van Mohammed (saw), opdat de mensen dezen kunnen overdenken en dus op basis van zekere bewijzen Islam kunnen adopteren. Islam, met andere woorden, is in werkelijkheid juist een kritiek op het volgen zonder bewijzen.
Al met al geven de dialogen in ’’de haeresbuis’’ dus eerder een idee van hoe Johannes van Damascus zichzelf en zijn religie ziet en hoe hij Islam en de moslims acht, dan van de realiteit van Islam. In zijn dialogen brengt iedere vanzelfsprekende vraag van de christenen grote verwarring onder de moslims. De christenen komen als scherpzinnig naar voren en zijn in staat om de vinger op de zere plek van Islam te leggen. De christenen zijn kritisch, zoeken en vragen naar bewijzen, en pas wanneer hun kritische verstand is overtuigd volgen zij. Onder de moslims, daarentegen, groeit enkel de verwarring bij ieder vraag die hen gesteld wordt. De christenen leren de moslims als het ware dat men een religie moet kiezen op basis van bewijzen, terwijl de moslims zelf altijd gewoon als vee hun profeet hebben gevolg en verder geen vragen hebben gesteld of bewijzen hebben geëist. In ’’de haeresbuis’’ zijn de dus christenen zoals Johannes, verheven en intelligente mensen, en het christendom past precies bij dit soort van mensen omdat het bewijzen aandraagt die de mens doet denken. De moslims in ’’de haeresbuis’’, daarentegen, kunnen niet denken, zij zijn achterlijke barbaren, en Islam past precies en enkel bij dit type van mensen: het geeft geen bewijzen om over na te denken, omdat haar volgelingen niet kunnen denken.
Maar niet alleen schetst de polemiek van Johannes van Damascus een beeld van de moslim, De Haeresbuis doet tevens aan karakterschetsen van profeet Mohammed (saw). Johannes van Damascus informeert zijn lezers over het feit dat Islam de (naar christelijke maatstaven) "schanddaad" van polygamie toestaat, en hij informeert de mensen over één van de huwelijken van de profeet (saw):
"Mohammed had een vriend bij de naam Zayd. Deze man had een beeldschone vrouw op wie Mohammed verliefd werd. Een dag, toen beiden tezamen zaten, zei Mohammed tegen Zayd: 'Tussen twee haakjes, God heeft me de opdracht gegeven om jouw vrouw te nemen'. Of beter - om het verhaal van het begin te vertellen - hij zei: 'God heeft me verordend dat jij je vrouw weg moet doen'. En Zayd deed zijn vrouw daarop weg. En enkele dagen daarna: 'Nu', zei hij, 'heeft God me verordend haar tot mijn vrouw te nemen'."
Voor degene die een beetje bekend is met het leven van profeet Mohammed (saw) is duidelijk dat deze dialoog niet op waarheid berust en niet de gebeurtenissen betreffende het huwelijk tussen Zayd en Zaynab en Mohammed en Zaynab juist weergeven.[2] Desalniettemin, met al deze informatie in ’’de haeresbuis’’ laat het beeld dat Johannes van Damascus schetst van Mohammed (saw) bij de onwetende lezer niets aan onduidelijkheid over: Mohammed (saw) was een op seks belust individu die de domme Arabieren voor zijn karretje spande door met wat hij wist van het christendom een sekte te stichten, en zich voor te doen als profeet, om zo te krijgen wat hij wilde.[3]
Johannes van Damascus schreef wat dus men nu noemt een polemiek tegen Islam, een artikel dat probeert een bepaalde religie als vals neer te zetten, in plaats van een objectieve studie naar de realiteit en / of waarheid van de boodschap Islam. “De haeresbuis” is niet zozeer een studie van Islam als wel een antwoord op Islam door een overtuigde christen. Voor wat betreft informatiewaarde scoort ’’de haeresbuis’’ dan ook weinig punten, juist omdat het niet haar doel was te informeren maar om te weerleggen. Toch zou ’’de haeresbuis’’ van Johannes van Damascus voor latere christelijke auteurs over Islam een standaardwerk blijken. In lijn met wat te verwachten viel gezien de enorme opmars die Islam in korte tijd maakte in de wereld, de vele tientallen miljoenen mensen die Islam adopteerden en vervolgens vol overgave verder uitdroegen, waren bijna al de geschriften van de eerste niet-moslim studenten van Islam van de hand van overtuigde christenen die hoopten met hun schrijven Islam een halt toe te kunnen roepen, danwel de bekering van christenen tot Islam te voorkomen. En allen beschreven Islam, Mohammed (saw) en de moslims dan ook op min of meer dezelfde wijze als Johannes van Damascus had gedaan. Islam was anders dan het christendom en daarom niets meer dan een duivelse ketterij en Mohammed (saw) was een door de duivel bezeten valse profeet. Mohammed (saw) en de moslims werden de karakteristieken toegeschreven die recht tegenover de karakteristieken stonden die de Kerk juist achtte, beiden leken in de polemieken meer op duivelen dan op mensen. Bijvoorbeeld leefden de christenen op basis van het idee van "het vlees is zwak", en dat de goede christen zich verzet tegen de vleselijke lusten. Mohammed (saw) en de moslims werden daarom voortdurend afgebeeld als lieden die enkel hun lusten volgden, op seks beluste barbaren. En christendom pretendeerde de religie van liefde en mededogen te zijn. Islam werd daarom afgebeeld als de religie van barbaren die de vlakten afstruinden moordend en rovend zonder liefde of mededogen.
Zo wordt Mohammed (saw) dan ook door priester Eulogius van Cordoba (gestorven 859 n.C.) net als bij Johannes van Damascus afgebeeld als de antithese van de Jezus van het christendom, als een leugenaar, een bedrieger en een verleider van de mensen, enkel en alleen omdat de boodschap van Islam anders is dan de boodschap van het christendom. In zijn betoog tegen Islam noemt Eulogius een aantal van zogezegde "misdaden" van Mohammed (saw), oftewel leerstellingen van Islam die conflicteren met leerstellingen van het christendom:
"Mohammed, de heiligschenner, leert de mensen dat Christus het woord van God is, door Hem geïnspireerd, en weliswaar een groot profeet was, maar zonder de macht van God, eerder zoals Adam, niet gelijk aan God de Vader."
Daarom is Mohammed (saw) volgens Eulogius een "valse profeet" en de "anti-Christ". Zich richtend tot profeet Mohammed (saw) schrijft hij: "Oh hoofd zonder hersenen en hart bezeten door Satan! Oh corrupt lichaam en thuis voor onreine zielen! Oh tong, waard om door een zwaard in tweeën gesplitst te worden! Oh instrument van de demonen en symfonie van de Duivel!"[4]
Om deze beschrijving van Mohammed (saw) kracht bij te zetten herhaalt Eulogius in zijn geschriften ook het verhaal van Johannes van Damascus betreffende het huwelijk van profeet Mohammed (saw) met Zaynab, dat dus al vroeg bij de niet-moslim studenten van Islam een geliefd verhaaltje werd om Mohammed (saw) mee zwart te maken. Een leugentje om bestwil, zouden Johannes van Damascus en Eulogius van Cordoba ongetwijfeld hebben gevonden.
Niet om een breder publiek iets te laten leren over Islam, noch om begrip tussen moslims en christenen tot stand te brengen, liet Peter de Eerwaarde ("Heilige Petrus", 1092 - 1156) in 1143 door Robert van Ketton de Koran vertalen naar het Latijn. Dit, in de hoop christenen ermee aan te kunnen zetten tot het werken aan de uitroeiing van Islam. In een brief over zijn vertaling van de Koran aan Bernardus van Clairvaux geeft Peter de Eerwaarde iets weer van de drijfveer achter zijn studie en werk:
"Ik zend ﷻ, dierbare, de nieuwste vertaling van een geschrift, dat afrekent met de kwalijke ketterij van die schurk Mohammed, en dat, toen ik onlangs in Spanje verbleef, op mijn aandringen uit het Arabisch in het Latijn vervaardigd is. (...)
Dit dwaalgeloof par excellence, met dit schuim van alle ketterijen, waarin al de overblijfselen van de sinds de komst van de Heiland ontstane duivelse dwaalleringen samengeflanst zijn, opdat men erkenne dat men dit dwaalgeloof, als eenmaal de domheid en verwerpelijkheid daarvan is blootgelegd, moet vervloeken en met voeten treden, terwijl men toch erkennen moet dat reeds de halve wereld door zijn dodelijke verpestende invloed geïnfecteerd is.
Hij was een Arabier van lage afkomst en vervolgens een aanhanger van de oude afgodendienst, zoals ook de andere Arabieren destijds nog waren, hij was onontwikkeld en had van wetenschappen zo goed als geen vermoeden, was echter handig en zeer gewiekst; zo kwam hij van nederige geboorte en armoede tot rijkdom en aanzien.
Door zijn geleidelijke sociale opkomst, doordat hij alle mogelijke mensen, speciaal echter zijn bloedverwanten, door intriges, rooftochten en persoonlijke aanvallen veelvuldig schrik aanjoeg, terwijl hij door moord - hetzij heimelijk of openlijk - de angst voor zijn persoon aanwakkerde, kwam het spoedig zo ver, dat hij de heerschappij over zijn volk nastreefde, vooral toen ook bij gemeenschappelijke beraadslagingen zijn overwicht vaker aan het licht gekomen was. Hij had er over gehoord, dat de profeten van God grote mannen waren geweest, en noemde zich daarom eveneens Gods profeet; om iets goeds voor te spiegelen trachtte hij hen stuk voor stuk van de afgodendienst weg te leiden - echter beslist niet naar de ware God, maar tot het bedrog van zijn ketterij, die hij al enige tijd aan het uitbroeden was."[5]
Mohammed (saw), bij deze Peter een schurk die "handig en zeer gewiekst" voor eigen gewin de mensen verleidt naar Islam, waarvan de ketterij toch duidelijk is.
Deze eerste vertaling van de Koran was incompleet en ging samen van verscheidene beledigende en belasterende commentaren op de boodschap van Islam en profeet Mohammed (saw), om juist deze boodschap van Islam als ketterij over te doen laten komen op de lezers. Ook de "studie" van Peter de Eerwaarde was dus allerminst om Islam te leren kennen en begrijpen. Zijn studie kende als doel het verwezenlijken van de capaciteit om de mensen betreffende Islam te beïnvloeden, om hen Islam en Mohammed (saw) te laten haten, om hen te laten vechten tegen Islam en om te voorkomen dat zij "het schuim van alle ketterijen" zouden overdenken. Objectief valt het werk van dan ook niet te noemen, en vol van argumenten in de zin van eerlijke beoordelingen van feiten met relevantie betreffende Islam en profeet Mohammed (saw) staat zij ook niet bepaald. Toch zou zij voor lange tijd het standaardwerk zijn voor de Europeanen die iets wilden leren over Islam. Nadat, echter, kruistocht op kruistocht geëindigd was in een nederlaag voor de christelijke "soldaten van God", kwam er langzaam maar zeker meer kritiek op deze vertaling. Johannes van Segovia (gestorven 1458 als Kardinaal van Spanje) stelde dat het onjuist was om met een christelijke visie de Koran te vertalen en te becommentariëren. Uit het feit dat al de kruistochten in nederlagen voor de christenen waren geresulteerd, stelde Johannes van Segovia voor dat er een lering moest getrokken worden. De moslims waren blijkbaar beter in staat om oorlog te voeren dan de christenen, die ten slotte ook de religie van vrede en liefde volgden en niet de "religie van het zwaard" zoals de moslims[6]. Een nieuwe en juistere vertaling van de Koran moest er komen om de christenen in staat te stellen Islam echt te begrijpen, omdat enkel zo Islam kapot gemaakt zou kunnen worden. Wanneer de christenen Islam goed zouden begrijpen dan zouden zij de ideeën van de moslims kapot kunnen maken, en dan zou de victorie van het christendom over Islam gerealiseerd kunnen worden. Johannes van Segovia naam daarop een geleerde moslim in dienst om opnieuw de Koran voor hem te vertalen van het Arabisch naar het Latijn. Hij nam het op zichzelf om een vertaling vanuit het Latijn naar het Spaans te bewerkstelligen. Tevens kwam Johannes van Segovia met het idee om een contraferentia te organiseren waar de christenen en moslims samen zouden kunnen spreken over hun beider religies, en waar de christenen dan na studie van Islam de moslims de fouten in Islam duidelijk zouden kunnen maken om hen tot bekering tot christendom over te halen.
Nicolaas van Cusa (1401 - 1464) nam dit idee van Johannes van Segovia verder op. Nicolaas was van Duitse afkomst, en op verzoek van de paus schreef hij een repliek op Islam in een poging de ideeën van Islam onderuit te halen. Voor dit doel bestudeerde Nicolaas de werken van Johannes van Damascus en Peter de Eerwaarde, en een aantal geschriften over Islam van joodse origine. In 1460 presenteert hij de vrucht van zijn arbeid, de Cribratio alchorani, in de introductie waarvan hij zich richt tot de paus en hem vertelt dat het boek een inleiding zou bieden tot "de Mohammedaanse sekte" en "zal openbaren dat de Bijbel juist is". In zijn boek doet Nicolaas van Cusa twee dingen. Ten eerste kleineert en beliegt hij de Koran en Mohammed (saw), door grotendeels te herhalen wat Johannes van Damascus voor hem vertelde. Dus vertelt Nicolaas dat Mohammed (saw) een door de duivel bezeten mens was, en dat Islam niet meer is dan een dwaling weg van het christendom. Hij vertelt dat Mohammed (saw) bij het bedenken van Islam geholpen is door twee "afgedwaalde" christenen, Sergius de Nestorijn en Bahira de Jakobijn, en twee "perverse joden", Phineas en Abdia-genaamd-Salon. Ten tweede probeert Nicolaas door middel van de Koran de onjuistheid van Islam en de juistheid van het christendom te bewijzen. Voor dit doel ziet hij het niet als een schaamtevolle daad om de tekst van de Koran te verdraaien, noch om over de geschiedenis van Mohammed (saw) te liegen. Integendeel, dit wordt zijn voornaamste methode. Nicolaas van Cusa, met andere woorden, bestudeerde Islam om haar te kunnen verdraaien. Dus waar de fouten en onjuistheden in de geschriften van eerder niet-moslim studenten van Islam nog te wijten zouden kunnen zijn geweest aan de simpelweg gebrekkige kennis van Islam die toendertijd bestond in Europa, gaat dit argument bij Nicolaas van Cusa overduidelijk niet meer op.[7]
Zo kenmerkt zich het begin van de studie van Islam door niet-moslims als allen pogingen de veronderstelde "valsheid van Islam en Mohammed" te openbaren, of als onderdeel van de strijd tegen Islam. Islam wordt niet geaccepteerd als een religie op zichzelf, die men bestudeert om te kunnen beoordelen of zij juist is of onjuist. Islam is immers anders dan het christendom en daarom bij voorbaat "vals" en "ketters". Wanneer men Islam bestudeert dat is dit met het doel deze verschillen duidelijk te maken, zodat iedereen wel moet oordelen dat Islam ketterij is vanwege deze verschillen.
Islam, Mohammed (saw) en de moslims worden al de eigenschappen toegedicht die de christenen verwerpelijk achten, en de studie van Islam staat in het teken van zoeken naar voorbeelden die deze beschrijving kan rechtvaardigen. Men weet dus al wat men wil zeggen over Islam, en men zoekt naar zaken die men kan gebruiken om deze gewenste verhalen te kunnen onderbouwen. De studie van Islam en de interpretatie van gebeurtenissen met betrekking tot Islam is dus niet objectief en eerlijk, maar is gebaseerd op vooringenomenheid. Het doel van de studie is niet om Islam te leren kennen of begrijpen, maar het doel is rechtvaardigingen te vinden voor het vooraf bepaalde beeld van Islam, Mohammed (saw) en de moslims, voor de opvatting over Islam die men heeft aangenomen voordat men met de studie van Islam begon. En uiteindelijk ontwikkelt zich dit tot bestuderen van Islam om haar vervolgens te kunnen ondermijnen, door Islam vals te presenteren, haar te verdraaien en over haar te liegen in de richting van christenen en (onwetende) moslims zoals Nicolaas van Cusa deed. Oftewel, in eerste aanzet wordt Islam bestudeerd en later verdraaid als onderdeel van de christelijke strijd tegen Islam.
Oriëntalistiek en kolonialisme
In de 17e en 18e eeuw n.C. ziet de wereld er geheel anders uit dan in de tijd Johannes van Damascus, Eulogius, Johannes van Segovia, Nicolaas van Cusa en de vele anderen zoals hen die ongenoemd zijn gebleven. In het tijdperk van deze allereerste niet-moslim studenten was de Islamitische wereld absoluut dominant in de wereld, zowel wetenschappelijk, materieel als militair en voor hen was de studie van Islam een reactie op de komst van Islam en een manier van strijden tegen Islam. Maar naarmate de macht en invloed van de Khilafah afnam in de wereld, veranderde ook de rol die de studie van Islam door niet-moslims speelde. In de 17e en 18e eeuw n.C. begonnen de Europeanen een militair overwicht tegenover de Khilafah te ontwikkelen, en ontdekten de Europese natiestaten het kolonialisme. Ten gevolge hiervan kwamen grote delen van de wereld, waar de mensen moslim waren en die eerst onder bestuur van Islam hadden gestaan, onder bestuur van Europeanen. Zo vochten in Azië de Britten, Hollanders en Portugezen tezamen tegen de invloed van Islam, en tegen elkander voor de vergaringen van koloniën. Vooral de Britten leerden al heel snel dat bekendheid met de tradities en gebruiken van de mensen in het Indisch subcontinent hen een strategisch voordeel bood bij de strijd om koloniën. Zij stuurde daarom haar agenten naar Indië om de taal te leren van de mensen, om de gebruiken te leren van de mensen, en om te leven onder de mensen. De kennis en invloed die Groot-Brittannië op deze manier vergaarde stelde haar in staat om ten nadele van Nederland, Portugal en Frankrijk -en niet te vergeten de lokale bevolking- continentaal Indië tot kolonie te nemen.
Jaloers op dit Britse succes in Azië nam Napoleon de Bonaparte zich voor om Frankrijk ook aan koloniën te helpen in de oriënt. Op Egypte, dat gelegen was op de route van de kortste weg van Groot-Brittannië naar Azië, viel zijn keus. Ten eerste omdat aan Egypte Frankrijk iets zou kunnen verdienen, ten tweede omdat Egypte als uitvalsbasis kon dienen voor verdere imperialistische militaire campagnes ter verovering, en ten derde omdat het bezetten van de kortste route naar Azië Frankrijk enige mate van invloed zou geven over Groot-Brittannië. Napoleon had voor zichzelf een heel nauwkeurig stappenplan ontwikkeld dat uiteindelijk zou moeten leiden tot koloniaal succes in de oriënt. Zijn ambitie volgde kort op de Franse Revolutie van 1789, die met zich mee had gebracht de volkomen nieuwe wereldbeschouwing van democratie, vrijheid, gelijkheid en broederschap. Napoleon nam zich voor deze waarden te gebruiken om de eerste stap van zijn plan te realiseren. Het thuisfront werd enthousiast gemaakt door te verkondigen dat Frankrijk de verheven waarden van de Franse Revolutie zou gaan verspreiden over de wereld. Niet zou Frankrijk uit zijn op een goedkope plundertocht, neen, Frankrijk zou de barbaren van de oriënt -de moslims!- gaan redden door hen de idealen van de Franse revolutie te brengen! Als tweede stap zag Napoleon de vergaring van kennis over de oriënt. Hiervoor begaf hij zich naar het Institut de France en vleide hij de wetenschappers aldaar door interesse in hun werk te tonen. Eens hij de heren van de wetenschap voor zich gewonnen wist, zette Napoleon tezamen met hen aan op een studie van de oriënt in dienst van zijn koloniale plannen. Napoleon bezocht bibliotheken in Italië alvorens schip te zetten naar Egypte, en bestudeerde daar hij al wat beschikbaar was aan boeken van Europese auteurs over Islam, Egypte en de gebruiken van de moslims in Egypte. 287 boeken, waaronder een vertaling van de Koran, nam hij uiteindelijk mee op zijn reis, want in kennis over het gebied van bestemming zag Napoleon het middel om efficiënt te kunnen heersen en controleren.
Met Napoleon reisden ruim 1000 wetenschappers van verschillende vakgebieden naar Egypte, waaronder een groot aantal westerse niet-moslim studenten van Islam. Hoe goed leerde Napoleon hun lessen. De commandanten van het koloniale Franse leger kregen de strikte opdracht om bij hun contacten met de lokale bevolking te allen tijde de adviezen van deze oriëntalisten te volgen. Zijn soldaten kregen onderricht in de gebruiken en tradities van de moslims in Egypte, en ze kregen de opdracht niets te doen wat opgevat zou kunnen worden als respectloos tegenover Islam. Zo wilde Napoleon het vertrouwen van de mensen in Egypte winnen en een nationale opstand tegen de Fransen voorkomen.
Zelf deed Napoleon de meeste moeite om zijn kennis van Islam nuttig te gebruiken. Hij tooide zich in het openbaar in Arabisch gewaad met tulband, als een ware Arabische sheikh. Hij verkondigde bij aankomst:
"Oh mensen van Egypte, men vertelt u dat ik ben gekomen om jullie religie kapot te maken, maar geloof hen niet. Antwoord hen en zeg dat ik ben gekomen om u uw rechten terug te geven, en dat ik meer eerbied ken voor Allah, Zijn profeet en de Koran dan de Mameloeken[8]. Qadis, sheikhs en imams, vertel de mensen dat wij de ware moslims zijn."
Napoleon liet door hem geselecteerde Islamitische geleerden bijeenkomen in Caïro en gaf hen opdracht in de richting van de moslims van Egypte de fatwa te verkondigen dat Islam het toestond dat Napoleon over hen regeerde, omdat hij rechtvaardig was. En proclamaties gericht aan het volk van Egypte waren altijd doordrenkt van verzen uit de Koran of overleveringen van de profeet (saw) om de moslims van Egypte het idee te geven dat ze met een ware Islamitische heerser van doen hadden tegen wie ze van Islam niet mochten opstaan, en begonnen steevast met de zin:
"In de naam van Allah, de Barmhartige, de Genadevolle. Er is geen illah buiten Allah. Hij heeft geen zoon, noch kent Hij een gelijke in Zijn koninkrijk."
Napoleon, met andere woorden, of as Soeltan al Kabier zoals hij zichzelf graag liet noemen, gaf de studie van de oriëntalisten voor de eerste maal heel nadrukkelijk de nieuwe rol van instrument ter overheersing van de moslims. Hij rekende erop dat de arbeid van de oriëntalisten hem in staat zou stellen de moslims te misleiden, zodat ze zijn overheersing zouden accepteren en zich niet tegen hem zouden keren. Of zoals hijzelf zei aan het einde van zijn campagne:
"Ik was vol dromen. Ik zag mezelf een nieuwe religie stichten en Azië veroveren rijdende op een olifant met een tulband op mijn hoofd, met in mijn hand een nieuwe Koran die ik aan zou hebben gepast naar mijn belangen."
De publicatie van het Een verhandeling over de Ongelijkheid van de Menselijke Rassen door de graaf Arthur de Gobineau (1816 - 1882) in 1853, duwde de reden voor het bestaan van de oriëntalistiek verder in de richting die Napoleon er voor het eerst aan had geven. De Gobineau beargumenteert in zijn Verhandeling namelijk dat niet alle rassen gelijk zijn, en dat het Kaukasische ras (de blanke Europeaan) superieur is aan al de andere rassen in de wereld, een opvatting die De Gobineau ontwikkelde in de tijd dat hij door Napoleon III uitgezonden was als diplomaat naar Perzië[9].
Ernest Renan (1823 -1892) was een Franse filoloog, wat betekent dat hij zich bezig hield met de vergelijkende literatuurwetenschappen, en was een goede vriend van graaf De Gobineau. Renan was de grondlegger van de zogenaamde "Semitische filologie", waaronder de literatuur, taal, religie, et cetera, van de Semitische volkeren (lees: moslims en joden) bestudeerd werd. Hij adopteerde een groot deel van de filosofie van de Gobineau, maar beargumenteerde dat "rassen" niet door afkomst of bloed bepaald werden, maar door de taal die iemand sprak of de religie die iemand aanhing. Volgens De Gobineau was de superioriteit van Europa in de wereld het natuurlijke gevolg van de superioriteit van het Kaukasische ras ten overstaan van de rassen van de oriënt, maar volgens Renan was taal en de religie de oorzaak voor de inferioriteit van de oriënt. En op basis van zijn filologische studie van de Semitische volkeren kwam Renan tot de conclusie dat dezen onoverkomelijk inferieur en irrationeel waren, en dus voorbestemd om door de Europeanen geregeerd te worden.
De studie van Renan in de details van de Semitische talen en religies brachten hem tot de volgende conclusies betreffende Islam:
"Islam is de minachting van de wetenschap, de onderdrukking van de samenleving; het is de afschuwelijke eenvoud van de semitische geest die het verstand verdrukt, sluit voor ieder verfijnd idee, elk fijn gevoel, ieder rationeel onderzoek, alles in dienst van die ene eeuwige herhaling: God is God."
In zijn lezing L'Islamisme et la Science stelde Renan dat Islam wegens een vermeend fanatisme en dogmatisme wezenlijk niet in staat was tot rationalisme of onderzoek; wetenschap en filosofie kende ze niet, stelde Renan. Vandaar de "vaststelling" die volgens Renan iederéén wel moest maken die ook maar minimaal bekend was met Islam:
"De intellectuele nietigheid van de rassen die alleen uit (Islam) hun cultuur en hun opleiding nemen."
Islam als godsdienst mocht al dan niet "mooie passages" tellen, voor de menselijke rede was het niet anders dan schadelijk geweest. De toekomst van de mensheid lag toch echt bij het Arische Europa - op één voorwaarde, evenwel: de vernietiging van de theocratische macht van Islam, oftewel alles van Islam buiten de aanbidding. [10]
Napoleon had dus voor de eerste maal de oriëntalisten officieel het bestuur over de moslims tot taak laten nemen. Renan verlegde het perspectief van de westerse studie van Islam tot in het teken van het bewijzen van de inferioriteit van Islam en de moslims ten overstaan van de Europeanen, om zo de koloniale verlangens onder de Europeanen te rechtvaardigen. Deze ideeën zouden de koloniale tijd domineren. Islam werd in Europa (en Rusland en Amerika) bestudeerd om haar inferioriteit te kunnen bewijzen, en om de Europeaan in staat te stellen over deze inferieure mensen te regeren.
Bijvoorbeeld Evelyn Baring (1841 - 1917), beter bekend als Lord Cromer, was de regent in Brits Egypte en was een westerse student van Islam in de lijn van Renan. Lord Cromer verkondigde dat de meeste inwoners van de oriënt niet in staat waren zichzelf te regeren, ofwel ten gevolge van de intellectuele beperkingen die volgens hem zo kenmerkend waren voor de oriënt, ofwel ten gevolge van de invloed van Islam, maar meest waarschijnlijk ten gevolge van beide effecten. "Het heeft geen zin om teveel navraag te doen naar wat deze mensen zelf willen", stelde Lord Cromer, omdat volgens hem het beleid voor Egypte bepaald moest worden door het "schijnende licht van de westerse kennis en ervaring".
Het meest schrijnende voorbeeld van de achterlijkheid van de moslims in de oriënt was voor lord Cromer de hoofddoek van de moslimvrouwen:
"Totdat de moslims deze barbaarse praktijk verlaten zullen zij nooit vooruit komen in de moderne wereld, en zij zullen het nodig hebben geregeerd te worden door het westen."
Lord Cromer mocht daarom heel graag de Britse bezetting van Egypte rechtvaardigen door te verklaren dat de Britse heerschappij in de landen van de moslims simpelweg noodzakelijk was om de arme moslim vrouwen te kunnen bevrijden van deze verschrikkelijke onderdrukking. Overigens, terzelfder tijd was Lord Cromer in Groot-Brittannië lid van een gemeenschap wiens doelstelling het was te voorkomen dat vrouwen kiesrecht zouden krijgen... .
Het "wetenschappelijk" bewijs voor zijn overtuiging van de inferioriteit van moslim haalde Lord Cromer uit een gebeurtenis terwijl op reis door Egypte. Hij vroeg eens aan een Egyptische boer of deze zijn linker oor aan wilde raken. Waarschijnlijk met de bedoeling de draak te steken met Lord Cromer gezien diens absurde en rare verzoek, stak de Egyptische boer zijn rechterhand uit over zijn hoofd heen en raakte zo met deze rechterhand zijn linkeroor aan. Maar Lord Cromer begreep iets volledig anders uit dit "wetenschappelijke experiment" van hem: voor Lord Cromer vormde dit het bewijs van de intellectuele superioriteit van het Britse ras over het Semitische ras!
Lord (George Nathaniel) Curzon (1859 - 1925), de Britse Viceroy in India van 1899 tot 1905, hield eens een toespraak voor het Britse parlement, ter ondersteuning van het verzoek tot financieren van een nieuwe School voor Studie van de Oriënt. In deze speech zou hij heel precies de nieuwe rol en het doel van de studie van de oriënt uitleggen. Het resultaat van de westerse (Britse) studie van de oriënt -"onze bekendheid met niet enkel de talen van de mensen in de oriënt maar tevens met hun gebruiken, hun emoties, hun tradities, hun geschiedenis en religie"- was volgens hem hetgeen "waardoor we de positie die we hebben gerealiseerd ook in de toekomst veilig zullen kunnen stellen".[11]
Thomas Edward Lawrence (1888 - 1935), beter bekend als Lawrence of Arabia is ongetwijfeld het meest bekende product van deze lichting van westerse studenten van de oriënt. Lawrence werd als oriëntalist officier bij de Britse inlichtingendienst in het Midden-Oosten, en zou later degene zijn die de sjarif van Mekkah zou overhalen om in opstand te komen tegen de Ottomaanse Khalifah ten tijde van de Brits / Frans / Italiaans / Russische oorlog tegen de Khilafah. Over zijn ervaringen in de woestijn van Arabië schrijft Lawrence later in zijn boek De zeven pilaren van wijsheid, waarin hij uitlegt wat zijn studie van de Arabier en Islam hem zo al geleerd had:
"Semieten kennen geen nuance in hun meningen. ... Ze zijn een volk van dogma's. ... Ze begrijpen de introspectie niet. ... Ze zijn beperkte, oppervlakkige mensen. ... Hun overtuigingen zijn een reactie op hun instincten. De bedoeïne kan niet naar God zoeken in zichzelf."[12]
Oftewel, volgens Lawrence kan de Semiet (Arabier) niet denken, want de Semiet kan enkel zijn lusten achterna lopen, en daarom hebben de Semieten ook deze achterlijke religie Islam waarbij ze God niet in zichzelf zoeken zoals dit hoort volgens de juiste religie het christendom...
Waarvoor deze oriëntalistische kennis die Lawrence opdeed uiteindelijk toe diende, zet hij uiteen in een andere publicatie van zijn hand, Zevenentwintig artikelen, waarmee hij de Europaan probeert te leren hoe hij de Arabieren kan overheersen:
"Doe het de eerste paar weken rustig aan. Een slechte start valt moeilijk goed te maken, en de Arabieren baseren hun oordelen op uiterlijkheden die wij negeren. Als je eenmaal in de belangrijkste kringen van de stam bent geïntegreerd, dan kun je doen wat je wilt met hen."
Oftewel, als ze je vertrouwen, dan vallen ze heel eenvoudig te manipuleren...
"Als je één keer hun vooroordelen kent, dan zul je zo goed als altijd kunnen voorspellen wat ze gaan doen."
Oftewel, het zijn mensen van heel eenvoudige geest, erg voorspelbaar allemaal...
"Het is moeilijk om stil te blijven wanneer je ziet dat alles mis loopt, maar des te minder je je geduld verliest, des te groter zal je succes zijn. Ook zul je enkel dan niet gek worden."
Oftewel bij Arabieren loopt altijd alles verkeerd, bereid je hier maar op voor...
"Probeer niet teveel zelf te doen, het is beter dat de Arabieren het doen op een manier die acceptabel is dan dat jij het doet zoals het goed is."
Oftewel, de Arabier is tot niet meer in staat dan dingen te doen op een acceptabele manier, de superieure Europeaan kan maar beter accepteren dat door de Arabier nooit iets op de goede manier gedaan zal krijgen, en de superieure Europeaan kan het beste de Arabier in de waan laten wanneer deze denkt dat hij het goed doet...
"Hoewel moeilijk om voort te drijven zijn de Arabieren makkelijk om te leiden, als je geduld met hen hebt."
Oftewel, het zijn net schapen die Arabieren...
"Het begin en het eind van het manipuleren van de Arabier is het continue bestuderen van hem."[13]
Oftewel, wij superieure Europeanen zijn in staat om hen beter te begrijpen dan zij zichzelf begrijpen, en dit is heel makkelijk voor ons. En wanneer wij hen even bestuderen is het heel eenvoudig voor ons hen te manipuleren, zulke eenvoudig wezens zijn die Arabieren. Lang leve de oriëntalistiek!
Het begin van de moderne oriëntalistiek
Halverwege de 19e eeuw n.C. ontwikkelt zich wat men vandaag de dag noemt de kritisch-objectieve studie van de oriënt, in het bijzonder Islam. Uiterlijk distantieert deze stroming zich nadrukkelijk van de oriëntalisten uit de middeleeuwen wie men weinig objectiviteit in hun studie van Islam kan toedichten, en die in plaats van Islam te willen leren kennen en begrijpen eerst en vooral geïnteresseerd waren in het verwerpen van Islam. Ook distantieert de kritisch-objectieve studie van Islam zich van de mensen zoals T.E. Lawrence, voor wie de studie van Islam eerst en vooral racistische en koloniale motieven diende. De kritische oriëntalistiek werd bestudeerd en gedoceerd aan de universiteiten en probeerde Islam enkel uit nieuwsgierigheid te begrijpen en te verklaren, zo stelden de kritische oriëntalisten.
Gustav Weil (1808 - 1889) uit Duitsland was de één van de allereersten van deze kritische studenten van Islam. Weil was eigenlijk voorbestemd om rabbijn te worden, maar volgde uiteindelijk een opleiding filologie, geschiedenis en Arabisch. Weil studeerde de oriëntalistiek verder in Frankrijk, waarna hij vervolgens als adviseur verbonden was aan de Franse militaire campagne in Algerije. In 1843 publiceerde Weil na lange studie een biografie van Mohammed (saw), waarbij hij zich echter enkel en alleen baseerde op Europese bronnen zoals de geschriften van Johannes van Damascus: Mohammed de profeet, zijn leven en leerstellingen. Na eerder een vertaling te hebben verzorgd van Duizend en één nachten bevestigde deze biografie Gustav Weil als een van de meest vooraanstaande oriëntalisten van zijn tijd. In het boek probeert Weil Islam en Mohammed (saw) te begrijpen door studie naar zijn leven, en Weil beargumenteerde dan ook ondermeer dat Mohammed (saw) geen openbaringen van Allah (swt) had gekregen zoals Islam beweert, maar gewoon epileptisch moest zijn geweest: Islam was het resultaat van verandering van verhalen die Mohammed (saw) verteld werden door joden en christenen in zijn omgeving, beweerde Weil, als voorbeeld waarvan hij Waraqa bin Naufal bin Asad bin 'Abdoel 'Oezza de neef van Khadijah aanhaalde. Deze mensen vertelden Mohammed (saw) over hun religie, en Mohammed (saw) zou dit volgens Weil verdraaid hebben om daardoor zijn eigen religie te kunnen stichten.
Weil was ook uitermate sceptisch tegenover de bronnen van informatie die de moslims voortgebracht hebben, en was het oneens met feitelijk al de interpretaties van gebeurtenissen in de Islamitische geschiedenis van moslim geleerden van Islam. Weil verklaarde dat aangezien Imam Boechari slechts omstreeks 6.000 van de hem bekende 600.000 hadith als sahieh betitelde, een uitgebreide studie door westerse studenten van Islam ongetwijfeld zou aantonen dat tenminste 4.000 van de overgebleven 6.000 hadith sahieh ook nog eens vervalsingen waren. Aloys Sprenger (1813 - 1893) werkte voor het koloniaal bewind van Groot-Brittannië in India. Sprenger verklaarde in India volledig nieuwe bronnen te hebben ontdekt betreffende het leven van Mohammed (saw) -"tot dusver onbenut gebleven bronnen"- en schreef op basis van deze bronnen een nieuwe biografie van Mohammed (saw). Sprenger, die buiten een oriëntalistische opleiding tevens dokter in de medicijnen was, hield de openbaringen aan Mohammed (saw) voor epileptische aanvallen evenals Gustav Weil. Maar, stelde Sprenger, soms waren het ook aanvallen van hysterie omdat dit volgens hem een aandoening was die wel vaker voorkwam bij wezen. Sprenger hield Mohammed (saw) daarom voor een bedrieger, en beweerde dat Mohammed (saw) de eerste jaren van zijn profeetschap de mensen vertelde dat hij hen de Bijbel en de Torah in het Arabisch bracht, niet een nieuwe openbaring, en dat pas later Mohammed (saw) van idee veranderde en toen ging zeggen dat zijn openbaringen een nieuwe boodschap was.
Betreffende de hadith beweerde Sprenger dat de mensen van de oriënt behoefte hebben aan alomvattende boodschap die hen bij alles voorschrijft wat gedaan moet worden (een behoefte "onbekend voor ons in het westen", zegt Sprenger). Omdat de Koran dit niet bood, zegt Sprenger, hebben latere generaties moslims verzonnen dat de handelingen van de profeet (saw) dan maar gevolgd moeten worden en hebben ze de hadith opgeschreven.
William Muir (1819 - 1905) was een oriëntalist, overtuigde christen, en werkte voor het Brits koloniaal bewind in India. Hij vergeleek de Koran dan ook met de verhalen bekend uit de geschriften der christenen, en hij bestudeerde de Koran volgens de bijbelse methode van studie (de manier van studie die werd gebruikt om de Bijbel te begrijpen). Hij gebruikt het leven van Mohammed (saw) om de Koran de verklaren, omdat, volgens hem althans, Mohammed (saw) immers de auteur (lees: bedenker) van de Koran is. Mohammed (saw) was een goedbedoelende persoon volgens Muir, maar enkel één die ten prooi was gevallen aan de invloed van de grote satan. Van Muir komt ook het idee dat Mohammed (saw) sommige openbaringen in werkelijkheid van de duivel kreeg.
De prestatie van Muir die waarschijnlijk het meest in aanzien staat onder de oriëntalisten is zijn chronologische opdeling van de verzen van de Koran. Muir beweerde dat de verzen door Mohammed (saw) gedicht (!) zijn in zes verschillende fases van zijn leven. De eerste fase was de fase van het leven van Mohammed (saw) waarin hij zich nog niet in het hoofd had gehaald dat hij een boodschapper van God was, stelde Muir. Deze verzen betreffende de soerah's 82, 91, 92, 95, 101, 102, 103, 104, 105 en 106. Oftewel, volgens Muir was een deel van de Koran verzonnen door Mohammed (saw) nog voordat hij profeet werd - de rest verzon hij hierna, aldus Muir.
Theodor Nöldeke (1836 - 1930) leerde Hebreeuws en Arabisch, specialiseerde zich in het in Syrië gesproken Arabisch en de verschillende dialecten hierbinnen. Nöldeke is binnen de oriëntalistiek het meest bekend voor zijn werk met betrekking tot de Koran, waarbij hij voortborduurde op het werk van Gustav Weil en Muir. Dit deed Nöldeke vanuit de overtuiging dat Mohammed (saw) geen profeet was, maar een leugenaar en dichter. Hij hield Mohammed (saw) voor een epilepticus net als Sprenger, en hij probeerde de verschillende verzen van de Koran te herordenen op basis van stijl van taal. Naar zijn idee is de groepering van de verzen in soerah's grotendeels willekeurig gedaan door de moslims na Mohammed (saw). Als zodanig bestreed hij de islamitische traditie die stelt dat Mohammed (saw) zelf de moslims heeft gedicteerd welk vers bij welk hoofdstuk hoorde, en in welke volgorde dezen horen. Volgens Nöldeke moet de meest intense ervaring van inspiratie aan het begin van het leven van Mohammed (saw) geweest zijn, en hij stelde dan ook dat de meest emotionele en poëtische verzen dan ook het eerst geopenbaard (of beter: verzonnen) moeten zijn geweest. Later werd het dichten rijmen meer een bekende oefening voor Mohammed (saw), volgens Nöldeke, en werd de stijl dus ook meet recht-toe-recht-aan. Nöldeke onderscheidde uiteindelijk 4 periodes van openbaringen, drie verschillende periodes in Mekkah en één in al Madinah.
Nöldeke behandelde tevens de verschillen tussen de Koran en het Oude en Nieuwe Testament voor wat betreft de verhalen die alle drie de bronnen behandelen. Ze zijn volgens Nöldeke het resultaat van de orale tradities waarmee Mohammed (saw) bekend met deze verhalen was geworden. Had Mohammed (saw) de boeken gelezen in plaats van de zich te baseren op orale tradities, dan zouden deze "fouten" in de Koran zich niet voorgedaan hebben. Met andere woorden, volgens Nöldeke bewijzen de verschillen tussen Islam en de christelijk en joodse verhalen dat Islam vals is. Verder nam Mohammed (saw) volgens Nöldeke gewoonlijk de adviezen van zijn metgezellen over wanneer hij zelf even geen antwoord wist, en verpakte hij dezen dan als openbaringen. Volgens Nöldeke rijmt de Koran niet omdat Mohammed (saw) geen goede dichter was, en daarom, zegt Nöldeke, worden sommige woorden met opzet verkeerd uitgesproken door Mohammed om de Koran toch nog een beetje te laten rijmen. De God van Mohammed is een despoot, verklaarde Nöldeke.
Het meest prominente werk van Richard Bell is zijn vertaling van de betekenissen van de Koran, die hij samen liet gaan met een eigen herordening van de soerah's en verzen van de Koran "in lijn met de kritische traditie" (The Qur'an translated with a critical re-arrangement of the Surahs, 1937). Bell, anders dan Nöldeke, keek en herordende grotendeels vers voor vers, terwijl Nöldeke de soerah's meestal in tact liet. Andere overwegingen die zowel Bell als Nöldeke meenamen voor hun herordening van de Koran waren bijvoorbeeld de onderwerpen die worden besproken in de soerah's. Volgens de heren moeten de verzen die verhalen vertellen bekend uit de Torah gekomen zijn pas nadat Mohammed (saw) in contact was gekomen met de joden die hem deze verhalen konden leerden. En de verzen die de politheïstische gebruiken van de Qoraysh afwijzen zijn volgens beiden gekomen nadat de Qoraysh hun weerstand tegen de nieuwe religie hadden laten zien. Richard Bell beargumenteerde verder dat veel van de onderwerpen in de Koran ingegeven waren door de kennis die Mohammed (saw) had opgedaan van joden betreffende de Torah, en van ketterse christenen.
Deze bewering werd opgepakt door Henri Lammens (1862 - 1937), geboren te Gent, en auteur van het boek "Was Mohammed oprecht?". Lammens werd op 15-jarige leeftijd lid van de jezuïeten orde in Beiroet, en deze oriëntalist beweerde dat Islam feitelijk een gesimplificeerde vorm van het Jodendom was, oftewel een jodendom aangepast aan de intellectuele capaciteiten van de Arabieren.
Een nieuwe episode in de kritische studie van Islam door westerse niet-moslim studenten werd geschreven door de Ignaz Goldziher. Ignaz Goldziher (1850 - 1921) kwam uit een joodse familie in Székesfehérvár, Hongarije, en studeerde Arabisch aan de universiteit van Budapest onder Ármin Vámbéry. Ármin Vámbéry (1832 - 1913) was een Hongaar van joodse komaf, die buiten Duits, Latijn, Russisch, Frans en Engels tevens Turks sprak. Met deze achtergrond leefde hij een tijdlang in Istanboel waar hij een adviseur van Khalifah Abdoel Hamid II werd. Zich voordoend als moslim en verkleed als derwisj reisde hij als spion voor de Britse geheime dienst uitgebreid door Centraal-Azië om het gebied, de volkeren en de heersers daar in kaart te brengen. Met zijn kennis van de volkeren en talen van Centraal-Azië adviseerde hij vervolgens de Britten ten tijde van de Great Game, de koloniale strijd tussen Groot-Brittannië en Rusland om de heerschappij in Centraal-Azië. Goldziher zou uitgroeien tot een zeer voorname oriëntalist. Hij reisde tevens door de landen van de moslims, onder meer Turkije, Syrië en Egypte, waar hij bevriend raakte met Djamaloeddien Afghani en zich voor deed als moslim. Goldziher bestudeerde als oriëntalist de hadith, zoals geopperd door Gustav Weil, en beargumenteerde dat de meeste van de hadith die door de moslim geleerden als betrouwbaar waren geclassificeerd dit in feite niet waren. De moslims, stelde hij, baseerden hun oordeel ten onrechte op de keten van overlevering (isnad). Als de individuen in deze keten betrouwbaar waren dan classificeerden de moslim geleerden als Boecharie en Moeslim, et cetera, de overlevering als betrouwbaar. Goldziher, echter, concentreerde zich eerst en vooral op de inhoud van de overlevering (matn). Naar zijn mening verraadde de inhoud van veel hadith dat ze niet betrouwbaar konden zijn; ofwel omdat ze volgens Goldziher lijken te worden tegengesproken door andere hadith, ofwel omdat ze niet te begrijpen vielen voor Goldziher. Dus, stelde Goldziher, moesten de ketenen van overlevering van deze hadith dan wel vervalsingen zijn. Dit perspectief op de hadith wordt gezien als een van de voornaamste realisaties binnen het vakgebied van de oriëntalistiek.
Christiaan Snouck Hurgronje (1857 - 1936) is Nederlands meest bekende oriëntalist. Hij studeerde onder Nöldeke, en zou een van de eerste niet-moslims in Mekkah zijn om de Hadj mee te maken. Om dit mogelijk te maken deed hij zichzelf voor als moslim, en met geld van de Nederlandse overheid verbleef hij vervolgens in Mekkah en al Madinah. Echter, ten gevolge van een intrige met de Franse ambassade werd hij nog voor het begin van de Hadj Arabië uitgezet. Hurgronje schreef vervolgens wel een boek over de Hadj, wat hem wereldberoemd maakte. Zijn werk bij het onderwerp sjari'a wordt onder oriëntalisten nog altijd gezien als toonaangevend, en veel ervan is verwerkt in een boek van zijn student Juynboll dat tot op de dag van vandaag een veelgebruikt lesboek is aan oriëntalistische opleidingen.
Hurgronje beweert dat Mohammed zijn verzen steeds liet veranderen daar hij "niet in staat was ver vooruit te denken". Mohammed (saw) had geen visie voor de toekomst, en bij zijn sterven was er volgens Hurgronje dan ook nog geen complete religie. Zijn volgelingen hebben dit dus afgemaakt, zegt Hurgronje. Het gebed draagt Hurgronje als voorbeeld aan: "salat kreeg haar verplichte karakter pas na de tijd van Mohammed" en "is een imitatie van de joodse en christelijke gebruiken voor zover Mohammed dezen kende". Verder beweerde Hurgronje dat de hadith niet zozeer overleveringen waren van Mohammed (saw), maar gezegden die toegeschreven werden aan Mohammed (saw) maar die eigenlijk leerstellingen waren uit andere religies die men kende. De hadith waren zogezegd wat de mensen na Mohammed (saw) vanuit andere religies toevoegden aan Islam om Islam compleet te maken.
Hurgronje reisde in opdracht van Nederland naar Atjeh, Indonesië, waar hij als adviseur van het koloniale bewind in dienst trad om te helpen bij de onderdrukking van de opstand onder de moslims van Atjeh tegen het Nederlandse bewind. Hurgronje deed zich voor als moslim-geleerde en leerde de Atjeeërs dat gehoorzaamheid aan Nederland een religieuze plicht was.
Deze mensen zijn natuurlijk slechts een klein aantal van kritische niet-moslim studenten van Islam van eind 19e en begin 20e eeuw, maar toch enkelen van degenen die binnen de kritisch-objectieve studie van Islam destijds het meest prominent waren en dit universitair vakgebied een gezicht hebben gegeven. De kritische niet-moslim studenten van Islam definieren zichzelf als de studenten van Islam die zuiver uit interesse handelen, zonder polemieke of koloniale bijbedoelingen te kennen. Maar afgaande op hun werk zoals hierboven geïntroduceerd valt op dat bij hen allen desalniettemin de geest van Johannes van Damascus, de geest van graaf de Gobineau / Renan en de geest van Napoleon de Bonaparte te ontwaren valt.
Bijvoorbeeld voor wat betreft de geest van Johannes van Damascus, een duidelijke overeenkomst tussen hem en de kritisch-wetenschappelijke oriëntalisten is dat beiden aan de studie van Islam lijken te beginnen met een overtuiging dat Mohammed (saw) zeker geen profeet was. De kritische oriëntalisten zelf begrijpen uit het verschil in verhalen uit christelijke / joodse bron en verhalen uit Islamitische bron verschillende dingen, maar voor hen allen betekent dit verschil dat de verhalen uit Islamitische bron onjuist moeten zijn. Niet veel anders was de basis van beoordeling van Islam bij Johannes van Damascus en Peter de Eerwaarde. En de kritische oriëntalisten verklaren allemaal de overeenkomsten in verhalen uit christelijke / joodse bron en verhalen uit Islamitische bron door te beweren dat Mohammed (saw) zich heeft laten beïnvloeden door christendom / jodendom, maar dat hij (saw) van deze oorspronkelijke verhalen afgeweken is - "ketterij" was het woord dat Johannes van Damascus en consorten voor precies dezelfde stelling gebruikten. Een derde overeenkomst tussen de studenten van Islam in de lijn van Johannes van Damascus en de kritische oriëntalisten is de eeuwige zoektocht naar argumenten voor de stelling dat Mohammed (saw) geen profeet was. Hoewel de uitgesproken vijanden van Mohammed (saw) en Islam nooit zo iets beweerd hebben, zijn de kritische oriëntalisten voor deze reden 1200 jaar na de komst van Islam plotseling gaan beweren dat Mohammed (saw) aan epilepsie of hysterie geleden moet hebben. En de kritisch wetenschappelijk arbeid bij het onderwerp "de chronologie van de Koran" dient eenzelfde doel. De verwoede pogingen van de zijde van de kritische oriëntalisten tot het aanbrengen van chronologie in de openbaringen, op basis van zaken als de emotie die uit de verzen spreekt ("jonge mensen zijn meer emotioneel, dus zijn de meest emotionele verzen van het begin van het profeetschap van Mohammed") of de contacten van Mohammed (saw) met joodse en christelijke bronnen ("de verhalen bekend uit de Torah en Bijbel kunnen pas gekomen zijn na kennismaking met joden en christenen"), zijn pogingen de Koran haar goddelijke eigenschappen te ontnemen. Door deze arbeid, hoofdzakelijk gebaseerd was op gissing en verlangen, wordt een menselijke verklaring gezocht voor verzen van de Koran en dus een argument tegen de leerstelling van Islam dat de Koran het aan Mohammed (saw) geopenbaarde woord van Allah (swt) is.
De oriëntalist Lammens is een heel uitgesproken volgeling van mensen als graaf de Gobineau en de oriëntalist Ernest Renan, wanneer hij Islam een vereenvoudigde versie van het jodendom noemt aangepast aan de intellectuele capaciteiten van de Arabier. Maar Lammens wordt weleens een buitenbeentje genoemd onder de oriëntalisten, iemand die een persoonlijke haat tegen Islam in de weg liet staan van een eerlijke en objectieve studie, en is voor velen dus niet een reprentatief lid van de familie. Maar wat dan moet de mens begrijpen uit de neiging die al de geïntroduceerde kritische oriëntalisten delen, namelijk de neiging om al het onderzoek dat de moslims ooit gedaan hebben te verwerpen en op basis van andere opvattingen over te doen? Een sprekend voorbeeld hiervan is het oriëntalistsche onderzoek naar de hadith. Gustav Weil verwoord de geest van de Gobineau / Renan hierbij heel precies wanneer hij verklaart te verwachten dat ten gevolge van een studie naar de hadith door kritische studenten van Islam ongetwijfeld veel van de hadith sahieh van mensen als Boechari en Moslim onzeker zullen blijken te zijn. Met andere woorden, ongetwijfeld zullen de westerse kritische studenten van Islam een beter onderzoek kunnen doen dan de moslim Arabieren ooit gedaan hebben of ooit zullen kunnen doen. De moslims zelf hebben de hadith verzameld en op betrouwbaarheid beoordeeld door de keten van overlevering te bestuderen. Als de keten van overlevering betrouwbaar is, dan is meest waarschijnlijk dat de overlevering werkelijk van Mohammed (saw) afkomstig is. Voor deze reden hebben de moslims een in de geschiedenis ongekende hoeveelheid arbeid verricht op het gebied van stamboomonderzoek, waarbij naar honderdenduizenden mensen onderzoek werd verricht voor wat betreft betrouwbaarheid, rechtschapenheid, vroomheid, et cetera. Enkel van de mensen waarvan men na al dit werk zeker was dat zij betrouwbaar waren, werden overleveringen geaccepteerd. Maar volgens de oriëntalisten is het niet enkel zo dat de moslims dit werk niet goed uitgevoerd hebben, nee, volgens de oriëntalisten is het zelfs zo dat het fundamentele idee op basis waarvan gewerkt werd -"de keten van overlevering bepaald de betrouwbaarheid van de overlevering"- onjuist is. Een juiste beoordeling van de overlevering kan enkel door onderzoek naar de inhoud van de overlevering, volgens de kritische oriëntalisten. Dit is niet de plaats om deze oriëntalistische opvatting uitgebreid te bespreken, maar enkel haar introductie volstaat om een beeld te geven van de houding van de oriëntalisten tegenover de moslims. Een houding waaruit heel nadrukkelijk blijkt een acceptatie van het idee van de superieure Europeaan tegenover de achterlijke moslim Arabier. Voor de kritische oriëntalist kunnen de werken van de moslim Arabieren gewoon niet vertrouwd worden: ofwel omdat van de moslim Arabier onmogelijk de objectiviteit kan opbrengen die de kritische student van Islam wel kan opbrengen (het denken van de moslims Arabier wordt altijd gehinderd door religieuze dogma's), danwel omdat de moslim Arabier onmogelijk over de intelligentie beschikt waar de kritische studenten van Islam wel over beschikken.
De geest van het oriëntalisme onder Napoleon, ten slotte, uit zich in de continuering van de relatie oriëntalistiek versus kolonialisme ook onder de kritische studenten van Islam. Weil werkte voor het Franse koloniale bewind; Sprenger, Muir en Ámbery voor de Britten, en Hurgronje voor de Hollanders...
Ten Slotte
In de 21e eeuw worden Islam en Mohammed (saw) door de Catholic Encyclopedia beschreven als volgt:
"De Koran bevat dogma, legendes, geschiedenis, fictie, religie en bijgeloof ... fantasierijke beschrijvingen van hemel en hel, de Dag des Oordeels en Wederopstanding, et cetera - een combinatie van feit en fantasie veelal zonder zeggenskracht of originaliteit. De meest betrouwbare delen zijn die waarin christelijke en joodse invloeden duidelijk merkbaar zijn.
...
Tijdens commerciele reizen naar Syrië en Palestina raakte hij (Mohammed (saw)) bekend met joden en christenen, en deed hij imperfecte kennis op betreffende hun religies en tradities. Hij was een teruggetrokken mens, was verslaafd aan bidden en vasten, en leed aan epilepsie.
...
De (Islamitische) bronnen van Mohammeds biografie zijn veel, maar ze zijn allen onbetrouwbaar.
...
De religie van Mohammed, onder diens volgelingen bekend als Islam, bevat feitelijk niets origineels; het is een verwarde verzameling van oorspronkelijk Arabisch heidenisme, jodendom, christendom, sabiisme, hanifisme, en zoroastrianisme.
...
Het is nauwelijks nodig om hier te benadrukken dat de ethiek van Islam uitgesproken minderwaardig is aan die van het jodendom, en nog veel meer minderwaardig aan die uit het Nieuwe Testament."[14]
Dit laat zien dat voor wat betreft de instelling onder de niet-moslim studenten van Islam weinig is veranderd in de voorbije 1300 jaar. Deze encyclopedische kennis beschrijft Islam nog altijd precies zoals werd gedaan 1300 jaar geleden in middeleeuws Europa. De enigste verandering is dat de polemieke roddel en achterklap van de middeleeuwen is verworden "kennis resulterende uit wetenschappelijke studie van het allerhoogste niveau", ook al wordt hetzelfde gezegd.
Zo is de situatie van vandaag de dag: niet Islam bepaalt wat de "ware Islam" is, de oriëntalisten bepalen dit. De oriëntalisten mogen beweren wat zij willen zonder argumenten te hoeven geven, het wordt geaccepteerd als de enige waarheid betreffende Islam. Dit geeft aan hoe invloedrijk de oriëntalisten zijn geworden, zij lijken verheven boven iedere vorm van kritiek. Wie het dan toch waagt om de oriëntalist te vragen naar zijn argumenten, die wordt dan niet gecomplimenteerd omdat hij objectief probeert te zijn maar van hem wordt dan gezegd dat hij zijn hoofd in het zand steekt en weigert de waarheid in te zien. En wie het waagt om de interpretatie en argumentatie van de oriëntalist te plaatsen tegenover een alternatieve interpretatie en argumentatie om beiden op juistheid te toetsen, deze persoon wordt dan niet neergezet als een kritische denker maar als een apologist die probeert recht te praten wat krom is.
Eerlijk is eerlijk, deze introductie tot de huidige oriëntalistiek is een reactie op deze omstandigheid. De reden is om te laten zien dat in tegenstelling tot de situatie nu, juist bij de zogenaamd "kritische oriëntalistiek" kritische kanttekeningen zouden moeten worden geplaatst. Ten eerste om de waarheid betreffende Islam te kunnen vinden omdat -zo vertelt hun eigen geschiedenis- die hoogst onwaarschijnlijk bij de oriëntalisten met hun instelling gevonden zal kunnen worden. En ten tweede omdat in afwezigheid van een kritische benadering van de oriëntalisten werkelijk niets hen nog anders doet laten zijn dan de middeleeuwse schrijvers van polemieken tegen Islam - auteurs die werken om te voorkomen dat mensen nadenken over Islam omdat ze zich dan wenden tot Islam.
[1] Oriëntalistiek is de officiële benaming voor het vakgebied de oriënt. Het meer gebruikte oriëntalisme is in werkelijkheid een term ter beschrijving van een stroming in de kunst en architectuur die zich laat inspireren door ofwel de oriënt zelf, ofwel door de westerse opvattingen betreffende deze oriënt.
[2] Zie: "De huwelijken van de profeet", Expliciet Magazine nummer 26, jaargang 6
[3] "De Haeresbuis" verscheen in een Engelse vertaling door dominee John W. Voorhis in "The Moslem World" van oktober 1954
[4] In "Christian Martyrs in Muslim Spain", door Kenneth Baxter Wolf
[5] www.catholica.nl/archief/nr35/islam.html
[6] Een interessante conclusie van Johannes van Segovia, juist omdat deze getrokken is nadat een eerste handvol van pogingen door christenen tot het religieus schoonwassen van de gebieden van Islam mislukt waren.
[7] Uit "From The Heresy of the Saracens to The War against the Turks", door Neil Elliott
[8] De Mameloeken waren de regenten over Egypte voordat zij door Napoleon verdreven werden.
[9] Uit deze opvatting van het bestaan van iets als raciale superioriteit zouden uiteindelijk het fascisme ("superioriteit van de Ariër") en het zionisme ("superioriteit van de jood") resulteren.
[10] Voor Herman De Ley van de Universiteit Gent
www.islamhouse.com
Islam voor iedereen !