×
Een van Allah’s bevelen aan Zijn Oemmah is dat ze goddelijke rechtvaardigheid op aarde moeten vestigen:"O jullie die geloven! Weest standvastig voor Allah als rechtvaardige getuigen. En laat de haat van een volk jullie er niet toe brengen niet rechtvaardig te wezen. Weest rechtvaardig, dat is het dichtst bij Taqwah. En vreest Allah. Voorwaar, Allah weet wat jullie doen."(Al-Ma’idah:8)

    Rechtvaardigheid

    [ nederlands - dutch -الهولندية ]

    revisie: Yassien Abo Abdillah

    Kantoor voor da'wa Rabwah (Riyad)

    2013 - 1434

    العدل

    « باللغة الهولندية »

    مراجعة: ياسين أبو عبد الله

    2013 - 1434

    بسم الله الرحمن الرحيم

    Een van Allah's bevelen aan Zijn Oemmah is dat ze goddelijke rechtvaardigheid op aarde moeten vestigen:"O jullie die geloven! Weest standvastig voor Allah als rechtvaardige getuigen. En laat de haat van een volk jullie er niet toe brengen niet rechtvaardig te wezen. Weest rechtvaardig, dat is het dichtst bij Taqwah. En vreest Allah. Voorwaar, Allah weet wat jullie doen."(Al-Ma'idah:8)

    De eerste generatie van deze Oemmah vormde het voorbeeld bij uitstek wat betreft het vestigen van rechtvaardigheid op aarde op een manier die nog niet eerder vertoond was. Zelfs niet door de volkeren wiens leiders waren omschreven als rechtvaardig. Dit voorbeeld straalt en springt er nog steeds uit, al denkt men nu politieke rechtvaardigheid te hebben bereikt in de vorm van democratie, waarvan ten onechte gedacht wordt dat het een voorbeeld is van prijzenswaardige waarden.

    De Boodschapper van Allah sallallahoe 'aleihi wa sallem onderwees en voedde zijn metgezellen op met toegewijdheid aan rechtvaardigheid, tot het punt dat hun zielen niets meer gaven om het eigen voordeel. Dit was allemaal het resultaat van de voorbereiding op de machtige rol die de Oemmah zal innemen als ze eenmaal op aarde gevestigd is.

    Het vestigen van rechtvaardigheid op de aarde - wat het doel is van het zenden van Boodschappers en het openbaren van Boeken - kan pas plaatsvinden als onze zielen volledig onderworpen en toegewijd zijn aan Allah, als ze vrij zijn van persoonlijke verlangens en als hoogste doel hebben de tevredenheid van Allah en voldoening vinden in het werken om Allah te plezieren. Is het dan een verrassing dat we zulke goede voorbeelden van goddelijke rechtvaardigheid aantreffen bij de Metgezellen, op het moment dat hun zeggenschap stevig gevestigd was op aarde en er geen autoriteit boven hun autoriteit was?

    De zoon van 'Amr bin al-'As, de gouverneur van Egypte, hield een wedstrijd met een Koptische jongen, en deze jongen won. Daarom sloeg de zoon van 'Amr bin al-'As hem met een stok, en hij zei: "Jij hebt gewonnen, maar ik ben de zoon van een edele!". Daarop ging de vader van de Koptische jongen naar Medina om te klagen bij 'Omar.

    Dit is iets waar we even bij stil moeten staan. De Kopten leefden onder Romeinse heerschappij in vernederende omstandigheden. Terwijl ze het christelijke geloof deelden met de Romeinen! Maar de Kopten waren orthodox, en de Romeinen katholiek. Omdat ze tot een andere stroming behoorden - maar wel christenen waren - werden ze door de Romeinen gemarteld, onderdrukt en zelfs gedood. Degenen die vermoord werden, werden door de Kopten als martelaren beschouwd. Dit zien we nog terug in de naam van de welbekende Kerk van Mary George in Cairo, waarvan de echte naam eigenlijk de Kerk van de Martelaar George is. In deze kerk vonden twee verschillende erediensten plaats: de eerste werd gedaan op de officiele manier zoals de staat voorschreef, de tweede was de Koptische manier. Dit gebeurde in het geheim, verborgen voor de ogen van de Romeinen die hun zouden onderdrukken als ze zagen dat ze hun aanbidding verrichtten op een andere manier dan de staat voorschreef.

    Geslagen te worden met een stok was dus niets vreemds voor deze Koptische inwoners van deze zogenaamde grote natie, en de Kopten zouden er nooit over klagen. Al zouden ze dat wel willen, tegen wie zouden ze moeten klagen? Ze accepteerden deze klappen en slagen dus met vernedering en onderwerping. Maar die dag reisde de vader van de jongen dus duizend mijlen om te klagen dat zijn zoon met een stok op zijn rug was geslagen. Wat wil dat zeggen?

    Het betekent dat er een nieuw gevoel van eer in de man ontwaakt was en dit maakte dat hij zijn beklag ging doen toen zijn zoon geslagen werd, terwijl hij daarvoor gezwegen zou hebben. Dat wil zeggen dat er nu iemand was waar hij zijn klacht aan kwijt kon, terwijl er daarvoor niemand was geweest!

    In bovenstaand voorbeeld blijkt dat de mensen zagen dat 'Omar rechtvaardigheid toepaste, en dit deed hun eergevoel herleven. Is er iets anders dat het gevoel van eer zo doet herleven als rechtvaardigheid die op aarde wordt toegepast? Ze wisten dat er iemand naar hun klachten zou luisteren, en dus gingen ze met hun klachten naar hem toe. Maar nog belangrijker: 'Omar gaf opdracht tot vergelding! Hij gaf de man een stok en zei: "Sla de zoon van de edele!" Hij keerde zich naar zijn gouverneur 'Amr bin al-'As en deed zijn beroemde uitspraak: "O 'Amr! Waarom behandel je mensen als slaven terwijl hun moeders hen gebaard hebben als vrije mensen?"

    En deze vergelding was niet tussen moslims onderling, of tussen arabieren onderling, voor het geval men 'Omar van dit soort rechtvaardigheid zou willen beschuldigen. Het was goddelijke rechtvaardigheid, duidelijk en openlijk!

    Eens werd er een wapen gestolen van 'Ali bin Abi Talib radiAllahoe 'anhoe, en hij vond dit wapen terug bij een joodse man. Hij bracht de man voor de rechtbank. Op dat moment was hij de Khalifah. 'Ali was er zeker van dat het zijn wapen was en dat hij er recht op had, maar maakte geen gebruik van zijn positie als Khalifah door het wapen met machtsvertoon terug te nemen, of de man te laten arresteren voor verder verhoor. Integendeel, hij verwees de zaak naar de rechtbank en probeerde op die manier zijn recht te halen. Dit op zich wijst al op een hoog niveau van toepassing van de goddelijke rechtvaardigheid op aarde, zoals je maar weinig tegenkomt. Dit incident - net zoals het vorige - bevat echter nog diepere en belangrijkere lessen dan op het eerste gezicht duidelijk is.

    De rechter noemde 'Ali bij zijn bijnaam (Aboel-Hassan), maar deed dit niet bij de joodse man en deze ongelijke behandeling ergerde 'Ali enorm! Hij werd kwaad, niet vanwege zichzelf maar vanwege zijn tegenstander, de Jood! Hij werd kwaad vanwege de waarheid, vanwege de goddelijke rechtvaardigheid!

    Hij zei tegen de rechter: "Of je noemt ons allebei bij onze bijnamen, of je noemt geen van ons bij onze bijnaam."

    Daarna zei hij tegen de rechter: "Het wapen is van mij, en ik zal het niet verkopen of opgeven."

    De rechter vroeg daarop de joodse man: "Wat heb je daarop te zeggen?"

    De joodse man zei: "Het wapen is van mij, en 'Ali is geen leugenaar!" (Hij wilde zich indekken tegen een dergelijke beschuldiging, typisch voor zijn sluwheid en misleiding)

    De rechter wendde zich tot 'Ali en vroeg: "O Amier van de gelovigen, heb je bewijs voor je bewering?"

    Dit is rechtvaardigheid! De bewijslast ligt bij degene die de beschuldiging uit, en dit is een beschuldiging die wordt geuit voor de rechtbank. Dus is bewijs noodzakelijk, zelfs als degene die de beschuldiging uit de Amieroel-Moeminien zelf is. Er werd bewijs gevraagd van 'Ali, die nooit op een leugen was betrapt en van wie men zich niet kon voorstellen dat hij zou liegen met Allah als getuige vanwege een wapen, terwijl hij boven de pleziertjes en genietingen van deze wereld stond!

    De mensen zagen hem 's winters rillen van de kou, terwijl de schatkist van de moslims binnen zijn handbereik was en hij het recht had om daarvan een jas aan te schaffen om hem tegen de kou te beschermen!

    Het antwoord van 'Ali was nederig: "De rechter heeft gelijk. Ik heb geen bewijs." Zulke eenvoudige woorden! Ik heb geen bewijs. Dit was de eenvoud van de onzelfzuchtige moslim: ik heb geen bewijs. Hij werd niet boos. Hij zei niet tegen de rechter: "Wat, je wilt bewijs van mij? Ik ben de Leider van de gelovigen!"

    En de positie van de rechter is al net zo indrukwekkend als die van 'Ali, want hij oordeelde ten gunste van de joodse man vanwege gebrek aan bewijs van de eiser, de Amieroel-Moeminien!

    De man nam het wapen en wandelde weg in ongeloof. Maar na een paar stappen draaide hij zich om en zei: "De Leider van de gelovigen klaagt mij aan en de rechter beslist ten nadele van hem? Dit zijn de manieren van de Profeten! Ik getuig dat niets of niemand het waard is aanbeden te worden behalve Allah, en dat Mohammed de Boodschapper van Allah is! Het wapen is van jou, o Amieroel-Moeminien!"

    En 'Ali antwoordde: "Als je moslim bent geworden, is het voor jou!"

    Zo'n voorbeeld van goddelijke rechtvaardigheid op aarde, dat we de eeuwen erna helaas niet meer tegenkomen. Moeten we nog meer zeggen? Degene die nog meer bewijzen nodig heeft, laat hem in de geschiedenisboeken kijken...