Het ontsluieren van dubieuze zaken
Dit onderwerp is vertaald in
Categorieën
Full Description
- Het
ontsluieren van dubieuze zaken
- (Hun Geloof in Tauwhied Ar-Ruboebiyyah maakte hen geen Monotheïsten)
- (De Vijanden van de Tauwhied)
- (Het Aanroepen is een Vorm van Aanbidding)
- (De Bemiddeling is Geheel aan Allah)
- En indien jij zegt: “Nee", dan is jouw uitspraak: “Allah heeft hem de bemiddeling gegeven en ik vraag hem wat Allah hem gegeven heeft", reeds weerlegd.
- (Het Wenden tot de Vromen is Shirk)
- (Een Kind Toeschrijven aan Allah is een Aparte Vorm van Ongeloof)
- En zo ook de geleerden in alle de vier wetscholen vermeldden in (hun boeken bij:) “De hoofdstuk van het oordeel over de apostaat (afvallige)", dat de Moslim als hij beweert dan Allah een zoon heeft, hij een apostaat is; en ze maken onderscheid tussen beide soorten, en dit is zeer duidelijk.
- (De Awliyaa worden niet Aanbeden)
- (De Eerdere- en de Latere Polytheïsten)
- (Wie zijn Islaam Ongeldig Maakt is een Ongelovige)
- (Laa ilaaha illa Allah is Woord en Daad)
- (aanroepen van een schepsel mag alleen, indien een schepsel daartoe instaat is)
- (Wie moedwillig Tauwhied verlaat is een Ongelovige)
Het ontsluieren van dubieuze zaken
Weet - moge Allah je genadig zijn - dat de Tauwhied inhoudt dat Allah alleen wordt aanbeden, en het is de religie van de boodschappers waarmee Allah ze zond naar Zijn dienaren; de eerste van hen is Noeh (Noach) vrede zij met hem, Allah zond hem naar zijn volk nadat zij de grenzen overschreden met de vrome personen: Wedd, Soewaa', Yaghoeth, Ya'oeq en Nesr.(1)
En de laatste der Boodschappers is Mohammed salla Allahoe 'alaihi wa sallam, en hij was het die de beelden van deze vrome personen heeft gebroken; Allah zond hem naar mensen die gewoon waren aanbiddingen te verrichten, de Hadj te verrichten, aalmoezen gaven en Allah vaak deden gedenken, maar zij namen sommige schepselen als tussenpersonen tussen hen en Allah, zeggende: “We zoeken door middel van hen toenadering tot Allah en we zoeken hun bemiddeling bij Hem." - zoals de engelen, 'Iesaa (Jezus), Maryam (Maria) en andere vrome personen. Toen zond Allah Mohammed salla Allahoe 'alaihi wa sallam die voor hen de religie van hun voorvader Ibrahiem (Abraham) - vrede zij met hem - deed herleven en hen verkondigde dat deze toenadering en geloofsovertuiging het volledige recht zijn van Allah, die niet toegeschreven kunnen worden aan iemand naast Allah, niet aan een genaderde Engel noch aan een gezonden Boodschapper, laat staan aan iemand anders.
Deze Moeshrikien (polytheïsten) getuigden evenwel dat Allah de Enige Schepper is zonder enige deelgenoot, en dat niemand voorziet behalve Hij, en niemand doet leven en sterven behalve Hij, en niemand de zaken bestuurt behalve Hij, en dat alle hemelen en wat die bevatten en de zeven werelden en wat die bevatten, allen Zijn dienaren zijn en zich bevinden onder zijn bestuur en macht.
Als je het bewijs wilt voor dat dezen tegen wie de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wa sallam streed hiervoor getuigden, lees dan de Woorden van de Verhevene: “Zeg (O Mohammed): 'Wie voorziet jullie vanuit de hemel en de aarde? Of wie beheerst over het gehoor en het gezichtsvermogen? En wie brengt het levende uit het dode en brengt het dode uit het levende? En wie beheert de zaken?' Ze zullen zeggen: 'Allah.' Zeg: 'Zullen jullie (Allah) dan niet vrezen (voor het plaatsen van deelgenoten in de aanbidding naast Hem)?" (Soerah Yoenus 10: vers 31)
En Zijn Woorden: “Zeg: 'Aan wie behoort de aarde en wat zich daarin bevindt? Indien jullie weten!' Ze zullen zeggen: 'Het behoort aan Allah!' Zeg: 'Zullen jullie dan niet nadenken?
'Zeg: 'Wie is de Heer van de zeven hemelen en de Heer van de Grote Troon?' Ze zullen zeggen: 'Allah.' Zeg: 'Zullen jullie dan niet vrezen?
'Zeg: 'In Wiens Hand is de soevereiniteit van alles (d.w.z. de schatten van alle dingen) en Hij beschermt (alles), terwijl er tegen Hem geen beschermer is, indien jullie weten?' Ze zullen zeggen: '(Al dat behoort) aan Allah.' Zeg: 'Hoe zijn jullie dan misleid en weggekeerd van de waarheid?'' (Soerah Al-Moe-minoen 23: vers 84-89)
En andere Verzen. (2)
Voetnoot 1
Allah de Verhevene informeerde in de Koran over het volk van Noeh: “En zei zeiden: 'Jullie zullen jullie goden niet laten; noch zullen jullie Wedd laten, noch Soewaa', noch Yaghoeth, noch Ya'oeq noch Nesr.'" (Soerah Noeh 71 vers: 23)
Al-Boekhaarie levert over van Ibn 'Abbaas - moge Allah tevreden over hem zijn - dat hij zei over deze vrome personen: “De namen van een aantal vrome personen van Noeh's volk. Nadat zij waren overleden, inspireerde de Shaytaan aan hun volk om idolen (afgoden) te nemen op de plaatsen waar zij gewend waren te zitten en om deze idolen (afgoden) te noemen bij hun namen, en zo deden zij dat. Maar de idolen werden niet aanbeden, dat gebeurde nadat deze (mensen die de idolen maakten) waren overleden en de bedoeling van (van deze idolen) onbekend was geworden, waarop ze (door hun nakomelingen) werden aanbeden."
Ibn Al-Qayyim - moge Allah hem genadig zijn - heeft gezegd: “Meer dan één van de Selef zei: Dezen waren een groep vrome mensen van Noeh's volk, vrede zij met hem. Nadat zij waren overleden, brachten zij de tijd door bij hun graven, daarna maakten zij hun afbeeldingen, waarop ze na een periode werden aanbeden." (Ighaathat Ul-Lahfaan 221)
Shaykh Al-Islaam Ibn Taymiyyah - moge Allah hem genadig zijn - heeft gezegd: “De grondslag van Shirk (het polytheïsme) bij de Kinderen van Adam was de Shirk met de vrome vereerde mensen, want nadat zij waren overleden, brachten zij de tijd door bij hun graven, daarna maakten zij hun afbeeldingen, waarop ze daarna werden aanbeden. Dit was de eerste vorm van Shirk die plaatsvond onder de Kinderen van Adam, wat plaatsvond bij het volk van Noeh; want hij is de eerste Boodschapper die werd gezonden naar de aardbewoners om hen op te roepen naar de Tawhied (het monotheïsme) en om hen te verbieden van Shirk." (Madjmoe' Ul-Fataawaa 14/ 363)
As-Sa'die - moge Allah hem genadig zijn - zei over het boven vermeldde Vers: “En dit zijn de namen van een aantal vrome personen; nadat zij waren overleden, maakte de Shaytaan het voor hun volk schoonschijnend om afbeeldingen van ze te maken om zo - volgens hun bewering - opgewekt te zijn in het gehoorzamen (van Allah) als zij deze aanschouwen. Daarna na een periode kwamen er anderen, de Shaytaan zei tegen hen: Jullie voorgangers waren gewoon hen aan te bidden en hen als tussenpersonen te nemen en door middel van hen kregen zij regen, dus werden zij door hen aanbeden. Vanwege dit adviseerden hun leiders hun volgelingen om de aanbiddingen van deze goden niet te laten." (Tafsier Us-Sa'die 889)
Voetnoot 2
En Allah de Verhevene zegt: “De meeste van hen geloven niet in Allah, behalve dat zij Moeshrikien zijn." (Soerah Yoesuf 12: vers 106)
Al-Haafidh Ibn Kathier - moge Allah hem genadig zijn - heeft gezegd: “Ibn 'Abbaas zei: 'Van hun geloof is dat als er tegen ze werd gezegd: 'Wie heeft de hemelen geschapen? En wie heeft de aarde geschapen? En wie heeft de bergen geschapen? Zeiden ze: 'Allah.'' En toch zij ze met Hem (in Zijn aanbidding) Moeshrikien(m.a.w. de polytheïsten herkenden de heerschappij van Allah, maar dat maakte hen niet moslims, want ze aanbidden ander goden naast Allah) . En zo zei Moedjaahid, 'Ataa, 'Ikrimah, Ash-Sha'bie, Qataadah, Ad-Dahhaak en 'Abd Ar-Rahmaan Ibn Zayd Ibn Aslam." (Tafsier Al-Koran Al-'Adhiem 4/ 418)
En As-Sa'die - moge Allah hem genadig zijn - zei over het Vers: “Ook al geloven zij in de Ruboebiyyah(heerschappij) van Allah de Verhevene en dat Hij de Schepper, de Voorziener en de Bestuurder is van alle zaken, begaan zij toch Shirk in de Uloehiyyah (aanbidding) van Allah en Zijn Tauwhied." (Tafsier Us-Sa'die 406)
(Hun Geloof in Tauwhied Ar-Ruboebiyyah maakte hen geen Monotheïsten)
Als je tot de conclusie bent gekomen dat zij(polytheïsten) hiervan overtuigd waren (d.w.z. Tauwhied Ar-Ruboebiyyah) en dat dit overtuiging hen niet de Tauwhied (het monotheïsme) deed binnentreden waar de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wa sallam ze naar uitnodigde;en je weet dat de Tauwhied die zij ontkenden Tauwhied Al-'Ibaadah (d.w.z. Het aanbidden van Allah Alleen) is, die de Moeshrikien in onze tijd 'Al-I'tiqaad' noemen. Want zij riepen Allah dag en nacht aan, en onder hen waren er die de Engelen aanriepen vanwege hun goedheid en hun bevoorrechte positie bij Allah zodat zij voor hem zouden bemiddelen(1), of een vrome persoon zoals Al-Laat, of een Profeet zoals 'Iesaa; en je weet dat de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wa sallam ze bestreed vanwege deze Shirk en ze opriep naar het zuiveren van de aanbidding voor Allah Alleen, zoals Allah de Verhevene zei:. En zeg: "Alle bedehuizen behoren aan Allah; roept daarom niemand naast Allah aan." (Soerah Al-Djinn 72: vers 18)
Tot Hem is het ware gebed. En degenen, die zij buiten Hem aanroepen, verhoren hen in het geheel niet, doch zij zijn als iemand die zijn handen uitstrekt naar het water, opdat het zijn mond zal bereiken, maar het kan hem nooit bereiken. En het aanroepen der ongelovigen gaat slechts verloren. (Soerah Ar-Ra'd 13: vers 14)
Als je tot de conclusie bent gekomen dat de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wa sallam ze bestreed zodat het aanroepen geheel voor Allah zou zijn, en het afleggen van eden geheel voor Allah, en het slachten (offer) geheel voor Allah en het aanroepen bij nood geheel voor Allah en alle soorten van aanbiddingen geheel voor Allah; en je weet dat hun geloof in Tauwhied Ar-Ruboebiyyah hen de Islam niet deed binnentreden en dat datgene wat ze zochten bij de Engelen, de Profeten en de Awliyaa (vrome personen), omdat zij hun bemiddeling hiermee wilden en toenadering bij Allah, dat dit hun bloed en eigendommen heeft doen toestaan(=dat ze bestreden worden), dan heb je inderdaad kennis genomen van de Tauwhied waar de Boodschappers naar uitnodigden en die de Moeshrikien zich tegen verzetten.
En deze Tawhied is de betekenis van jouw woorden: 'Laa ilaaha illa Allah' (d.w.z. Geen enkele aanbidder heeft het recht aanbeden te worden, behalve Allah).
Want een ilaah (aanbidder) hij is degene die gezocht werd voor deze dingen( alles wat onder de noemer aanbidding valt), of het nou een engel is, of een profeet, of een vrome persoon, of een boom, of een graf, of een djinn. Met een ilaah bedoelden ze niet de schepper,voorziener en bestuurder, want ze wisten dat dit alleen voor Allah is, zoals ik eerder heb vermeld. Zij bedoelden met ilaah alleen datgene wat de moeshrikien in onze tijd met het woord 'Sayyid' bedoelen. Dus kwam tot hen de profeet salla Allahoe 'alaihi wa sallam die hen opriep naar: 'Laa ilaaha illa Allah'.
Het oogmerk van deze zin is zijn betekenis, en niet zijn woorden.
De onwetende ongelovigen wisten dat de bedoeling van de Profeet salla Allahoe 'alaihi wa sallam met dit zin dat alleen aan Allah wordt vastgehouden is, en het verwerpen van datgene wat naast hem wordt aanbeden en het afstand nemen daarvan, want toen hij tegen hen zei: 'Zeg: 'Laa ilaaha illa Allah' - zeiden ze: ''Heeft hij van vele Goden één God gemaakt? Dit is voorzeker iets eigenaardigs." (Soerah Saad 38: vers 5)
Als je weet dat de onwetende ongelovigen de betekenis van 'Laa ilaaha illa Allah' wisten, is het verbazend dat een persoon die beweerd dat de Islam zijn religie is geen kennis heeft van deze zin. Nee, hij denkt dat het alleen het uitspreken van zijn letters zonder met het hart in een bepaalde betekenis te geloven. En de intelligente onder hen denkt dat zijn betekenis het volgende is: 'Niemand schept en voorziet, behalve Allah. En niemand bestuurt de zaken, behalve Allah.' Er is niets dat erger is dan een persoon waarvan de onwetende ongelovigen meer weten over de betekenis van 'laa ilaaha illa Allah'.
Indien jij met het hart kennis hebt genomen van wat ik je vermeld heb, en je kennis genomen hebt over het associëren met Allah (in zijn aanbidding), waarover Allah zei: Waarlijk, Allah vergeeft niet dat men iets met Hem vereenzelvigt, maar Hij zal al hetgeen daarbuiten staat vergeven, wie Hij wil. En wie iets met Allah vereenzelvigt, heeft inderdaad een zeer grote zonde begaan. (Soerah An-Nisaa 4: vers 48)
En als je de religie van Allah weet die Hij met de boodschappers heeft gezonden, vanaf de eerste van hen tot aan de laatste – en dat Allah geen andere relegie behalve van hen( boodschappers) accepteerd, en je weet dat de meeste daar geen kennis van hebben, heb je twee profijten:
Het eerste: De vreugde met de Gunst van Allah en Zijn Genade, zoals de Verhevene zei: . Zeg: "Dit alles is door de genade van Allah en door Zijn barmhartigheid; laat hen er zich daarom in verheugen. Dat is beter, dan hetgeen zij vergaren." (Soerah Yoenus 10: vers 58)
En heb je ook voordeel van de grote angst. Want als jij weet dat een persoon ongelovig kan worden door een woord die hij zou kunnen zeggen terwijl hij onwetend is en toch niet verontschuldigd wordt vanwege zijn onwetendheid, en hij zou het kunnen zeggen terwijl hij denkt dat het hem dichter bij Allah de Verhevene brengt, zoals de moeshrikien dachten, vooral als Allah jou heeft doen begrijpen wat Hij vermeldt heeft over het volk van Moesaa (Mozes) - met hun goedheid en kennis - dat ze tegen hem zeiden: "O, Mozes, maak voor ons een aanbidder zoals dit (volk) een anbidder heeft. " (Soerah Al-A'raaf 7: vers 138)
Dan pas wordt jouw angst en inspanning groter om jezelf van dit en dergelijke te redden.
Voetnoot 1
Allah de Verhevene zegt: “En ze bidden naast Allah aan wat hen niet schaden noch baten kan, en ze zeggen: 'Dezen zijn onze bemiddelaars bij Allah.'" (Soerah Yoenus 10: vers 18)
Al-Haafidh Ibn Kathier zei in zijn Tafsier (4/ 256): “De Verhevene keurt af van de Moeshrikien, zij die met Allah anderen deden aanbidden, denkend dat deze aalihah (goden) hen van nut kunnen zijn met hun bemiddeling bij Allah. De Verhevene informeerde toen dat deze niet baat noch schaadt en niets beheerst, en er niets waar van wat zij over dezen beweren en dat dit nooit zal gebeuren. En daarom zei de Verhevene: Zeg: "Wilt gij Allah over iets, dat Hij in de hemelen of op aarde nog niet zou kennen, inlichten?" Heilig is Hij en hoog verheven boven al hetgeen zij met Hem vereenzelvigen." (Soerah Yoenus 10: vers 18)
Ibn Djarier (At-Tabarie) zei: betekenis van het vers is: Informeren jullie Allah over wat niet plaats zal vinden in de hemelen noch op aarde?'
Daarna verhief Hij Zich van hun Shirk en ongeloof, Hij zei: “Zonder tekortkomingen is Hij en Verheven boven dat wat zij (met Hem) associëren!" (Soerah Yoenus 10: vers 18)
(De Vijanden van de Tauwhied)
En weet dat Allah vanwege Zijn Wijsheid geen profeet zond met deze Tauwhied, behalve dat Hij voor hem vijanden heeft voortbestemd, zoals Allah de Verhevene zei: “En zo hebben Wij voor elk Profeet vijanden voortbestemd: Shayaatien (duivels) van onder de mensheid en djinn, die elkaar met versierde spraak inspireren als bedrog." (Soerah Al-An'aam 6: vers 112)
En het zou kunnen zijn dat de vijanden van de Tauwhied vele kennis bezitten en boeken en argumenten, zoals Allah de Verhevene zei: “Toen hun Boodschappers met duidelijke bewijzen tot hen kwamen, waren ze blij met datgene wat zij bezaten aan kennis." (Soerah Ghaafir 40: vers 83)
Als je dit weet, en weet dat het pad naar Allah altijd vijanden bevat die zich daarop bevinden - personen van welspraak, kennis en argumenten - dan is het voor jou verplicht om kennis op te doen van Allah's religie die voor jou als een wapen zal dienen zodat je tegen deze Shayaatien kan strijden, waarvan hun leider tegen jouw Heer de Majesteitelijke zei: “Voorzeker, ik zal hen zittend afwachten op Uw Rechte Pad. Dan zal ik tot hen komen van voor hen en achter hen, van hun rechterkant en van hun linkerkant, en ﷻ zult de meeste van hen niet dankbaar vinden (d.w.z. Ze zullen ﷻ niet gehoorzaam zijn)." (Soerah A'raaf 7: vers 16-17)
Maar als jij je tot Allah keert en waakzaam bent tot Allah's argumenten en Zijn duidelijke bewijzen, wees dan niet bang en verdrietig: “Voorwaar, het plot van de Shaytaan is zwak." (Soerah An-Nisaa 4: vers 76)
De gewone persoon van de Moewahhidien (monotheïsten) verslaat er duizend van de geleerden van deze Moeshrikien, zoals de Verhevene zei: “En Onze schare is gewis de overwinnaar" (Soerah As-Saffaat 37: vers 173)
Allah's legerscharen, zij zijn de overwinnenden met argumentatie en spraak, zoals zij de overwinnenden zijn met zwaard en speer. De angst is er alleen voor de Moewahhid (monotheïst) die het pad bewandelt en geen wapens (kennis) bij zich heeft.
En voorzeker, Allah de Verhevene heeft ons begunstigd met Zijn Boek, dat Hij als verduidelijking heeft laten zijn voor alle dingen en leiding en genade en goed nieuws voor de Moslims. Er zal geen persoon van valsheid met een argument komen, behalve dat in de Koran datgene is wat deze vernietigt en zijn valsheid verduidelijkt, zoals de Verhevene zei: “Ze komen jou niet met een voorbeeld of vergelijking, behalve dat we tot jou met de waarheid komen (tegen dat voorbeeld of vergelijking) en de betere uitleg ervan." (Soerah Al-Foerqaan 25: vers 33)
Sommige Moefassirien zeiden: Dit Vers is algemeen voor elk argument waarmee de mensen van valsheid komen tot aan de Dag der Opstanding.
(Het Weerleggen van de Shoeboehaat m.a.w. verdachte zaken )
Ik zal jou een aantal dingen vermelden van wat Allah in Zijn Boek vermeld heeft, als antwoord op een aantal uitspraken die de moeshrikien in onze tijd tegen ons hebben geargumenteerd.
We zeggen: Het antwoorden op de mensen van valsheid kan op twee manieren gebeuren: Algemeen en specifiek.
(Het Algemene Antwoord op elke Shoebhah)
Wat betreft het algemene (antwoord): Dat is de belangrijke zaak en het grote profijt voor degene die het begrijpt, en dat zijn de Woorden van de Verhevene: “Hij is het die het Boek naar jouw heeft neergezonden. Daarin zijn Verzen die geheel duidelijk zijn (Moehkamaat), dat zijn de fundamenten van het Boek; en anderen die niet geheel duidelijk zijn (Moetashaabihaat). Voor wat betreft degenen in wiens harten een afwijking is (van de waarheid) ze volgen datgene wat niet geheel duidelijk is daarvan, zoekend voor Fitnah (polytheïsme en beproevingen) en zoekend voor zijn verborgen betekenissen." (Soerah Aal 'Imraan 3: vers 7)
Het is authentiek bevestigd van de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wa sallam dat hij zei: “Als jullie degenen zien die datgene wat niet geheel duidelijk is daarvan volgen, dan zijn zij het die Allah genoemd heeft, wees dus op jullie hoede voor hen." (Overgeleverd door Al-Boekhaarie en Moeslim)
Een voorbeeld hiervan is als iemand van de Moeshrikien zou zeggen: “Zonder twijfel! Voorzeker, de Awliyaa van Allah, geen angst zal hen overkomen noch zullen zij treuren." (Soerah Yoenus 10: vers 62)
En dat de ''bemiddeling'' waarheid is of dat de profeten een hoge status hebben bij Allah. Of hij vermeldt een aantal woorden van de Profeet salla Allahoe 'alaihi wa sallam, waar hij mee beargumenteert voor iets van zijn valsheid, terwijl jij de betekenis van de woorden die hij vermeldde niet begrijpt - antwoord hem dan door te zeggen:
Allah heeft in Zijn Boek vermeld dat degenen in wiens harten een afwijking is, de Moehkam (wat geheel duidelijk is) laten en de Moetashaabih (wat niet geheel duidelijk is) volgen, en (antwoord) met wat ik jou reeds vermeld heb, dat Allah vermeld heeft dat de Moeshrikien in de Ruboebiyyah geloofden en dat hun Koefr (ongeloof) geschiedde doordat zij aan de engelen, de Profeten en de Awliyaa (vrome mensen) vastklampten, terwijl zij zeiden: “Dezen zijn onze bemiddelaars bij Allah." (Soerah Yoenus 10: vers 18)
Deze zaak is Moehkam en duidelijk, niemand is in staat zijn betekenis te veranderen.
En wat jij mij vermeld hebt - O Moeshrik - vanuit de Koran of de woorden van de Profeet salla Allahoe 'alaihi wa sallam,ken ik zijn betekenis niet, maar ik weet met zekerheid dat Allah's Woorden geen tegenstrijdigheden bevatten en dat de woorden van de Profeet salla Allahoe 'alaihi wa sallam Allah's Woorden nooit tegenspreken.
En dit antwoord is geweldig! Maar niemand zal het begrijpen, behalve wie Allah succes schenkt, onderschat het niet, want het is zoals de Verhevene zei: “Maar niemand verkrijgt het, behalve zij die geduldig zijn - en niemand verkrijgt het, behalve de bezitter van een groot aandeel." (Soerah Fossilat 41: vers 35)
(Het Specifieke Antwoord)
Wat betreft het specifieke antwoord:
De vijanden van Allah hebben vele tegenargumenten tegen de religie van de boodschappers, waarmee ze de mensen ervan weghouden.
Daarvan is hun uitspraak: We plegen helemaal geen Shirk met Allah; nee, we getuigen dat niemand schept noch voorziet noch baat noch schaadt, behalve Allah Alleen, zonder enige deelgenoot, en dat Mohammed, vrede zij met hem, niet de macht heeft om te baten en schaden, laat staan 'Abd Al-Qaadir of iemand anders; maar ik ben een zondaar en de vromen hebben een hoge status bij Allah, dus ik vraag Allah door middel van hen.
Antwoord hem dan met wat reeds is voorbijgegaan:
Degenen die de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wasallam bestreed, geloofden in datgene wat jij vermeld hebt en geloofden dat hun afgoden niets beheren; in plaats daarvan zochten ze alleen de hoge status en de bemiddeling; en lees hen voor wat Allah in Zijn Boek heeft vermeld en verduidelijkt(zoals bv. Soerah Yoenus 10: vers 18 “En ze bidden naast Allah aan wat hen niet schaden noch baten kan, en ze zeggen: 'Dezen zijn onze bemiddelaars bij Allah.'").
En indien hij zegt: Deze Verzen waren om de afgodsbeelden geopenbaard, hoe kun je de vromen vergelijken met afgodsbeelden?! En hoe kun je de Profeten met afgodsbeelden vergelijken?!
Antwoord hem dan met wat reeds is voorbijgegaan: Want indien hij toegeeft dat de ongelovigen getuigden in de Ruboebiyyah als geheel voor Allah, en dat zij van degenen die zij zochten alleen de bemiddeling wilden (wordt het duidelijk).
Maar indien hij met datgene wat hij vermeld heeft onderscheid wil maken tussen zijn handeling en hun handelingen, vermeld dan aan hem dat onder de ongelovigen sommigen de afgodsbeelden aanriepen; en sommigen de vromen aanriepen, over wie Allah gezegd heeft: “Degenen die zij aanroepen zoeken voor henzelf toenadering tot hun Heer, als wie van hen het meest genaderd is." (Soerah Al-Israa 17: vers 57)
En ze riepen 'Iesaa (Jezus) de zoon van Maryam (Maria) en zijn moeder aan; en Allah heeft reeds gezegd: “De Messias, zoon van Maryam, was niet meer dan een Boodschapper; velen waren de Boodschappers die voor hem geweest zijn. Zijn moeder was een Siddieqah (d.w.z. ze geloofde in de Woorden van Allah en Zijn Boeken). Ze aten beiden voedsel (als elk menselijk wezen). Kijk hoe Wij de Ayaat (bewijzen) aan hen verduidelijken; en kijk dan hoe zij afgewend zijn (van de waarheid). Zeg (O Mohammed): 'Hoe kunnen jullie naast Allah datgene aanbidden wat niet de macht heeft om jullie te schaden en te baten? Maar het is Allah die de Al-Horende en Al-Wetende is." (Soerah Al-Maaïdah 5: vers 75-76)
En vermeld aan hem de Woorden van de Verhevene: “En (gedenk) de Dag waarop Hij hen allen zal verzamelen, dan zal Hij tegen de engelen zeggen: 'Was het jullie die die zij plachten aan te bidden?' Zij (de engelen) zullen zeggen: 'Vrij van tekortkomingen bent ﷻ! ﷻ bent onze Walie (Heer) in plaats van hen. Nee, maar zij plachtten de djinn aan te bidden; de meesten van hen waren gelovigen in hen.'" (Soerah As-Saba 34: vers 40-41)
En de Woorden van de Verhevene: “En (gedenk) wanneer Allah zal zeggen: 'O 'Iesaa, zoon van Maryam! Heb jij tegen de mensen gezegd: 'Aanbid mij en mijn moeder als twee goden naast Allah?'' Hij zal zeggen: 'Vrij van tekortkomingen bent ﷻ! Het was niet aan mij om te zeggen waar ik geen recht op had. Had ik zoiets gezegd, zou ﷻ het zeker geweten hebben. ﷻ weet wat in mijn nafs (innerlijk) is, terwijl ik niet weet wat in Uw Nafs is; voorzeker, ﷻ, alleen ﷻ, bent de Al-Wetende van alles wat verborgen (en onzichtbaar) is.'" (Soerah Al-Maaïdah 5: vers 116)
Zeg dan tegen hem: Weet jij nu dat Allah degenen die de afgodsbeelden zochten ongelovig heeft verklaard, en zo ook degenen die de vromen zochten ongeloof heeft verklaard, en de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wasallam hen heeft bestreden?
Indien hij zegt: De ongelovigen willen van hen( wat alleen Allah toestaat), en ik getuig dat het Allah is die doet baten en schaden en beheert, ik wil alleen van Hem; de vromen beheersen helemaal niets, maar ik wend me tot hen en hoop van Allah op hun bemiddeling.
Het antwoord:
Dat is het argument van de ongelovigen, precies hetzelfde; en lees hen de Woorden van de Verhevene: “En zij die Awliyaa (beschermers, helpers, heren, goden) nemen naast Hem, zeggen: 'We bidden hen alleen maar aan zodat ze ons dicht bij Allah mogen brengen.'" (Soerah Az-Zoemar 39: vers 3)
En de Woorden van de Verhevene: “En ze zeggen: 'Dezen zijn onze bemiddelaars bij Allah.'" (Soerah Yoenus 10: vers 18)
En weet dat deze drie Shoebah (twijfels) het grootste is wat zij hebben. Indien je weet dat Allah dit voor ons in Zijn Boek verduidelijkt heeft, en je het goed hebt begrepen, dan is datgene wat erna komt makkelijker.
(Het Aanroepen is een Vorm van Aanbidding)
Indien hij zegt: Ik bid niemand aan, behalve Allah! En deze toewending tot de vromen en het aanroepen van hen is helemaal geen aanbidding!
Zeg dan tegen hem: Geloof jij dat Allah het voor jou verplicht heeft gesteld om de aanbidding voor Hem te zuiveren en dat dit Zijn recht is tegevover jou? (m.a.w. je zegt: " je weet dat de aanbidding alleen Allah toebehoort)
Indien hij ja zegt.
Zeg dan tegen hem: Toon mij datgene wat Hij jou verplicht heeft gesteld, en dat is het zuiveren van de aanbidding voor Allah Alleen, en dat Zijn recht is tegevover jou. ( anders gezegd, je zegt:geef mij de omschrijving van de aanbidding)
Maar als hij geen kennis heeft van de aanbidding noch van zijn soorten, maak het dan hem duidelijk door te zeggen: Allah de Verhevene zegt: “Roep jullie Heer aan met nederigheid en in het geheim." (Soerah Al-A'raaf 7: vers 55)( en u roept de vromen aan zoals u hebt vermeld ..... het aanroepen van hen....)
Nadat jij hem dit hebt laten weten, zeg dan tegen hem: Weet jij dat dit aanbidding is tot Allah?
Hij moet dan wel ja zeggen; en de doe'aa (het aanroepen) is het hart van de aanbidding.
Zeg tegen hem: Indien jij gelooft dat dit aanbidding is, en jij Allah dag en nacht en bij angst en hoop aanroept en daarna voor een bepaald iets een Profeet of iemand anders aanroept, heb jij dan de aanbidding van Allah tot een ander gericht?
Hij moet wel ja zeggen.
Zeg tegen hem: Indien jij kennis genomen hebt van de Woorden van de Verhevene: “Bidt tot jouw Heer en offer (aan Hem)." (Soerah Al-Kauthar 108: vers 2)
En jij Allah hebt gehoorzaamd en voor Hem hebt geofferd, is dit dan aanbidding?
Hij moet dan wel ja zeggen.
Zeg dan tegen hem: Indien jij voor een schepsel offert - voor een Profeet of djinn of iemand naast hen - heb jij deze aanbidding dan tot een ander naast Allah gericht?(m.a.w. als je erkend dat aanroepen een aanbidding is en je erkend ook dat offeren een aanbidding daarna erken je nogmaals dat een offer voor een schepsel shirk is dan moet je automatisch erkennen dat een schepsel aanroepen in hetgeen dat alleen Allah behoort ook shirk is.)
Hij moet wel toegeven en ja zeggen.
En zeg dan ook tegen hem: De Moeshrikien tot wie de koran werd geopenbaard, baden zij de engelen, vromen, Al-Laat(1) en anderen aan?Hij moet wel ja zeggen.Zeg dan tegen hem: was hun aanbidding tot hen alleen in het aanroepen, offeren en het keren tot hen en dergelijke? Want zij geloofden dat zij Zijn dienaren zijn en zich onder Zijn macht bevinden, en dat het Allah is die de zaken beheert; maar zij riepen hen aan en wendden zich tot hen om de hoge status en voor de bemiddeling.( anders gezegd: De ongelovigen geloofden in de heerschappij van Allah maar ze aanbidden naast Hem iemand anders en toch bestreed de profeet hen)
En dit is duidelijk.( het antwoord is klaar en duidelijk nl. dat het poltheisten zijn met de erkenning van de heerschappij van Allah)
Voetnoot 1
Allah - vrij van tekortkomingen is Hij en Verheven - heeft gezegd: “Hebben jullie dan Al-Laat en Al-'Oezza overwogen. En Manaat de andere derde (idolen van de Arabische polytheïsten)." (Soerah An-Nadjm 53: vers 19-20)
(De Bemiddeling is Geheel aan Allah)
Indien hij zegt: Ontken jij de bemiddeling van de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam en neem je er afstand van?
Zeg dan: Ik ontken het niet noch neem ik er afstand van; integendeel, hij (salla Allahoe 'alaihi wasallam) is de bemiddelaar en ik hoop op zijn bemiddeling, maar de bemiddeling is geheel aan Allah, zoals de Verhevene gezegd heeft: “Zeg: 'De bemiddeling is geheel aan Allah.'" (Soerah Az-Zoemar 39: vers 44)
En het zal pas na de Toestemming van Allah plaatsvinden, zoals de Majesteitelijke gezegd heeft: “Wie is degene die bij Hem kan bemiddelen, behalve met Zijn Toestemming?" (Soerah Al-Baqarah 2: vers 255)
En hij zal voor niemand bemiddelen, behalve nadat Allah voor diegene Toestemming heeft gegeven, zoals de Majesteitelijke gezegd heeft: “En zij kunnen niet bemiddelen, behalve voor degene over wie Hij tevreden is." (Soerah Al-Anbiyaa 21: vers 28)
En Hij is alleen tevreden met de Tawhied, zoals de Majesteitelijke gezegd heeft: “En wie ook een ander religie dan de Islaam zoekt, het zal van hem niet geaccepteerd worden." (Soerah Aal 'Imraan 3: vers 85)
Indien het zo is dat de bemiddeling geheel aan Allah is; en niet zal plaatsvinden, behalve na Zijn Toestemming; en de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam en anderen naast hem voor niemand zullen bemiddelen, behalve nadat Allah voor diegene Toestemming heeft gegeven; en Hij geen Toestemming geeft, behalve voor de volgelingen van de Tawhied, wordt het je duidelijk dat de bemiddeling geheel aan Allah is, ik vraag het dus aan Hem door te zeggen: O Allah verbied mij niet zijn bemiddeling, o Allah laat hem voor mij bemiddelen, en dergelijke.
En indien hij zegt: De Profeet (salla Allahoe 'alaihi wasallam) heeft de bemiddeling ontvangen en ik vraag hem wat Allah hem gegeven heeft.
Het antwoord:
Allah heeft hem de bemiddeling gegeven, en verbood jou van dit; Hij heeft gezegd: “Roep met Allah niemand aan." (Soerah Al-Djinn 72: vers 18)
Indien jij Allah aanroept, zodat Zijn Profeet voor jou zal bemiddelen, gehoorzaam hem dan in Zijn Woorden: “Roep met Allah niemand aan." (Soerah Al-Djinn 72: vers 18)
En ook, de bemiddeling is gegeven aan anderen naast de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam; het is authentiek bevestigd dat de engelen bemiddelen en dat de vromen bemiddelen en dat de kinderen bemiddelen, wil jij dan zeggen: “Allah heeft hen de bemiddeling gegeven, ik vraag het van hen?"
Indien jij dit zegt, keer jij terug tot de aanbidding van de vromen, die Allah in Zijn Boek vermeld heeft.
En indien jij zegt: “Nee", dan is jouw uitspraak: “Allah heeft hem de bemiddeling gegeven en ik vraag hem wat Allah hem gegeven heeft", reeds weerlegd.
(Het Wenden tot de Vromen is Shirk)
Indien hij zegt: Ik pleeg helemaal geen Shirk, helemaal niet! Het wenden tot de vromen is helemaal geen Shirk!
Zeg dan tegen hem: Indien jij gelooft dat Allah Shirk verboden heeft, groter dan het verbod op Zinaa (ontucht) en je gelooft dat Allah het niet vergeeft, wat is dan deze zaak die Allah verboden heeft en waarover Hij vermeld heeft dat Hij deze niet vergeeft? Als hij zegt dat hij het niet weet.
Zeg tegen hem: Hoe kun jij jezelf vrijpleiten van Shirk, terwijl jij niet weet wat het is? Hoe is het mogelijk dat Allah jou dit verbiedt en vermeldt dat Hij het niet vergeeft, en jij er dan niet naar vraagt en er geen kennis van hebt? Denk jij dat Allah het verbiedt en het ons niet verduidelijkt?
Indien hij zegt: Shirk is het aanbidden van afgodsbeelden, en wij bidden geen afgodsbeelden aan.
Zeg dan tegen hem: Wat betekent het aanbidden van afgodsbeelden, denk jij dat ze geloven dat deze (beelden van) hout en steen scheppen, voorzien en de zaken van degenen die hen aanroepen beheren? Deze wordt verloochend door de Koran. Zeg: "Wie voorziet u van voedsel van de hemel en de aarde? Of wie is het, die macht heeft over de oren en de ogen? En wie brengt de levenden uit de doden en de doden uit de levenden voort? En wie bestuurt het al?" Zij zullen zeggen: "Allah." Zeg: "Wilt gij dan niet Zijn bescherming zoeken?" ( Soerah Joenoes 10: vers31)
En indien hij zegt: Dat is degene die zich wendt tot hout of steen of een bouwwerk op een graf en dergelijke, deze aanroepen en er voor offeren, en zeggen: Ze brengen ons dichter bij Allah, en Allah beschermt ons door zijn zegeningen of geeft ons door zijn zegeningen.
Zeg dan: Je hebt de waarheid gesproken; en dit is jullie handeling bij de stenen en de bouwwerken op de graven en dergelijke; deze heeft toegegeven dat deze handeling van hen het aanbidden van afgodsbeelden is, en dat is de bedoeling.
En tevens wordt er tegen hem gezegd: Jouw uitspraak: “Shirk is het aanbidden van afgodsbeelden", is jouw bedoeling dat Shirk uitzonderlijk is voor dit, en dat het vertrouwen op de vromen en het aanroepen van hen niet hieronder valt?
Deze wordt weerlegd door wat Allah vermeldt heeft in Zijn Boek van het ongeloof van degenen die vastklampten aan de engelen, 'Iesaa (Jezus) en de vromen. Hij moet dan wel aan jou toegeven dat degene die iets van de aanbidding van Allah tot een vrome persoon richt, dat dit de Shirk is die vermeld is in de Koran, en dit is de bedoeling.
En het geheim van het onderwerp (d.w.z. het samengevatte antwoord) is dat wanneer hij zegt: Ik pleeg helemaal geen Shirk!
Zeg dan tegen hem: En wat is Shirk met Allah, leg het mij uit.
Indien hij zegt: Dat is het aanbidden van afgodsbeelden.
Zeg dan tegen hem: En wat is de betekenis van het aanbidden van afgodsbeelden, leg het mij uit.
Indien hij zegt: Ik bid niemand aan, behalve Allah Alleen!
Zeg dan: En wat is de aanbidding van Allah Alleen? Leg het mij uit.
Indien hij het uitlegt met wat de Koran verduidelijkt heeft, dan is dit de bedoeling; en indien hij het niet kent, hoe kan hij dan iets opeisen wat hij niet kent.
En indien hij het uitlegt met iets anders dan zijn betekenis, toon jij hem de duidelijke Verzen omtrent de betekenis van Shirk met Allah en de aanbidding van de afgoden; en dat dit precies is wat zij in deze tijd doen; en dat de aanbidding van Allah Alleen, zonder enige deelgenoot, datgene is wat zij van ons afkeuren en waarvoor ze schreeuwen zoals hun broeders schreeuwden, toen zei zeiden: “Heeft hij de goden (aalihah) tot één God (Ilaah) gemaakt. Voorwaar, dit is een verbazend iets!" (Soerah Saad 38: vers 5)
(Een Kind Toeschrijven aan Allah is een Aparte Vorm van Ongeloof)
Indien hij zegt: Zij werden niet ongeloof door het aanroepen van de engelen en de Profeten, zij werden alleen ongelovig doordat zij zeiden dat de engelen de dochters van Allah zijn; en wij hebben niet gezegd dat 'Abd Al-Qaadir of iemand anders de zoon is van Allah.
Het antwoord:
Dat het toeschrijven van een kind aan Allah een aparte vorm is van ongeloof. Allah de Verhevene heeft gezegd: “Zeg (O Mohammed): 'Hij is Allah, (de) Enige. Allah, As-Samad.'" (Soerah Al-Ikhlaas 112: vers 1-2)
En de Enige is Hij die geen gelijke kent; en As-Samad is Hij die wordt gezocht voor de benodigdheden; degene die dit ontkent is ongelovig geworden, zelfs als hij de Soerah (hoofdstuk) niet heeft ontkent(m.a.w. als hij de inhoud van de soerah ontkent is hij ongelovig geworden ).
En Allah de Verhevene heeft gezegd: “Geen zoon heeft Allah genomen noch is er een god (ilaah) met Hem." (Soerah Al-Moe-minoen 23: vers 91)
Hij maakte dus onderscheid tussen de twee soorten van ongeloof, en maakte elk van de twee een aparte vorm van ongeloof.
En Allah de Verhevene heeft gezegd: “Ze associëren de jinn als deelgenoten in aanbidding met Allah, terwijl Hij hen geschapen heeft; en ze schrijven valselijk zonder kennis zonen en dochters aan Hem." (Soerah Al-Nahl 16: vers 10)
Hij maakte onderscheid tussen twee soorten van ongeloof.
En tevens is het bewijs hiervoor dat degenen die ongelovig werden door het aanroepen van Al-Laat, die een vrome persoon is, zij hem niet tot zoon van Allah beschouwen; en zij die ongelovig werden door het aanroepen van de djinn, maakten hen ook niet zo.
En zo ook de geleerden in alle de vier wetscholen vermeldden in (hun boeken bij:) “De hoofdstuk van het oordeel over de apostaat (afvallige)", dat de Moslim als hij beweert dan Allah een zoon heeft, hij een apostaat is; en ze maken onderscheid tussen beide soorten, en dit is zeer duidelijk.
(De Awliyaa worden niet Aanbeden)
En indien hij zegt: “Zonder twijfel! Voorzeker, de Awliyaa van Allah (d.w.z. zij die in Allah geloven en Hem vrezen door de geboden te vervullen en de verboden zaken laten), geen angst zal hen overkomen noch zullen zij treuren." (Soerah Yoenus 10: vers 62)
Zeg dan tegen hem: Dit is de waarheid, maar ze worden niet aanbeden.
En wij maakten alleen vermelding van het aanbidden van hen met Allah en het nemen van hen als deelgenoten met Allah; en wat verplicht is voor jou is dat je ze liefhebt en volgt en gelooft in hun wonderen.
En de wonderen van de Awliyaa worden door niemand ontkent, behalve door de volgers van innovatie en dwaling; en de religie van Allah is de middenweg tussen twee groepen, de leiding tussen twee dwalingen en de waarheid tussen twee valsheden.
(De Eerdere- en de Latere Polytheïsten)
Indien je weet dat dit, wat de polytheïsten in onze tijd “de geloofsovertuiging" noemen, Shirk is waar de koran om werd geopenbaard en de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wasallam de mensen om bestreed, weet dan dat de Shirk van de eerdere (polytheïsten) minder erg is dan de Shirk van de mensen van onze tijd in twee opzichten:
De eerste daarvan is dat de (vroegere Arabische moeshrikoen Quraish) eerderen (alleen) bij voorspoed, de engelen, de Awliyaa en de idolen met Allah als deelgenoten namen en aanriepen.
Wat betreft bij nood, dan maakten ze de aanroep zuiver voor Allah, zoals de Verhevene heeft gezegd: En wanneer zij op de schepen varen, roepen zij Allah aan, alléén Hem, zuiver aanbiddend. Maar zodra Hij hen heeft gered (en veilig) aan land heeft gebracht, schenken zij een gedeelte van hun aanbidding aan anderen. (Soerah al-Ankaboet vers:65)
En Zijn Woorden: “En indien jullie tegenspoed overkomt op zee, verdwijnen degenen die jullie aanroepen, behalve Hij (Allah Alleen). Maar wanneer hij jullie veilig op land brengt, keren jullie weg (van Hem). En de mens is zeer ondankbaar." (Soerah Al-Israa 17: vers 67)
En Zijn Woorden: “Zeg (O Mohammed): 'Vertel mij indien de Bestraffing van Allah over jullie komt of het Uur over jullie komt, zouden jullie dan anderen dan Allah aanroepen? (Antwoord) indien jullie waarachtig zijn!' Nee! Jullie zouden Alleen Hem aanroepen, en Hij zou hetgene waar jullie Hem voor aanroepen doen verdwijnen, indien Hij wil, en jullie zouden de deelgenoten (die jullie met Hem aanroepen) vergeten!" (Soerah Al-An'aam 6: vers 40-41)
En Zijn Woorden: “En indien de mens wat tegenspoed overkomt, roept hij zijn Heer aan, berouwvol kerend tot Hem." Tot Zijn Woorden: “Neem plezier in jouw ongeloof voor een korte tijd, voorzeker, jij behoort tot de bewoners van het Vuur!" (Soerah Az-Zoemar 39: vers 8)
En Zijn Woorden: “En wanneer een golf net als schaduwen hen bedekt, roepen ze Allah aan, de aanroep zuiver voor Hem." (Soerah Loeqmaan 31: vers 32)
Degene die deze zaak die Allah in Zijn Boek verduidelijk heeft begrijpt: en dat is dat de polytheïsten die de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wasallam bestreed, bij voorspoed Allah en anderen naast Hem aanriepen; wat betreft bij tegenspoed en nood, dan riepen ze Allah alleen aan, zonder enige deelgenoot, en vergaten ze hun heren, wordt hem het verschil tussen de Shirk van de mensen van onze tijd en de eerderen duidelijk. Maar waar is degene die dit met zijn hart grondig begrijpt? En bij Allah wordt hulp gezocht.
De tweede zaak: dat de eerderen (onwetende Koeffaar van Quraish), met Allah personen genaderd tot Allah aanriepen, oftewel Profeten of Awliyaa of engelen, of ze riepen bomen of stenen aan, die gehoorzaam zijn aan Allah en niet ongehoorzaam.
En de mensen van onze tijd roepen met Allah mensen van de meest zondige personen aan; en degenen die zij aanroepen zijn het die hen tot immorele daden van Zinaa, diefstal, het laten van het gebed en dergelijke, richten.
Hij die een geloofsovertuiging heeft in een vrome persoon, of iets wat niet ongehoorzaam is, zoals hout en steen, is er minder slecht aan toe dan hij die een geloofsovertuiging heeft in iemand over wiens zondigheid en verderfzaaing met getuigt en waar hij zelf voor getuigt.
(Wie zijn Islaam Ongeldig Maakt is een Ongelovige)
Indien je tot de conclusie bent gekomen dat degenen die de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam bestreed gezonder waren in verstand, en minder erg in Shirk dan dezen, weet dan dat dezen een shoebhah bezitten die zij brengen tegen hetgene wat wij vermeld hebben, en het behoort tot hun grootste shoebhah, zet je gehoor dus scherp voor zijn antwoord.
En dat is dat zij zeggen dat degenen tot wie de Koran werd geopenbaard, niet getuigden voor laa ilaaha illa Allah, en ze verloochenden de Boodschapper salla Allahoe 'alaihi wasallam, en ontkenden de wederopstanding, en verloochenden de Koran en beschouwden het als tovenarij. Maar wij getuigen voor laa ilaaha illa Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah, en wij geloven in de Koran, en geloven in de wederopstanding, en wij bidden en vasten, hoe kun je ons dan met hen vergelijken?!
Het antwoord: dat er geen verschil is onder alle geleerden dat indien een persoon de Boodschapper van Allah (salla Allahoe 'alaihi wasallam) in iets gelooft en hem in iets anders verloochent, hij een ongelovige is die de Islaam niet heeft binnengetreden. En zo ook indien hij in een deel van de Koran gelooft en een deel ervan ontkent; zoals degene die in de Tauwhied gelooft, maar de verplichting van het gebed ontkent; of in de Tauwhied en het gebed gelooft, maar de verplichting van de zakaat ontkent; of in dit allemaal gelooft, maar het vasten ontkent; of in dit allemaal gelooft, maar de hadj ontkent. En toen sommige mensen in de tijd van de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam de Hadj niet accepteerden, openbaarde Allah omtrent hen: “En de Hadj naar het Huis (de Ka'bah) is een plicht dat de mensheid schuldig is aan Allah, voor degenen die daartoe in staat zijn. En wie ook ongelovig is (d.w.z. de Hadj ontkent), dan is Allah onafhankelijk van de 'Aalamien (mensheid, djinn en alles wat bestaat)." (Soerah Aal 'Imraan 3: vers 97)
En hij die in dit allemaal gelooft en de wederopstanding ontkent, is ongelovig met de idjmaa'(consensus); en zijn bloed en rijkdom zijn toegestaan, zoals de Verhevene heeft gezegd: “Voorzeker, zij die ongelovig zijn in Allah en Zijn Boodschapper, en onderscheid willen maken tussen Allah en Zijn Boodschapper (door in Allah te geloven en ongelovig te zijn in Zijn Boodschappers), zeggende: 'We geloven in sommigen, maar ontkennen anderen', en een weg tussen beiden proberen te nemen. Zij zijn in waarheid ongelovigen. En We hebben voor de ongelovigen een vernederende straf voorbereid." (Soerah An-Nisaa 4: vers 150-151)
Indien het zo is dat Allah in Zijn Boek duidelijk heeft gemaakt dat degene die in een deel gelooft en in een deel ongelovig is, dat hij de ware ongelovige is, en dat hij hetgene wat vermeld is verdient, verdwijnt de shoebhah. En dit is wat iemand uit Al-Ihsaa in zijn boek vermeldde die hij naar ons zond.
En er wordt ook gezegd: indien je gelooft dat degene die de Boodschapper in alles gelooft, maar de verplichting van het gebed ontkent, een ongelovige is, wiens bloed en rijkdom zijn toegestaan met de idjmaa'(consensus); en zo ook indien hij in alles gelooft, behalve de wederopstanding; en zo ook indien hij de verplichting van het vasten van de Ramadaan zou ontkennen, terwijl hij in dit allemaal gelooft; de wetscholen verschillen hier niet over, en de koran heeft hier reeds over gesproken, zoals we reeds vermeld hebben. Het is dan bekend dat de Tauwhied de grootste verplichting is waar de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam mee gekomen is, het is groter dan het gebed, de zakaat, het vasten en de hadj.
Hoe kan het dan zijn dat een persoon, indien hij één van deze dingen ontkent een ongelovige is, zelfs indien hij alles waarmee de Boodschapper is gekomen verricht, maar indien hij de Tauwhied ontkent, dat de religie is van alle Boodschappers, niet ongelovig wordt?
Soebhaana Allah! Hoe verbazend is deze onwetendheid!
En er wordt tevens gezegd: deze metgezellen van de Boodschapper van Allah (salla Allahoe 'alaihi wasallam) bestreden Banie Haniefah( de volgelingen van Moesaylimah alkatab, hij beweerde dat hij een profeet was), en zij werden moslims met de Profeet (salla Allahoe 'alaihi wasallam) en getuigden voor laa ilaaha illa Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah, en ze verrichten de adhaan en verrichten het gebed.
Indien hij zegt: ze (Banie Haniefah) zeiden dat Moesaylimah een Profeet is.
Zeg dan tegen hem: dit is de bedoeling (ze hadden Moesaylimah opheft, waarop ze werden bestreden).
Indien het zo is dat degene die een persoon tot de status van de Profeet (salla Allahoe 'alaihi wasallam) opheft, ongelovig is geworden en zijn rijkdom en bloed zijn toegestaan, en de twee getuigenissen (laa ilaaha illa Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah) noch het gebed hem zullen baten, hoe zit het dan met degene die Shamsaan of Yoesuf of een metgezel of een Profeet tot de status van de Djabbaar van de hemelen en aarde opheft? Soebhaana Allah! Hoe groot is Zijn Recht! “Dus zo plaatst Allah een zegel op de harten van zij die niet weten." (Soerah Ar-Roem 29: vers 59)
En er wordt ook gezegd: degenen die 'Alie Ibn Abie Taalib - moge Allah tevreden over hem zijn - met vuur verbrandde, allen beweerden op de Islaam te zijn, en zij waren metgezellen van 'Alie en namen kennis van de metgezellen, maar ze hadden een geloofsovertuiging in 'Alie, zoals de geloofsovertuiging in Yoesuf, Shamsaan en dergelijke. Hoe komt het dat de metgezellen zijn overeengestemd over het bestrijden van hen en over hun ongeloof? Denken jullie dat de metgezellen de moslims ongelovig verklaren? Of denken jullie dat de geloofsovertuiging in Taadj en dergelijke niet deert en de geloofsovertuiging in 'Alie Ibn Abie Taalib wel ongelovig maakt?
En er wordt ook gezegd: Banoe 'Oebayd Al-Qaddaah (de 'Oebaydiyyoen (de Fatimiden)), zij die in de tijd van Banie-l 'Abbaas (de Abassiden) over Marokko en Egypte heersten, allen getuigden voor laa ilaaha illa Allah en dat Mohammed de Boodschapper is van Allah, en ze schreven zich toe aan de Islaam, en beden het vrijdaggebed en het gezamenlijke gebed. Nadat zij tegenstrijdig waren aan de sharie'ah in bepaalde zaken, waar wij niet op zijn, stemden de geleerden over hun ongeloof en over het bestrijden van hen, en dat hun steden bilaad al-harb is; en de moslims hen aanvielen, totdat zij van hen wat zij van de steden van de moslims in handen hadden, veroverden.
En er wordt tevens gezegd: indien de eerderen (onwetende Koeffaar van Quraish) enkel ongelovig werden omdat hun Shirk samenging met het verloochenen van de Boodschapper en de Koran, en het ontkennen van de wederopstanding en dergelijke, wat is dan de betekenis van het hoofdstuk die de geleerden in elke wetschool vermeld hebben: “Hoodstuk: het oordeel over de afvallige", en dat is de moslim die na zijn Islaam ongelovig werd. Daarna vermeldden zij velen categorieën, elk categorie daarvan maakt ongelovig, en maakt het bloed van een persoon en zijn rijkkom toegestaan, zelfs dat zij enkele zaken vermeldden die makkelijk zijn bij degene die het verricht, zoals een woord die hij met zijn tong vermeldt zonder (overtuiging in) het hart, of een woord die hij spelenderwijze vermeldt.
En er wordt ook gezegd: degenen over wie Allah heeft gezegd: “Ze zweren bij Allah dat zij niets (slechts) zeiden, maar werkelijk zeiden zei het woord van ongeloof, en zij werden ongelovig na hun Islaam." (Soerah At-Taubah 9: vers 74)
Heb je niet gehoord dat Allah hen door een woord ongelovig heeft verklaard, terwijl ze in de tijd van de Boodschapper salla Allahoe 'alaihi wasallam waren, en de djihaad met hem verrichten, beden, aalmoezen gaven, de hadj verrichten en de Tauwhied erop nahielden.
En zo ook degenen over wie Allah heeft gezegd: “Zeg: 'Was het Allah en Zijn Ayaat (bewijzen, Verzen, lessen, tekenen, openbaringen) en Zijn Boodschapper over wie jullie spotten?' Maak geen excuses; jullie zijn ongelovig geworden nadat jullie hebben geloofd." (Soerah At-Tawbah 9: vers 65-66)
Dezen over wie Allah duidelijk gemaakt heeft dat zij ongelovig werden nadat zij geloofden, terwijl zij met de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wasallam in de strijd van Taboek waren, ze maakten een uitspraak waarvan zij vermeldden dat zij het spelenderwijze zeiden.
Let goed op deze shoebhah, en dat zijn hun woorden: jullie verklaren mensen van de moslims tot ongelovigen die getuigen voor laa ilaaha illa Allah, bidden en vasten, en let daarna op zijn antwoord, want het behoort tot het meest profijtvolle in deze bladeren.
En tot het bewijs hiervoor is tevens: wat Allah vermeldde over de Kinderen van Israaïel - met hun Islaam, kennis en goedheid - dat zij tegen Moesaa (Mozes) zeiden: “Maak voor ons een ilaah (god), zoals zij aalihah (goden) hebben." (Soerah Al-A'raaf 7: vers 138)
En de uitspraak van een groep van de metgezellen: “Maak voor ons een Dhaat Anwaat"; (Dhaat Anwaat, was een boom van de ongelovigen die wordt gebruikt om hun zwaarden te hangen voor zegening) de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam zweerde bij Allah dat dit gelijk is aan de woorden van de Kinderen van Israaïel: “Maak voor ons een ilaah (god)." (Soerah Al-A'raaf 7: vers 138)
Maar de de polytheïsten bezitten een shoebhah die zij bij dit verhaal gebruiken. En dat is dat zij zeggen: de Kinderen van Israaïel werden niet ongelovig, en zo ook degenen die zeiden: “Maak voor ons een Dhaat Anwaat" ze werden niet ongelovig.
Het antwoord is dat wij zeggen: de Kinderen van Israaïel hebben het niet gedaan, en zo ook degenen die de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam vroegen, ze hebben het niet gedaan. En er is geen verschil over dat als de Kinderen van Israaïel het uitvoerden, ongelovig zouden worden. En zo is er ook geen verschil dat degenen die de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam verbood, als zij hem niet hadden gehoorzaamd en Dhaat Anwaat na zijn verbod namen, ongelovig zouden worden. En dit is de bedoeling.
Maar dit verhaal laat zien dat een moslim, zelfs een geleerde, in een bepaalde categorie van Shirk zou kunnen vallen, zonder daarvan op de hoogte zijn. Het laat zien om kennis op te doen en jezelf te beschermen, en de kennis dat de uitspraak van de onwetende: “De Tauwhied hebben we al begrepen", dat dit van de grootste onwetendheid is en de grootste listen van de Shaytaan.
En het toont tevens aan dat een moslim moedjtahid indien hij uitspraak van ongeloof maakt, en niet weet, en hiervan op de hoogte wordt gesteld, en meteen berouw toont, dat hij niet ongelovig wordt, zoals de Kinderen van Israaïel deden en degenen die de Profeten salla Allahoe 'alaihi wasallam vroegen. En het toont ook aan, dat zelfs als hij niet ongelovig wordt, hij met een strenge toon wordt aangesproken, zoals de Boodschapper salla Allahoe 'alaihi wasallam deed.
(Laa ilaaha illa Allah is Woord en Daad)
De polytheïsten hebben een andere shoebhah, ze zeggen: de Profeet salla Allahoe 'alaihi wasallam berispte Oesaamah op het doden van iemand die laa ilaaha illa Allah had gezegd.
En zo ook zijn woorden: “Ik ben geboden de mensen te bestrijden, totdat zij laa ilaaha illa Allah zeggen."
En andere overleveringen betreft het met rust laten van degene die het zegt.
En de bedoeling van deze onwetenden is dat degene die het zegt (laa ilaaha illa Allah) niet ongelovig kan worden noch gedood kan worden, en ook al zou hij van alles verrichten.
Er wordt dan tegen deze onwetende polytheïsten gezegd: het is bekend dat de Profeet (salla Allahoe 'alaihi wasallam) de joden bestreed en slaven van ze nam, terwijl ze laa ilaaha illa Allah zeiden; en dat de metgezellen van de Boodschapper van Allah (salla Allahoe 'alaihi wasallam) Banie Haniefah bestreden, terwijl zij getuigden voor laa ilaaha illa Allah en Mohammed is de Boodschapper van Allah, het gebed verrichten en zich aan de Islaam toeschreven; en zo ook degenen die 'Alie Ibn Abie Taalib met vuur verbrandde.
En deze onwetenden zijn ervan overtuigd dat degene die de wederopstanding ontkent een ongelovige is en gedood wordt, en ook al zegt hij laa ilaaha illa Allah; en dat degene die iets van de pilaren van de Islaam ontkent een ongelovige is en gedood wordt, zelfs als hij het zegt. Hoe kan het mogelijk zijn dat het hem (laa ilaaha illa Allah) niet van nut is als hij een aftakking van de aftakkingen ontkent, en het hem wel van nut is als hij de Tauwhied ontkent, dat de basis is van de religie van de Boodschappers en zijn top?
Maar de vijanden van Allah hebben de overleveringen helemaal niet begrepen.
Wat betreft de overlevering van Oesaamah, hij doodde een persoon die zich aan de Islaam toeschreef, omdat hij dacht dat hij zich enkel uit angst voor zijn bloed en rijkdom aan de Islaam toeschreef.
En een persoon indien hij zich aan de Islaam toeschrijft, wordt het verplicht hem rust te laten, totdat van hem iets wat hieraan tegenstrijdig is voorschijnt, En Allah de Verhevene openbaarde hieromtrent: “O jullie die geloven! Indien jullie op het Pad van Allah uitgaan, kijk dan na (voor de waarheid)." (Soerah An-Nisaa 4: vers 94)
D.w.z. zoek dan uit.
Het Vers duidt aan dat het verplicht is om hem met rust te laten en om uit te zoeken, en indien er hierna van hem iets wat tegenstrijdig is aan de Islaam naar boven komt, wordt hij gedood, vanwege de Woorden van de Verhevene: “kijk dan na (voor de waarheid)." (soerah An-Nisaa 4: vers 94)
En indien hij niet gedood zou worden indien hij het zegt, zou het uitzoeken geen betekenis hebben.
En zo ook de andere overlevering en dergelijke, zijn betekenis is wat wij vermeld hebben: dat degene die zich aan de Tauwhied en de Islaam toeschrijft, het verplicht wordt hem met rust te laten, totdat van hem datgene wat dit ongeldig maakt naar boven komt.
En het bewijs hiervoor is dat de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wasallam gezegd heeft: “Heb je hem gedood nadat hij laa ilaaha illa Allah heeft gezegd!?" hij degene was die heeft gezegd: “Ik ben geboden om de mensen te bestrijden totdat zij laa ilaaha illa Allah zeggen."
Hij (de profeet) was het die over de khawaaridj zei: “Waar jullie ze ook tegenkomen, dood hen. Indien ik ze tegen mocht komen, zou ik ze doden zoals (het volk van) 'Aad gedood werd." Terwijl zij, onder de mensen, de meeste aanbiddingen verrichten, en tahliel (het zeggen van laa ilaaha illa Allah) en tasbieh (het zeggen van soebhaana Allah), zelfs dat de metgezellen tegenover hen op hun eigen gebeden neerkeken; en zij namen kennis van de metgezellen, en toch was laa ilaaha illa Allah ze niet van nut, noch de vele aanbiddingen en noch de toeschrijving aan de Islaam, nadat van hen tegenstrijdigheid aan de sharie'ah naar boven kwam.
En zo ook wat wij vermeld hebben van de bestrijding van de joden, en de bestrijding van Banie Haniefah door de metgezellen.
En zo wilde ook de Profeet (salla Allahoe 'alaihi wasallam) Banie-l Mostaliq betrijden, nadat een persoon hem informeerde dat zij de zakaat niet wilden betalen, totdat Allah openbaarde: “O jullie die geloven! Indien een faasiq (leugenaar, slechte persoon) tot jullie met enig nieuws komt, kijk (het nieuws) dan na." (soerah Al-Hudjuraat 49: vers 6)
En de man was een leugenaar over hen.
En dit allemaal duidt aan dat de bedoeling van de Profeet (salla Allahoe 'alaihi wasallam), in de overleveringen waar zij mee argumenteerden, datgene is wat wij vermeld hebben.
(aanroepen van een schepsel mag alleen, indien een schepsel daartoe instaat is)
Ze hebben een andere shoebhah, en dat is wat de Profeet (salla Allahoe 'alaihi wasallam) vermeld heeft: dat de mensen op de Dag der Opstanding, Aadam om hulp zullen vragen, daarna Noeh, daarna Ibraahiem, daarna Moesaa, daarna 'Iesaa, en allen zullen zich verontschuldigen, totdat ze zullen eindigen bij de Boodschapper van Allah salla Allahoe 'alaihi wasallam.
Ze zeiden: dit bewijst dat het hulp vragen aan iemand naast Allah geen shirk is.
En het antwoord is dat wij zeggen:
Geprezen is Hij Die de harten van Zijn vijanden heeft dichtverzegeld!
Want het aanroepen van een schepsel om iets waar hij toe in staat is, wordt niet afgekeurd door ons.
Zoals Allah de Verhevene heeft gezegd in het verhaal van Moesaa: “Degene van zijn groep vroeg hem op hulp tegen zijn vijand." (Soerah Al-Qasas 28: vers 15)
En zoals een persoon zijn metgezellen om hulp vraagt in een oorlog en dergelijke, bij dingen waar het schepsel macht over heeft.
En wij keurden de aanbidding van hulpvraging af die zij bij de graven van de auwliyaa doen of in hun afwezigheid, bij dingen waar Allah alleen macht over heeft.
Als dit is bevestigd; hun hulpvraging aan de Profeten op de Dag der Opstanding is omdat zij van hen willen dat ze Allah aanroepen om de mensen te berechten, zodat de paradijsbewoners eindelijk rust zullen hebben van het zware en langdurige wachten.
En dit is toegestaan, zowel in het huidige leven als het hiernamaals.
En dat is je dat naar een levende vrome persoon gaat, die jou laat zitten en jouw woorden hoort, waarop je tegen hem zegt: roep Allah voor mij aan. Zoals de metgezellen van de Boodschapper van Allah hem dit vroegen toen hij in leven was. Wat betreft na zijn overlijdenis, dan is er helemaal geen sprake van dat ze hem dit vroegen bij zijn graf!
De vrome voorgangers zouden het zelfs afkeuren dat iemand bij zijn graf Allah wilde aanroepen. Hoe zit het dan met het aanroepen van hem zelf?
(Wie moedwillig Tauwhied verlaat is een Ongelovige)
Ze hebben een anders shoebhah, en dat is het verhaal van Ibraahiem toen hij in het vuur werd geplaatst, Djibriel (Gabriël) kwam tot hem, en zei tegen hem: “Heb je iets nodig?" Ibraahiem zei: “Als het van jou, dan niet." Ze zeggen: als het hulp vragen aan Djibriel shirk zou zijn, zou hij het niet aan Ibraahiem hebben voorgelegd.
Het antwoord: dat dit van hetzelfde soort is als de vorige shoebhah.
Want Djibriel legde aan hem voor hem te helpen in een zaak waar hij macht over heeft, want hij is zoals Allah over hem heeft gezegd: “Machtig in kracht." (Soerah An-Nadjm 53: vers 5)
Als Allah hem toestemming zou hebben gegeven om het vuur van Ibraahiem en, alles eromheen van aarde en bergen, te nemen en in het oosten of in het westen te plaatsen, zou hij dit hebben gedaan. En als Hij hem had bevolen Ibraahiem in een plaats ver van hen te leggen, zou hij dit hebben gedaan. En als Hij hem had bevolen hem in de hemel op te heffen, zou hij dit hebben gedaan.
En dit is zoals een rijke persoon, die veel geld bezit, en een behoeftige persoon ziet die iets nodig heeft, en hem voorstelt om hem wat geld te lenen of te schenken, waarmee hij in zijn behoefte kan voorzien. Waarop deze behoeftige persoon weigert om iets te nemen en ervoor kiest geduldig te zijn totdat Allah hem met voorziening komt waar niemand anders een aandeel in heeft.
Waar is dit van de aanbidding van hulpvraging en de shirk hulpvraging, als zij maar konden begrijpen!
We zullen de woorden, indien het Allah de Verhevene behaagt, afsluiten met een zeer belangrijke onderwerp, dat begrepen kan worden, met wat we hiervoor vermeld hebben. Maar we zullen het apart vermelden, vanwege zijn belangrijkheid en de vele fouten die er bij worden gemaakt.
We zeggen: er is geen geschil omtrent het feit dat de Tauwhied perse plaats moet vinden met hart, woord en daad. Als iets hiervan ontbreekt, kan de persoon geen moslim zijn. Als hij de Tauwhied kent en er geen daden bij verricht, dan is hij een weerspannige ongelovig, zoals Fir'aun en Iblies en hun gelijken. En hier gaan vele mensen de fout in, en ze zeggen: dit is waar en we begrijpen het wel en getuigen dat het de waarheid is, maar we zijn niet in staat om het te verrichten, en het is niet toegestaan bij de bewoners van onze stad, behalve hij die met hen overeenkomt, en dergelijke excusen. En de armzielige weet niet dat de meeste leiders van ongeloof de waarheid kenden en het alleen maar lieten om een bepaalde excuses.
De Verhevene heeft gezegd: “Ze hebben Allah's Verzen voor een kleine prijs verkwist." (Soerah At-Tauwbah 9: vers 9)
En dergelijke Verzen, zoals Zijn Woorden: “Ze kennen hem zoals ze hun zonen kennen." (Soerah Al-Baqarah 2: vers 146)
Als hij met de buitenkant op de Tauwhied handelt, maar niet het begrijpt, of er met zijn hart niet in gelooft, dan is hij een huichelaar, en hij is erger dan de pure ongelovige: “Voorzeker, de huichelaars zullen in de laagste diepte van het Vuur zijn." (An-Nisaa 4: 145)
En dit onderwerp is een belangrijke en lange onderwerp, die je duidelijk wordt als je het in de woorden van de mensen overpeinst: je ziet iemand die de waarheid kent en de handeling erbij laat, uit angst voor vermindering in wereldse zaken of status of om iemand tevreden te stellen. En je ziet iemand die er met de buitenkant op handelt, en niet met het innerlijk. Indien je vraagt wat hij met zijn hart gelooft, dan heeft hij er geen weet van. Maar het is aan jou om twee Verzen van Allah's Boek te begrijpen:
De eerste daarvan zijn de Woorden van de Verhevene: “Maak geen excuses, jullie zijn na jullie geloof ongelovig geworden." (Soerah At-Tauwbah 9: vers 66)
Als je weet dat sommige metgezellen die met de Boodschapper de Romeinen aanvielen, ongelovig werden door aanleiding van een woord die zij spelenderwijze zeiden, wordt het je duidelijk dat degene die met ongeloof spreekt, of erop handelt uit angst voor vermindering van geld of status of moedaarah voor iemand, dat dit erger is dan iemand die een woord spelenderwijze zegt.
En het tweede Vers zijn de Woorden van de Verhevene: “Wie aan Allah ongelovig is na geloofd te hebben, behalve wie gedwongen is terwijl zijn hart in het geloof tot rust gekomen was, maar (voor) wie die zijn hart voor het ongeloof openstelde: voor hem is er de troon van Allah en voor hem is er een geweldige bestraffing. Dat is omdat zij het wereldse leven verkiezen boven het Hiernamaals, en omdat Allah het ongelovige volk niet zal leiden. (Soerah An Nahil vers 106-107)
Allah maakte geen excuses voor iemand van dezen, behalve hij die werd gedwongen terwijl zijn hart rust heeft met het geloof. Wat betreft iets anders, dan is hij ongelovig geworden na geloofd te hebben, of hij het nu uit angst of tevredenstelling of loyaliteit tot zijn vaderland of gezin of clan of geld, of hij doet het spelenderwijze, of dergelijke van de doeleinden - behalve hij die werd gedwongen!
Het Vers duidt hierop in twee opzichten:
Het eerste: Zijn Woorden: “behalve wie gedwongen is ." Allah maakte enkel uitzondering voor de gedwongene. En het is welbekend dat een mens alleen gedwongen kan worden bij woord of daad. Wat betreft de overtuiging van het hart, niemand wordt hierbij gedwongen.
En het tweede: de Woorden van de Verhevene: “Dat is omdat zij het wereldse leven verkiezen boven het Hiernamaals." Hij maakte duidelijk dat deze ongeloof en straf niet geschiedde door overtuiging of onwetendheid, of haat tegenover de religie of liefde voor ongeloof. De aanleiding was slechts omdat hij hier een wereldse aandeel in had, die hij boven de religie verkoos.
En Allah - vrij van tekortkomingen is Hij en Verheven - weet het best. En moge Allah prijzingen en vrede zenden over onze Profeet Mohammed, zijn volgelingen en metgezellen.
Vertaald door broeder Mohamed Ibn AbdAllah.