Een Uitleg van de Betekenissen van de Laatste Tiende van de Edele Koran
Categorieën
Bronnen
Full Description
- Surat 1 Al-Fatiha [De Opener]
- Surat 58 Al-Mujadilah [De Twistster]
- Surat 59 Al-Hashr [De Verzameling]
- Surat 60 Al-Mumtahanah [De Vrouw Die Ondervraagt Zal Worden]
- Surat 61 As-Saff [De Stijdplaats]
- Surat 62 Al Jumu‘ah [De Vrijdag (Bijeenkomst)]
- Surat 63 Al-Munafiqun [De Huichelaars]
- Surat 64 At-Taghâbun [Beider Verlies en Winst]
- Surat 65 At-Talâq [De Scheiding]
- Surat 66 At-Tahrim [Denkende dat iets Verboden is]
- Surat 67 Al-Mulk [De Heerschappij]
- Surat 68 Al-Qalam [De Pen]
- Surat 69 Al-Haqqah [De Verwezenlijking]
- Surat 70 Ma‘ârij [De Trappen]
- Surat 71 Nôeh [De Profeet Noach]
- Surat 72 Al-Djinn [De Djinn]
- Surat 73 Al-Muzzammil [De Omhulde]
- Surat 74 Al-Muddaththir [De Ommantelde]
- Surat 75 Quiyamah [De Opstanding]
- Surat 76 Al-Insan [De Mens]
- Surat 77 Al-Mursalat [De Uitgezondenen]
- Surat 78 An-Naba’ [De Aankondiging]
- (79) Surat An-Nazi‘at [De Uitrukkenden]
- (80) Surat ‘Abasa [Hij Fronste]
- (81) Surat At-Takwir [Het Oprollen]
- (82) Surat Al-Infitar [De Splijting]
- (83) Surat Al-Mutaffifîn [De Zwendelaars]
- (84) Surat Al-Inshiqaq [De Verscheuring]
- (85) Surat Al-Buruj [De Sterrenstelsels]
- (86) Surat At-Tariq [De Verlichtende Ster]
- (87) Surat Al-A‘la [De Hoogste]
- (88) Surat Al-Ghashiyah [De Opstanding]
- (89) Surat Al-Fajr [De Dageraad]
- (90) Surat Al-Balad [De Stad]
- (91) Surat Ash-Shams [De Zon]
- (92) Surat Al-Lail [De Nacht]
- (93) Surat Ad-Duha [Het Ochtendlicht]
- (94) Surat Ash-Sharh [De Verruiming]
- (95) Surat At-Tin [De Vijgeboom]
- (96) Surat Al-‘Alaq [De Bloedklomp]
- (97) Surat Al-Qadr [De Waardevolle]
- (98) Surat Al-Bayyenah [Het Duidelijke Bewijs]
- (99) Surat Az-Zalzalah [De Beving]
- (100) Surat Al-‘Adiyat [De Rennende Paarden]
- (101) Surat Al-Qari‘a [De Daverende]
- (103) Surat Al-‘Asr [De Tijd]
- (104) Surat Al-Humazah [De Lasteraar]
- (105) Surat Al-Fil [De Olifant]
- (106) Surat Quraish [De Qoeraisj]
- (107) Surat Al-Ma‘un [De Levensbenodigdheden]
- (108) Surat Al-Kauthar [De Overvloed]
- (109) Surat Al-Kafirun [De Ongelovigen]
- (110) Surat An-Nasr [De Hulp]
- (111) Surat Al-Masad [De Touwvezels]
- (112) Surat Al-Ikhlas [Het Zuiveren]
- (113) Surat Al-Falaq [De Dageraad]
- (114) Surat An-Nas [De Mensen]
Een Uitleg van de Betekenissen van de Laatste Tiende van de Edele Koran
Surat 1 Al-Fatiha [De Opener]
1. { In de naam van Allah (De Ene, Ware en Ondeelbare God), Ar-Rahman (de Meest Genadige, Wiens Barmhartigheid al Zijn wezens omvat), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige) (Deze twee namen tonen en bevestigen Zijn onmetelijke Barmhartigheid). }
2. { Alle lof en dank (en verheerlijking) behoort (alleen) aan Allah (aangezien Hij de Enige is Wie ons voorziet van goederen en Hij Alleen schiep het gehele universum, zonder enige partner), de Heer van alle werelden (mensheid, Djinn en alles dat bestaat). }
3. { Ar-Rahman (de Meest Genadige), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige). }
4. { De Oppermachtige en Eigenaar van de Dag van Vergelding (gedurende welke ieder wezen zijn beloning of straf zal krijgen die zij verdienen). }
5. { ﷻ (Alleen) aanbidden wij ( alle daden van aanbidding, gebed, offers, smeekbedes etc. zijn gericht aan ﷻ Alleen), en ﷻ (Alleen) vragen wij om hulp en Ondersteuning (aangezien ﷻ Alleen alle zaken kunt beslechten, en ﷻ Alleen weet het geziene en ongeziene en alles dat gebeurt in de wereld). }
6. { Leid ons naar As-Sirata Al-Mustakim (de juiste rechte Weg, Islam). }
7. { De Weg van degenen aan wie ﷻ Uw Genade heeft geschonken, (zoals de profeten, de martelaren, de vromen en rechtvaardige mensen), en niet (de weg) van degenen die Uw boosheid hebben verdient (m.a.w. degenen wiens intenties verwrongen zijn: zij kennen de Waarheid, maar volgen deze niet, zoals de Joden), noch van degenen die dwaalden (m.a.w. degenen die de ware kennis zijn verloren, dus dwalen zij in de leegte, en worden niet geleid naar de Waarheid, zoals de Christenen). }
Surat 58 Al-Mujadilah [De Twistster]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. { Waarlijk, Allah heeft de woorden gehoord van haar (Khaulah, dochter van Tha‘labah) die bij jou twistte (O Muhammad) over haar echtgenoot (Aus, zoon van As-Samit, die haar vertelde: “Jij bent voor mij als de rug van mijn moeder.” Dit betekent, “Het is voor mij verboden om tot jou te komen.” Dit was een vorm van scheiding, Az-Zihar genoemd, de norm onder de Arabieren voor het profeetschap van Muhammad. Maar vrouwen waren niet vrij na deze “scheiding”, ze konden niet met iemand anders trouwen.), en zij klaagt (gebed) bij Allah. En Allah hoorde het gesprek (en het argument) van jullie beide aan. En Allah is Sami‘ (Alhorend), Basir (Alziend). }
2. Degenen onder jullie die de Zhihâr (hen “hun moeders” noemen), uitspreken over hun vrouwen: zij (echtgenotes) zijn niet [bijgevolg] hun moeders, hun moeders zijn slechts degenen die hen gebaard hebben. (en niemand anders kan hun vervangen). En voorwaar, zij spreken zeker een verwerpelijk en bedrieglijk woord, Munkar (slecht, ziek, afgewezen en verboden) En voorwaar, Allah is zeker ‘Afoou (Berouwaanvaardend) en Ghafour (Vergevingsgezind).
3. En degenen die de Zhihâr uitspreken over hun vrouwen en daarna willen terugkomen op wat zij zeiden: (m.a.w. hun vrouwen weer benaderen) - (de boete, Arabisch: “Kaffara”, in dat geval is) zij moeten dan een slaaf vrijkopen, voordat zij elkaar aanraken (geslachtsgemeenschap hebben). Dat is (deze boete) waartoe jullie onderricht worden. (zodat jullie niet zoiets ziekelijks zullen herhalen). En Allah is Khabeer (Alziende) over wat jullie doen.
4. En wie daartoe geen mogelijkheid vindt (een slaaf om te bevrijden of geld om een slaaf vrij te kopen), (moet) dan gedurende twee opeenvolgende maanden vasten, voordat zij elkaar aanraken. En wie daartoe niet in staat is, (m.a.w. te vasten), (moet) dan zestig armen voeden Miskin (behoeftige personen); opdat jullie geloven (jullie geloof perfectioneren) in Allah en Zijn Boodschapper. (te doen wat Allah heeft bevolen en Zijn Boodschapper volgen, en die zonde niet opnieuw begaan). En dat zijn de bepalingen van Allah. En voor de ongelovigen (degenen die weigeren wat Allah heeft voorgeschreven), is er een pijnlijke bestraffing.
5. Voorwaar, degenen die zich verzetten tegen Allah (Zijn geboden en Zijn wetten schenden, andere wetten volgen, en vijandschap tonen tegen Hem) en (ook tegen) Zijn Boodschapper zullen vernederd worden, (en vernederd), zoals degenen vóór hen (van de voorgaande volken) vernederd werden. Wij hebben duidelijke Tekenen neergezonden Ayat (bewijzen, bewijsmateriaal, Versen, lessen, tekenen, overleveringen, etc. om te bewijzen dat de wetten van Allah de waarheid zijn). En voor de ongelovigen (in deze Ayat) is er een vernederende bestraffing.
6. (Gedenkt) op de Dag dat Allah hen allen opwekt, (m.a.w. op de Dag der Wederopstanding) Hij zal hun daarop meedelen wat zij gedaan hebben (goede en slechte daden). Allah zal het nauwkeurig opsommen, (in de boeken van hun goede en slechte daden), terwijl zij het vergeten hebben. Allah is van alles Getuige (er is niets verborgen voor Hem).
7. Zie jij niet dat Allah weet wat er in de hemelen en op de aarde is? Er is geen geheim gesprek Najwa (geheim of privégesprek) tussen drie mensen, of Hij (Allah) is hun vierde; (met Zijn Kennis) en niet (Najwa) tussen vijf, of Hij is hun zesde; (met Zijn Kennis) en niet (Najwa) minder of meer dan dat, of Hij is met hen, (met Zijn Kennis), waar zij zich ook bevinden. En Hij zal hun dan op de Dag der Opstanding bekendmaken wat zij hebben gedaan (goede en slechte daden). Voorwaar, Allah is ‘Aleem (Alwetend) over alle zaken.
8. Zie jij degenen niet (o Profeet) die (Joden) het geheime gesprek verboden werd? (en er voor gewaarschuwd werden) An-Najwa (geheime gesprekken, m.a.w. een daad welke de Joden gewend waren te doen: terwijl ze keken naar een passerende Moslim, begonnen ze in het geheim te praten terwijl ze de Moslim aankeken; knipogend naar elkaar, alsof ze met elkaar roddelden over hem, waardoor de Moslim zich slecht voelde of in de veronderstelling was dat een Moslim had geleden vanwege een onheil en ze hem dit niet hadden verteld. Moslims gingen naar de Profeet en klaagden. Hij waarschuwde de Joden en verbood hun dit opnieuw te doen). Daarop vervielen zij tot dat wat hun verboden werd (en voor gewaarschuwd waren). En zij voerden geheime gesprekken (An-Najwa) omwille van zonde, vijandigheid en opstand tegen de Boodschapper (Muhammad). En wanneer zij tot jou kwamen, begroetten zij jou niet met de woorden waarmee Allah jou begroet, (wanneer de Joden naar de Profeet gingen, groetten ze hem zeggende “As-Sam ‘Alaikum” wat betekent “dood zij met jou” in plaats van de Islamitische begroeting “As-salam ‘Alaikum” wat betekent “vrede zij met jou”), en zij zeggen onder elkaar (of tegen henzelf): “Had Allah ons maar bestraft voor wat wij zeiden (als Muhammad waarlijk een Profeet is).” (Maar het antwoord van Allah hierop is:) “De Hel is voldoende voor hen. Daarin zullen zij branden. En dat is de slechtste plaats van terugkeer!
9. O jullie die geloven, wanneer jullie geheime gesprekken voeren, voert dan geen geheime gesprekken omwille van zonde, vijandigheid en opstand tegen de Boodschapper, maar voert geheime gesprekken (alleen) omwille van Al-Birr (goedheid) en At-Taqwa (deugden en vroomheid). En vreest Allah tot Wie jullie teruggekeerd worden. (op de Dag der Opstanding).
10. Voorwaar, de (slechte) geheime gesprekken An-Najwa [privégesprekken (in een slechte betekenis, m.a.w. in zonde, etc.)] zijn afkomstig van de Satan (m.a.w. van de fluisteringen van Satan), om degenen die geloven te bedroeven. Maar hij kan hen geen enkel kwaad berokkenen, behalve met de toestemming van Allah. En laten de gelovigen dan Allah vertrouwen.
11. O jullie die geloven, wanneer tot jullie gezegd wordt: “Maakt ruimte in de plaatsen van samenkomsten,” (spreid uit) maakt dan ruimte; Allah zal voor jullie (uitgestrekt) ruimte maken (van Zijn barmhartigheid, paradijs of iets goeds). En wanneer tot jullie gezegd wordt: “Staat op,” (voor gebeden of voor goede daden), staat dan op; Allah zal degenen onder jullie die geloven en degenen aan wie kennis is gegeven in rang verheffen. En Allah is Khabeer (Alwetend) over wat jullie doen.
12. O jullie die geloven, wanneer jullie een persoonlijk gesprek met de Boodschapper (Muhammad, over ieder onderwerp) willen voeren, geeft dan vóór jullie gesprek iets uit aan liefdadigheid (aan de armen). Dat is beter voor jullie (zal jullie het goede brengen en beloningen) , en reiner (het zal jullie harten reinigen van zonden). Maar als jullie niets kunnen vinden (de middelen voor liefdadigheid): voorwaar, Allah is dan Ghafour (Vergevingsgezind) Raheem (Meest Barmhartig).
13. Zijn jullie bevreesd voor (armoede) door iets uit te geven aan liefdadigheid (vanwege armoede) , vóór jullie gesprek (met de Profeet)? Als jullie dat dan niet doen, dan vergeeft Allah jullie. Verricht dan (tenminste) de shalât (het gebed) en geef de zakât (verplichte jaarlijkse liefdadigheid) en gehoorzaam Allah en Zijn Boodschapper (m.a.w. doe alles Allah en Zijn Boodschapper jullie opdragen). En Allah is Khabeer (Alwetend) over wat jullie doen.
14. Zie jij (O Muhammad) degenen (hypocrieten) die zich (in vriendschap) wenden tot ’Aulia’ (vrienden, beschermers, etc.) een volk (m.a.w. de Joden) waarop Allah vertoornd is (dit verwijst naar een groep hypocrieten, die beweerde dat ze Moslims zijn terwijl ze de geheimen van de gelovigen overdragen aan de Joden)? Zij behoren niet tot jullie (Moslims) en zij behoren niet tot hen (Joden) en zij zweren bij een leugen (dat zij Moslims zijn en dat zij in jou geloven als een Profeet) terwijl zij het weten (dat zij leugenaars zijn bij wat zij zweren).
15. Allah heeft voor hen een harde bestraffing bereid. Voorwaar, slecht was het wat zij plachten te doen (hun hypocrisie, bedrog tegenover Moslims, hulp en advies aan Joden tegen Moslims en valse getuigenissen).
16. Zij maakten hun (valse) eden tot een hindernis (voor hun slechte daden) (zodat zij zich beschermden) en zij hielden (mensen) toen af van de Weg van Allah (Islam). Voor hen is er daarom een vernederende bestraffing.
17. Hun bezittingen en hun kinderen zullen hen niets baten tegen Allah (Zijn bestraffing). Zij zijn degenen die de bewoners van de Hel zijn. Zij zijn daarin eeuwig levenden.
18. Op de Dag waarop Allah hen allen zal doen opstaan (voor hun afrekening), zullie zij voor Hem zweren (dat zij gelovigen waren), zoals zij voor jullie zweren (O Moslims) en zij denken dat zij iets hebben (dat hen baat) (zij nemen aan dat hun leugens geloofd zullen worden en dat zij in staat zullen zijn hun onrecht te verbergen, zoals zij deden in het wereldse leven). Weet: voorwaar, zij zijn leugenaars.
19. De Satan heeft hen overmeesterd, waarna hij hen de Dhikr-Allah (de gedachtenis van Allah) deed vergeten. Zij zijn degenen van de groep (volgelingen) van de Satan. Weet: voorwaar, de volgelingen van de Satan zijn de verliezers.
20. Voorwaar, degenen die Allah en Zijn Boodschapper (Muhammad) tegenstreven (Zijn geboden en Zijn wetten schenden, andere wetten volgen, en vijandschap tegen Hem tonen): zij zijn degenen die tot de vernederden behoren. (beide in het wereldse leven en in het Hiernamaals).
21. Allah heeft bepaald: (m.a.w. verordend) (in Al-Laouh Al-Mahfoudh): “Ik en Mijn Boodschappers zullen zeker overwinnen.” Voorwaar, Allah is Kawei (Sterk), ‘Aziz (Almachtig, Onoverwinnelijk).
22. Jij vindt geen volk (O Muhammad) dat in Allah en in de Laatste Dag gelooft dat degenen die Allah en Zijn Boodschapper tegenstreven bevriend (lief heeft, of hen nemen als Aoulia’-beschermers-voogden-vrienden) (wie vijandschap toont aan Hem en aan Zijn religie, en Zijn geboden en Zijn wetten schendt) (hier verwijst het niet naar de niet-Moslims, het verwijst naar degenen die vijandschap tonen aan Allah en aan Zijn religie en aan Zijn Boodschapper), ook al zijn het hun vaders, of hun zonen of hun broeders of hun stamgenoten. Zij zijn degenen bij wie Hij het geloof in hun harten heeft geschreven en Hij versterkt hen met hulp van Hem (m.a.w. leiding en overwinning tegen hun tegenstanders in het wereldse leven), en (in het Hiernamaals) Hij doet hen Tuinen (het Paradijs) binnengaan waar de rivieren onder door stromen. Zij zijn daarin eeuwig levenden. Allah heeft welbehagen aan hen (m.a.w. Hij is tevreden over hun, houdt van hun, vergeeft hun en accepteert hun goede daden, en Hij zal nooit kwaad op hun zijn) en zij hebben welbehagen aan Hem (tevreden met alles dat Hij hun gegeven heeft). Zij zijn degenen die van de groep van Allah zijn. Weet: voorwaar, de groep van Allah is de winnaar.
Surat 59 Al-Hashr [De Verzameling]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. { Wat er in de hemelen en op de aarde is prijst de Glorie van Allah (zij prijzen de naam van Allah met woorden welke iedere imperfectie aan Hem ontkennen). En Hij is Al-‘Azeez (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Hakeem (de Alwijze in Zijn oordeel, Zijn wet, Zijn administratie…etc.) }
2. { Hij is Degene Die de ongelovigen onder de mensen van de Schrift uit hun woonplaatsen heeft verdreven bij de eerste verzameling (daartoe) (volgens de Joden van de stam Banu An-Nadir, die het vredesverdrag verbraken met de Profeet, in een poging hem te vermoorden, zochten bondgenootschap met de heidenen tegen Moslims). Jullie dachten (O, Moslims) dat zij niet zouden weggaan (van hun huizen vanwege hun macht) en zij dachten dat hun burchten hen zouden beschermen tegen Allah. Toen kwam (de bestraffing van) Allah tot hen van waar zij het niet vermoedden, en Hij wierp grote angst in hun harten. Zij verwoestten hun huizen met hun eigen handen (omdat de Profeet ieder van hen toestond met zich mee te nemen wat zijn kameel kon dragen) en (die werden verwoest) door de handen van de gelovigen. Trekt daar lering uit (waarschuwing), O jullie bezitters van inzicht! }
3. { En als Allah voor hen de verdrijving niet had bepaald, dan zou Hij hen zeker hebben gestraft tijdens het wereldse leven. En voor hen is er in het Hiernamaals de bestraffing van de Hel.}
4. { Dat is omdat zij Allah en Zijn Boodschapper tegenwerken (met vijandschap) (zij schonden Zijn bevelen en wetten, vochtten tegen Allah en Zijn Boodschapper). En wie Allah tegenwerkt: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing. }
5. { Wat jullie (O Moslims) omhakken van de dadelpalmen (van de vijand) of wat jullie op hun wortels laten staan (omdat de Joden pijlen en stenen gooiden van de top van hun forten, en de palmbomen en hun tuinen hierin voorzagen); het gebeurde met de toestemming van Allah. En zodat Allah de zwaar zondigen vergeldt (degenen die afgedwaald zijn van de Weg van Allah, de onderdrukkers, degenen die volharden in hun zonden). }
6. { Wat Allah aan buit (Al-Fai’, dat betekent buit zonder strijd) van hen aan Zijn Boodschapper (Muhammad) geeft (m.a.w. wat de Joden van Banu An-Nadir achterlieten en niet met zich meenamen na hun belegering door de Moslims) –jullie (O Moslims) hebben daartoe geen paarden en geen lastdieren aangespoord (jullie maakten geen expeditie, m.a.w. jullie verkregen hun zonder strijd), maar Allah geeft Zijn Boodschapper macht over wie Hij wil (dus om te winnen van wie Allah ook wil) en Allah is Almachtig over alle zaken. }
7. { Wat Allah ook aan buit (Al-Fai’) aan Zijn Boodschapper gegeven heeft, afkomstig van de bewoners van de steden; het is voor Allah en de Boodschapper (m.a.w. moet besteed worden in het voordeel van de Moslims); en de verwant (de Boodschappers verwanten van Banu Hashim en Banu Al-Muttalib, aan wie de Profeet verboden had Zakaat te accepteren); en de wezen, Al-Masakin (de behoeftige); en de armen; en de reiziger zonder proviand (die een vreemde is en geen geld meer heeft), zodat deze (rijkdom) niet rondgaat onder de rijken van jullie (uitsluitend). En wat de Boodschapper jullie geeft (jullie opdraagt), neemt dat (doe het); maar wat Hij jullie verbiedt, onthoudt jullie daarvan (doe dat niet). En vreest Allah: voorwaar, Allah is hard in de bestraffing.}
8. { (En er is ook een deel in de buit) voor de armen van de uitgewekenen (die emigreerden van Mekka naar Medina), degenen die zijn verdreven uit hun woonplaatsen en van hun bezittingen (van de ongelovigen van Mekka), zoekend naar een gunst en welbehagen van Allah. En zij helpen Allah (m.a.w. ondersteunen de overwinning van Zijn religie) en Zijn Boodschapper. Zij zijn degenen die de waarachtigen zijn (m.a.w. zij doen wat ze zeggen). }
9. { En degenen (Al-Ansar –de Aanhangers –de bewoners van Medina) die vóór hen (de Emigranten –Muhagirin), in de stad (in Medina) woonden en geloofden (de Anshâr), (voor Muhatzirin’s emigratie), zij houden van degenen die (vanuit Mekka) naar hen zijn uitgeweken, zij vinden in hun hart geen jaloezie op wat (aan hen) gegeven is (aan Muhagirin van de buit van Banu An-Nadir). En zij geven aan (hen) (de Emigranten) voorrang boven zichzelf, ook al is er behoefte onder hen. En wie zich hoedt voor zijn eigen gierigheid: dat zijn degenen die zullen welslagen. }
10. { En degenen die na hen kwamen (tot Islam) (de Ansar en de Muhagirin), zeiden: “Onze Heer, vergeef ons en onze broeders die ons zijn voorafgegaan in het geloof en maak in onze harten geen wrok jegens degenen die geloven. Onze Heer, voorwaar, ﷻ bent Ra’ouf (Zachtmoedig), Raheem (Meest Barmhartig). }
11. { Zie jij (O, Muhammad) degenen die huichelen niet (de ongelovigen van Mekka)? Zij zeggen tot hun broeders (in ongeloof), die ongelovig zijn onder de Lieden van de Schrift (m.a.w. de Joden van Banu An-Nadir): (Bij Allah), “Als jullie verdreven worden (van de Moslims), dan zullen wij (ook) met jullie wegtrekken. En wij zullen nooit iemand volgen (tegen jullie) (die ons vertelt jullie niet te helpen en niet met jullie op te trekken). En als jullie bestreden worden, zullen wij jullie zeker helpen.”Maar Allah getuigt dat zij zeker leugenaars zijn (door wat zij hebben beloofd aan de Joden van Banu An-Nadir).”}
12. { Als zij (de Joden van Banu An-Nadir) worden verdreven, (zeker), dan zullen zij (de hypocrieten) niet met hen wegtrekken (zoals ze beloofd hadden); en als zij worden bestreden, dan zullen zij hen niet helpen. En (zelfs) als zij hen helpen, dan keren zij (de hypocrieten) (hen) de rug toe (ze zullen verslagen wegrennen), zodat zij niet geholpen worden.}
13. { Zij hebben in hun hart zeker meer angst voor jullie (o, Moslims) dan voor Allah (dan hun angst voor God). Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt (de Majesteit en Macht van Allah, en zij vrezen Zijn bestraffing niet). }
14. { Zij bestrijden jullie niet gezamenlijk (verenigd), behalve in versterkte steden of van achter muren. Hun onderling geweld is hevig, jullie denken dat zij een eenheid vormen, maar (eigenlijk) hun harten zijn verdeeld. Dat is omdat zij een volk zijn dat niet begrijpt. }
15. { Zoals het geval was met degenen (de Joden van of Banu An-Nadir) die hen kort daarvoor voorafgingen (in vergelijking met wat Allah’s bestraffing met hen deed) (m.a.w. de ongelovigen van Mekka en de Joden van Banu Kainouka). Zij hebben het kwaad van hun wandaden geproefd (hun vijandschap tegen Allah en de Profeet). En voor hen is er (in het Hiernamaals) een pijnlijke bestraffing. }
16. { (De hypocrieten, de ongelovigen van Mekka welke de Joden van Banu An-Nadir verleidden om tegen de Profeet te vechten en beloofden dat ze hun zouden helpen) (De huichelaars zijn) zoals de Satan, toen hij tot de mens zei (om hem te verleiden): ‘‘Wees ongelovig,” maar wanneer hij (de mens) dan ongelovig is, dan zegt hij (de Satan): ‘‘Voorwaar, ik ben niet verantwoordelijk voor jullie. Voorwaar, ik vrees de Heer der werelden (mensheid, Djinn en alles dat bestaat).” }
17. { Het gevolg voor beiden (de huichelaars en de Joden) zal zijn dat zij in de hel zullen zijn, zij zullen daarin eeuwig levenden zijn. En dat is de vergelding voor Az-Zalimin (m.a.w. de onrechtplegers, boosdoeners, polytheisten, ongelovigen in Allah en in Zijn Eenheid). }
18. { O jullie die geloven, vreest Allah (volg Zijn geboden en blijf weg van Zijn verboden) en laat iedere ziel toezien op wat zij heeft vooruitgezonden (van goede en slechte daden in dit wereldse leven) voor de Volgende Dag (wanneer hij ze zal presenteren in het Hiernamaals). En vreest Allah. Voorwaar, Allah is Alziend over wat jullie doen. }
19. { En weest niet zoals degenen die Allah vergaten (m.a.w. Allah niet gehoorzaamden), waarop Hij (Allah) hen zichzelf deed vergeten (zorgde dat zij vergaten goede daden te verrichten welke hun van de straf van het Vuur zouden redden). Zij zijn degenen die de zwaar zondigen zijn, the Fasiqun (welke afgedwaald zijn van de weg van Allah, de overtreders, die volharden in hun zonden). }
20. { De bewoners van het Vuur (gelijk in geloof, die zullen worden gestraft) en de bewoners van het Paradijs (die zegeningen zullen verkrijgen) zijn niet gelijk: de bewoners van het Paradijs zullen slagen. }
21. { Indien wij deze Koran op een berg hadden doen neerkomen (en het kon begrijpen wat is geschreven, van de belofte van het Paradijs en de waarschuwing van het Vuur), dan hadden jullie de berg zich kunnen zien vernederen (ondanks zijn kracht, grootte, en sterkte) en splijten uit vrees voor Allah. Deze gelijkenissen zetten Wij aan de mensen voor opdat zij er over nadenken. }
22. { Hij is Allah, naast wie er geen God is, de Kenner van het zienlijke en het onzienlijke, Hij is Ar-Rahman (Meest Barmhartig), Ar-Raheem (Meest Genadevol). }
23. { Hij is Allah, naast wie er geen God is, Al-Malik (Koning van alles), Al-Kudus (Heilig en Verheven), Al-Salam (de Ene wie vrij is van iedere imperfectie – de Vrede), Al-Mu’men (de Ene wie Zijn Profeten uitrust met wonderen en tekenen, de Schenker van Veiligheid), Al-Muhaimen (de Waker over Zijn schepping), Al-‘Azeez (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Jabar (de Ene wiens Wil altijd voorziet en aan Wie alle schepselen zich onderwerpen), Al-Mutakabir (de Ene wie Trots is op Zijn Pracht). Verheven is Allah boven hetgeen zij met Hem vereenzelvigen. }
24. { Hij is Allah, Al-Khalik (de Schepper), Al-Bari’ (de Ene wie de schepselen hun juiste vorm geeft volgens de missie welke ieder schepsel ontvangt), Al-Musauir (de Schenker van vormen). Hij heeft de schoonste namen, Al-Asma’ Al-Husna. Alles wat in de hemelen en op aarde is verheerlijkt Hem (ze verheerlijken de Naam van Allah met woorden welke iedere imperfectie aan Hem ontkennen) en Hij is Al-‘Azeez (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Hakeem (de Alwijze). }
Surat 60 Al-Mumtahanah [De Vrouw Die Ondervraagt Zal Worden]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. { O jullie die geloven, neemt Mijn vijanden en jullie vijanden (m.a.w. de ongelovigen en de polytheisten van Mekka) niet als Aulia’ (vrienden, beschermers). Bieden jullie hun vriendschap aan (en vertellen hun het nieuws van de Profeet en de Moslims), hoewel zij de Waarheid die tot jullie is gekomen hebben verworpen (m.a.w. het Islamitische Monotheïsme, de Koran en Muhammad) en de Boodschapper en jullie zelf verdrijven, (van jullie huizen in Mekka), [alleen] omdat jullie in Allah jullie Heer geloven? Indien jullie optreden (emigreren en) om voor Mijn zaak te strijden en Mijn welbehagen te zoeken, (neem hen dan niet als Aulia’) zouden jullie hen dan in het geheim vriendschap betuigen? En Ik weet het beste wat jullie verbergen en wat jullie openbaar maken. En wie van jullie zo handelt, is zeker van de Rechte Weg afgedwaald. }
2. { Als zij de overhand over jullie krijgen zullie zij (zich gedragen als) als vijanden tegenover jullie handelen, en zij zullen hun handen en tong naar jullie uitsteken om jullie kwaad te berokkenen, (vermoorden, gevangennemen en jullie beledigen), en zij wensen vurig dat jullie ongelovigen zullen worden. }
3. { Noch jullie familiebanden noch jullie kinderen zullen jullie op de Dag der Opstanding iets baten (omdat een Moslim het nieuws van de Moslims aan de ongelovigen bracht, in ruil voor hen om niet zijn familieleden in Mekka te schaden). Hij zal over jullie beslissen. En Allah ziet alles wat jullie doen. }
4. { Er is een goed voorbeeld voor jullie in Ibrahim (Abraham) en degenen die met hem waren (de gelovigen) toe zij tegen hun volk zeiden: “Wij hebben niets uitstaande met jullie en hetgeen jullie buiten Allah aanbidden. Wij verwerpen jullie en er is tussen jullie en ons eeuwige vijandschap en haat ontstaan, tenzij jullie in Allah, de Enige geloven.”- uitgezonderd (van dit voorbeeld) het woord van Ibrahim (Abraham) tot zijn (ongelovige) vader: “Ik zal zeker om vergiffenis voor u vragen, ik heb niets van Allah ten uwen behoeve.” (omdat hij hem voordat hij beweerde dat hij Allah’s vijand was, en toen hij dit bevestigde, toen wees hij hem af) (betekenis: ik kan je niet helpen of beschermen in wat dan ook tegen Allah).- Onze Heer, in ﷻ (Alleen) stellen wij ons vertrouwen (voor al onze zaken) en tot ﷻ (Alleen) wenden wij ons, en naar ﷻ (Alleen) is (onze definitieve) de terugkeer (op de Dag der Opstanding).” }
5. { Onze Heer, maak ons niet tot een voorwerp van Fitnah (beproeving) voor de ongelovigen (betekenis: laat hen niet winnen, en daarom zeggen, “Als zij op het Rechte Pad waren, zouden wij niet van hen winnen”, zodat hun ongeloof toeneemt) en vergeef ons o, Heer voorzeker ﷻ, ﷻ bent Al-‘Azeez (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Hakeem (de Alwijze). }
6. { Voorzeker, zij zijn een goed voorbeeld ( Ibrahim en de gelovigen met hem) voor een ieder onder jullie die Allah en de Laatste Dag vreest. En wie zich (van de waarheid) afwendt (niet Ibrahim’s voorbeeld volgt, de ongelovigen neemt als Aulia’), - waarlijk, Allah is zich zelf genoeg, Allah is Al-Ghanei (de Rijke, Vrij van iedere behoefte), Al-Hameed (de Prijzenswaardige). }
7. { Het is mogelijk dat Allah liefde zal kweken tussen jullie en diegene van hen met wie jullie in vijandschap verkeren (misschien opent Hij hun harten voor Islam); want Allah is Kadeer (Almachtig) (hiervoor en voor al het andere), en Allah is Ghafour (Vergevingsgezind), Raheem (Meest Genadevol). }
8. { Allah verbiedt jullie niet, degenen die niet tegen jullie om de godsdienst hebben gevochten, noch jullie uit jullie huizen hebben verdreven, goed te doen en rechtvaardig te behandelen (de ongelovigen); voorzeker, Allah heeft de rechtvaardigen lief (degenen die rechtvaardig handelen). }
9. { Maar Allah verbiedt jullie vriendschap te betonen aan degenen, die tegen jullie gevochten hebben om de godsdienst, en die jullie uit jullie huizen hebben verdreven of geholpen hebben jullie te verdrijven. (vrienden, beschermers, voogden en in liefde naar hen toegaan en hun helpen, tegen de Moslims). En wie hun ook vriendschap aanbiedt (helpers tegen Moslims), dezen zijn de Zalimun (onrechtvaardigen, boosdoeners ongehoorzaam aan Allah). }
10. { O, jullie die geloven wanneer gelovige vrouwen tot jullie komen als vluchtelingen, beproeft haar (geloof) (test hun om hun ware Geloof uit te vinden); Allah kent hun geloof het beste. Als jullie dan vinden dat zij gelovig zijn, zendt haar niet terug naar de ongelovigen (echtgenoten). Deze vrouwen zijn voor hen niet wettig, noch zijn de ongelovigen wettig voor deze vrouwen. Maar betaalt (aan de ongelovige echtgenoten) wat (bruidsschatten) zij besteed hebben. En het is geen zonde voor jullie haar te huwen als jullie haar haar huwelijksgift hebben gegeven. En houdt niet vast aan huwelijksbanden met ongelovige vrouwen; maar vraag (voor de terugkeer) om hetgeen jullie besteed hebben (als bruidsschat); en laten zij (de ongelovigen) vragen om hetgeen zij besteed hebben (als bruidsschat voor de vrouwen welke de Islam hebben omarmd). Dat is het gebod van Allah. Hij spreekt recht over jullie (over deze kwestie). En Allah is ‘Aleem (Alwetend), Hakeem (Alwijs). }
11. { En als enig bezit door jullie vrouwen van jullie overgaat in de handen van ongelovigen (afvallig geworden van Islam, en de ongelovigen hebben genegeerd jullie bruidsschatten terug te geven welke jullie hen betaald hebben), geeft dan in het omgekeerde geval aan diegenen, (van de buit die jullie hebben van de ongelovigen) wiens vrouwen zijn weggegaan het zelfde als zij aan hun vrouwen besteed hadden. (van hun bruidsschatten). En vreest Allah in wie jullie geloven. }
12. { O Profeet! Wanneer gelovige vrouwen tot u komen, haar eed van trouw aan u afleggende, de Bai‘ah: dat zij niets met Allah zullen vereenzelvigen (in aanbidding), en dat zij noch zullen stelen, noch overspel plegen, noch hun kinderen doden, noch laster die zij moedwillig hebben verzonnen, zullen uiten, noch ongehoorzaam zullen zijn aan u in wat recht is, Ma‘ruf (goede dingen welke jij hun beveelt te doen), neem dan haar trouw, Bai‘ah (belofte, eed van toewijding) aan en vraag vergiffenis voor haar van Allah. Waarlijk, Allah is Ghafour (Vergevingsgezind), Raheem (Meest Genadevol). }
13. { O jullie die geloven, bevriend, Aulia’ (vrienden, beschermers, voogden, helpers) jullie niet met een volk op hetwelk Allah vertoornd is; zij wanhopen (in het ontvangen van iets goeds) aan het Hiernamaals zoals de ongelovigen wanhopen aan hen, die in de graven liggen (van het ontvangen van Allah’s Barmhartigheid, en gaan terug naar het wereldse leven, zodat ze de kans krijgen te berouwen en hun ongeloof te corrigeren). }
Surat 61 As-Saff [De Stijdplaats]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. { Wat zich ook in de hemelen en op aarde bevindt, verheerlijkt Allah (zij prijzen de naam van Allah met woorden welke iedere imperfectie aan Hem ontkennen); Hij is Al-‘Azeez (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Hakeem (de Alwijze). }
2. { O jullie die geloven, waarom zeggen jullie hetgeen jullie niet doen? (dit is een waarschuwing voor eenieder die iets zegt maar iets anders doet, zoals een advies, of iets helemaal niet doen, zoals een belofte). }
3. { Het is afkeurenswaardig bij Allah dat jullie hetgeen zeggen dat jullie niet doen. }
4. { Voorzeker, Allah heeft diegenen lief die terwille van Hem strijden in geordende gelederen (rangen), alsof zij een hechte muur vormen (m.a.w. soldaten die naast elkaar staan, een onbreekbare structuur vormen). }
5. { En (onthoud) toen Musa (Mozes) tegen zijn volk zeide: “O mijn volk, waarom ergeren jullie mij (met woorden en daden), wetende dat ik Allah’s boodschapper voor jullie ben?” En toen zij afdwaalden (van de Waarheid terwijl zij dit wisten, en hier op stonden), deed Allah hun hart zich afwenden (van het ontvangen van Leiding, als een straf voor het zich afwenden van de Waarheid), want Allah leidt het opstandige, Fasiqeen (wie afwijken van Zijn gehoorzaamheid, wie er op staat zonden te plegen) volk niet. }
6. { En (gedenkt) toen ‘Eisa (Jezus), zoon van Mariam (Maria), zeide: “O kinderen van Israël, ik ben Allah’s boodschapper voor jullie, datgene bevestigend dat voor mij in de Torah, Taurah (Torah welke tot Mozes kwam) was, en een blijde tijding gevende (aan jullie) (van de komst) van een boodschapper die na mij komen zal, zijn naam zal Ahmad zijn (een andere naam van de Profeet Muhammad)”. En als hij (Ahmad m.a.w. Muhammad) tot hen komen zal met duidelijke bewijzen zullen zij zeggen: “Dit is louter bedrog.” }
7. { Wie is onrechtvaardiger dan hij die leugens over Allah verzint (partners aan Allah toeschrijven in aanbidding), terwijl hij opgeroepen wordt tot de Islam? (m.a.w. opgeroepen wordt zijn aanbidding te richten aan Allah Alleen). Allah leidt het onrechtvaardige volk niet (polytheisten en ongelovigen). }
8. { Zij wensen Allah’s licht (de Koran) door hun mond te doven (met hun leugens), maar Allah zal zijn licht vervolmaken (m.a.w. Zijn religie zal voortduren en voor altijd bestaan, en niets zal het kunnen stoppen), hoewel de ongelovigen er afkerig van zijn. }
9. { Hij is het Die Zijn Boodschapper (Muhammad) heeft gezonden met leiding (de Koran) en de godsdienst der Waarheid (Islam) opdat hij deze moge doen zegevieren over alle andere godsdiensten, al zijn de afgodendienaren er afkerig van. }
10. { O jullie die geloven, zal ik jullie inlichten over een handel die jullie zal redden van een pijnlijke straf? }
11. { Dat jullie in Allah en Zijn Boodschapper (Muhammad) geloven en voor de zaak van Allah met jullie bezittingen en jullie person strijden. Dat is beter voor jullie (dan wereldse handel) als jullie het weten }
12. { (Als jullie dit doen) Hij zal jullie je zonden vergeven en jullie in tuinen (Paradijs) leiden waar doorheen rivieren stromen en tot reine woningen toelaten in tuinen (Paradijs) der Eeuwigheid ‘Adn· Dat is de grote zegepraal. }
13. { En nog meer (zal Hij jullie geven) waarnaar jullie verlangen (zegeningen): hulp van Allah (en hulp tegen jullie vijanden) en een spoedige overwinning, Fateh (overwinning – Mekka zegevierend betreden zonder vechten of oorlog). En geef (O Muhammad) blijde tijding (overwinning en hulp in het wereldse leven en Paradijs in het Hiernamaals) aan de gelovigen. }
14. { O, jullie die geloven, weest Allah’s helpers (in de Religie) zoals toen ‘Eisa (Jezus), zoon van Mariam (Maria), tot zijn discipelen zeide: “Wie zijn mijn helpers terwille van Allah”? (in de Religie) De discipelen antwoordden: “Wij zijn Allah’s helpers!” (in de Religie) Toen geloofde een gedeelte van de kinderen Israëls, terwijl een ander deel (van hen) niet geloofde (verachtelijke woorden zeggend over Jezus en zijn moeder) maar Wij (m.a.w. Allah) hielpen de gelovigen (dat Jezus een Boodschapper en een slaaf van Allah was, vanwege Muhammad’s Profeetschap omdat hij hun geloof in Jezus’ Profeetschap bevestigde) tegen hun vijanden en zij werden overwinnaars (de bovenaanstaande). }
Surat 62 Al Jumu‘ah [De Vrijdag (Bijeenkomst)]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Alles wat zich in de hemelen en op aarde bevindt verheerlijkt Allah (zij prijzen de naam van Allah met woorden welke iedere imperfectie aan Hem ontkennen), Al-Malik (de Koning van alles), Al-Kudus (De Meest Heilige, Wie geen imperfecties heeft), Al-‘Azeez (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Hakeem (de Alwijze).
2. Hij is het Die onder de ongeletterden (de Arabieren die niet konden lezen of schrijven, noch hadden zij een hemels Boek van Allah) een Boodschapper (Muhammad) heeft verwekt (voor de gehele mensheid), die Zijn tekenen onder hen verkondigd (m.a.w. de Koran), en hen zuivert (van de vuiligheid van ongeloof en polytheïsme, van corrupte geloven en onzedelijkheid) en hun het Boek (de Koran, Islamitische regelgeving en Islamitische Wetten) en de wijsheid (m.a.w. As-Sunnah: de Profetische tradities van profeet Muhammad) onderwijst, ofschoon zij voorheen (Muhammad’s missie) in openbare dwaling verkeerden.
3. En (ook de vernoemde voordelen te geven) ook anderen die dezen (gelovigen) (m.a.w. Moslims, Arabieren of niet-Arabieren) nog niet hebben ontmoet (in de religie, omdat ze nog niet zijn geboren of nog niet de Islam hebben omarmd). Hij (Allah) is Al-‘Azeez (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Hakeem (De Alwijze).
4. Dat is Allah’s Genade (Muhammad’s missie) Hij schenkt haar aan wie Hij wil (onder Zijn slaven); en Allah is de Heer van grote Genade.
5. Degenen die belast zijn met (de verplichting van) de Taurat (Torah) (m.a.w. zijn geboden te gehoorzamen en zijn wetten uit te voeren) en deze niet naleven (m.a.w. zij negeerden het door zijn lering niet uit te voeren), zijn als een ezel die boeken draagt (maar hij begrijpt niet wat daarin geschreven staat). Slecht is de staat van het volk dat de tekenen, Ayat (verzen, bewijzen, bewijsmaterialen, tekenen, overleveringen) van Allah verwerpt (in plaats van hier profijt van te hebben). En Allah leidt het onrechtvaardige volk niet (polytheïsten, ongelovigen).
6. Zeg (O, Muhammad): “O jullie Joden (wie nog steeds op jouw religie staan, welke jullie hebben verdraaid, en niet geloven in Jezus, noch in Muhammad) als jullie denken (valselijk) dat jullie met uitsluiting van andere mensen de vrienden, Aulia’ (de gekozen natie, de geliefden) van Allah zijt (jullie alleen van de gehele mensheid), wenst dan de dood als jullie de waarheid spreken (m.a.w. verlang naar de ontmoeting met Allah in het Hiernamaals, om de goede daden die jullie claimen te ontvangen, in plaats van dit wereldse leven).
7. Maar zij zullen deze nooit wensen (de dood) (en zij verkiezen het wereldse leven boven het Hiernamaals, de straf van Allah vrezend) vanwege hetgeen (daden) hun handen hebben uitgevoerd (ongeloof en slechte daden). En Allah kent de onrechtvaardigen goed (boosdoeners, polytheïsten, ongelovigen) (m.a.w. er is niets van hun onrecht verborgen voor Allah).
8. Zeg (tegen hun): “De dood waarvoor jullie vluchten zal jullie zeker treffen” (wanneer jullie tijd is gekomen). Dan zullen jullie tot de Kenner van het onzichtbare en zichtbare teruggebracht worden (op de Dag der Wederopstanding), en Hij (Allah) zal jullie inlichten over hetgeen jullie plachten te doen (gedurende het wereldse leven).
9. O jullie die geloven (Moslims)! Wanneer op Vrijdag de oproep tot het gebed is uitgezonden (Salat Al-Jumu‘ah), haast jullie dan Allah gedachtig te zijn, Dhikr-Allah (m.a.w. om de religieuze preek te horen (Khutbah) van Vrijdag en te bidden) en verlaat de handel (en ieder ander ding dat je doet). Dit is beter voor jullie indien jullie het weten
10. En als het gebed (van Vrijdag) geëindigd is, verspreidt jullie dan over het land (waar jullie maar willen) en zoekt naar Allah’s genade (door werk, etc.), en gedenkt Allah vaak, opdat jullie mogen slagen.
11. Maar indien zij (sommige Moslims) koopwaar of enig vermaak zien (slaan op de Tamboer (drum) etc. welke de aankomst van de handelskaravaan vergezeld), gaan zij er haastig heen en laten jou (o Muhammad) staan (terwijl jij Juma’ah de religieuze preek geeft (Khutbah)). Zeg: “Hetgeen bij Allah is (beloning en gelukzaligheid voor jullie), is beter dan vermaak en handel, en Allah is de beste Onderhouder.”
Surat 63 Al-Munafiqun [De Huichelaars]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Wanneer de huichelaars tot jou komen (o Muhammad), zeggen zij (alleen met hun tongen): “Wij getuigen dat jij inderdaad de boodschapper van Allah bent.” Allah weet dat jij Zijn boodschapper bent, en Allah getuigt dat de huichelaars inderdaad leugenaars zijn (omdat zij iets zeggen met hun tongen terwijl ze in hun harten iets anders bedoelen).
2. Zij hebben hun eden tot een schild gemaakt (voor hun hypocrisie); zo leiden zij mensen van Allah’s weg af. Hetgeen zij doen is zeker slecht.
3. Dat is omdat zij het geloof omhelsden (met alleen hun tongen) en daarna verwierpen (negeerden het geloof binnenin hunzelf)· Derhalve is een zegel op hun hart gedrukt (door Allah), en zij begrijpen niet (meer) (waar hun voordeel is).
4. En wanneer jullie hen zien, behaagt hun uiterlijk jullie en indien zij spreken luisteren jullie naar hen (in overeenstemming met de welsprekendheid van hun tongen, terwijl hun harten leeg zijn van geloof en hun hoofden zijn leeg van begrip en kennis welke hun voordeel kan doen opleveren, dus). Zij lijken op aangeklede stukken hout (aan de muur, omdat zij niet uit zichzelf kunnen staan, zonder waarde en leeg van binnen). Zij denken dat ieder gerucht tegen hen is (vanwege hun lafheid). (In werkelijkheid). Zij zijn (jullie) vijanden, neem jullie daarom voor hen in acht. Allah’s vloek zij over hen! Hoe ver zijn zij afgewend (van de Waarheid)! (en gaan naar het pad van hypocrisie en bedrog)?
5. En wanneer er tot hen wordt gezegd: “Komt (in berouw), de boodschapper van Allah zal voor jullie om vergiffenis vragen (van Allah)”, dan wenden zij hun hoofd af en jullie zien hen zich (o Profeet) hoogmoedig terugtrekken.
6. Het is hetzelfde of jij (O Muhammad) wel of niet voor hen om vergiffenis vraagt, Allah zal hen stellig niet vergeven. Voorzeker, Allah leidt het opstandige volk, Fasiqeen (wie afwijken van de gehoorzaamheid in Allah en er op staan zonden te plegen) niet.
7. Zij (deze huichelaars) zijn het die zeggen (tegen de inwoners van Medina, Al-’Ansar), “Besteedt niets voor degenen die met de boodschapper van Allah (m.a.w. aan de Metgezellen van de Profeet die emigreerden van Mekka naar Medina) zijn zodat deze weglopen” – terwijl aan Allah de schatten der hemelen en der aarde behoren; doch de huichelaars begrijpen dit niet.
8. Zij (de huichelaars) zeggen: “Als wij naar Al-Madinah terugkeren zal de aanzienlijkste (‘Abd Allah, zoon van Ubai, zoon van Salul, de baas van de huichelaars van Al-Madinah met zijn groep) er zeker de minste uitdrijven (mindere) (Muhammad met zijn groep).” Maar eer (en kracht en glorie) behoort aan Allah, Zijn Boodschapper en de gelovigen; de huichelaars echter weten het niet.
9. O, jullie die geloven laat jullie rijkdommen en jullie kinderen jullie niet afleiden van de gedachtenis, Dhikr-Allah (gedachtenis aan Allah en Zijn aanbidding) aan Allah. En wie dat doet behoort tot de verliezers.
10. En besteedt (in liefdadigheid) uit datgene waarvan Wij jullie voorzien hebben voordat de dood één uwer overvalt en zegt: “Mijn Heer! Waarom hebt ﷻ mijn niet voor een wijl uitstel verleend (van mijn dood), opdat ik aalmoezen zou kunnen geven en tot de rechtvaardigen behoren (m.a.w. goede daden verrichten).”
11. En Allah geeft niemand uitstel wanneer zijn tijd (dood) is gekomen; en Allah is Khabeer (Volkomen op de Hoogte) van wat jullie doen.
Surat 64 At-Taghâbun [Beider Verlies en Winst]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Wat er ook in de hemelen en op aarde is, verheerlijkt Allah; (zij prijzen de naam van Allah met woorden welke iedere imperfectie aan Hem ontkennen). Hem is het Koningkrijk, en de Lof, want Hij heeft macht over alle dingen.
2. Hij is het Die jullie geschapen heeft; maar sommigen van jullie zijn ongelovig en sommigen van jullie zijn gelovig; en Allah ziet (is Al Baseer) (Alziende) hoe jullie handelen.
3. Hij schiep de hemelen en de aarde in Waarheid (met grote wijsheid), en Hij heeft jullie gevormd en een schone gedaante gegeven, en tot Hem is aller terugkeer (van alle schepselen, om de vromen te belonen en om de ongelovigen te straffen).
4. Hij weet wat in de hemelen en op aarde is, Hij weet wat jullie verbergen en wat jullie openbaar maken; en Allah weet alles wat in het innerlijk is (in de harten van de mens).
5. Heeft het verhaal jullie niet bereikt van degenen die vroeger ongelovig waren? Zo ondergingen zij het kwade gevolg van hun gedrag, (in dit wereldse leven), en hen wacht (in het Hiernamaals) een pijnlijke straf.
6. Deze (wat gebeurde met hen in het wereldse leven, en wat met hen zal gebeuren in het Hiernamaals) (gingen onder) omdat hun boodschappers met duidelijke bewijzen (Tekenen en wonderen) tot hen kwamen, maar zij zeiden: (in ontkenning): “(Zou het kunnen zijn dat) “Zullen stervelingen (zoals wij degenen zijn die) ons leiden?” Daarom verwierpen zij (de Waarheid) en wendden zich af (van de Waarheid), Allah toonde Zijn zelfgenoegzaamheid, want Allah is Ghanei (Zichzelf genoeg, vrij van alle noden, Rijk), Hameed (Geprezen).
7. De ongelovigen denken (valselijk) dat zij niet zullen worden opgewekt (nooit, voor de Afrekening). Zeg, “Ja, bij mijn Heer (tegen hen, o Muhammad) jullie zullen zeker herrijzen; dan zullen jullie worden onderricht (en beloond) omtrent hetgeen jullie deden. En dat is gemakkelijk voor Allah.”
8. Gelooft daarom (o afgodendienaars) in Allah en Zijn Boodschapper (Muhammad), en in het Licht (deze Koran) dat Wij neergezonden hebben (naar de aarde). En Allah is Khabeer (Goed op de Hoogte) van hetgeen jullie doen.
9. (En gedenk) Wanneer Hij jullie voor de Dag der Verzameling zal bijeenroepen, zal dit de tijd voor onthullingen der gebreken zijn – De Dag van At-Taghabun (m.a.w. de Dag van verlies voor de ongelovigen en van winst voor de gelovigen, en de ongelovigen worden verwijderd van de gelovigen door naar de Hel te gaan, terwijl de gelovigen het Paradijs zullen betreden. De ongelovigen zullen betreuren dat zij het Paradijs verliezen, en de gelovigen zullen betreuren dat zij niet meer goede daden hebben verricht). En hij die gelooft in Allah en recht doet,- hem zal Hij (Allah) zuiveren van zijn fouten, Say’at (zonden) en Hij zal hun tot tuinen toegang geven (Paradijs) waardoor rivieren stromen, om daarin voor eeuwig te vertoeven. Dat is de grote zegepraal.
10. Maar wie Onze tekenen verwerpen, Ayat (bewijzen, bewijsmateriaal, verzen, lessen, tekenen, overleveringen, etc.) en loochenen, zullen de bewoners van het Vuur zijn, daarin zullen zij vertoeven, en dat is een slechte bestemming!.
11. Er gebeurt geen ongeluk (met wie dan ook) zonder toelating van Allah [m.a.w. Beslissing en Qadar (de Goddelijke Voorbeschikkingen)]. En wie in Allah gelooft, -Hij leidt zijn hart (in het accepteren van de Goddelijke Voorbeschikkingen en dat wat hem overkomen is alreeds geschreven voor hem was door Allah). – En Allah heeft kennis van alle dingen.
12. Gehoorzaamt dus (O, mensen) aan Allah en gehoorzaamt de Boodschapper (Muhammad). Maar indien jullie je afwenden (van het gehoorzamen van Allah en Zijn Boodschapper) dan berust op Onze Boodschapper alleen, de boodschap duidelijk over te brengen.
13. Allah! Er is geen god dan Hij (alleen); laat de gelovigen daarom in Allah hun vertrouwen stellen (voor al hun zaken).
14. O, jullie die geloven er zijn onder jullie echtgenoten en kinderen die jullie vijanden zijn (wie jullie zouden kunnen stoppen in het gehoorzamen aan Allah), neemt jullie dus voor hen in acht (en gehoorzaam hen niet). En indien jullie verontschuldigen (hun, zonder hun fouten te straffen) en door de vingers ziet en vergeeft (hun fouten), dan is Allah Ghafur (Vergevingsgezind), Raheem (Meest Genadevol).
15. Jullie rijkdommen en jullie kinderen zijn slechts een beproeving; doch bij Allah is er een grote beloning (Paradijs voor degenen die Allah gehoorzamen, in plaats van iemand anders).
16. Weest godvruchtig naar vermogen (m.a.w. vervul Zijn Geboden, hopend op Zijn beloning, en blijf weg van wat Hij verbood, Zijn straf vrezende) luistert (naar de Profeet) , gehoorzaamt (zijn geboden) en geeft weg (in liefdadigheid), dat is beter voor jullie. En degenen die voor eigen vrekkigheid zijn behoed zullen slagen.
17. Indien jullie (o, Moslims) een goede lening met Allah sluiten (m.a.w. weggeven (in liefdadigheid)voor de Zaak van Allah met vriendelijkheid en loyaliteit) zal Hij deze voor jullie vermenigvuldigen en Hij zal jullie vergeven (voor jullie zonden); want Allah is Shakur (Dankbaar voor degenen die geven in liefdadigheid hun acties doen groeien, en hun beloning vermeerderen), en Haleem (Meest Verdraagzaam).
18. (Allah is) De Kenner van het onzienlijke en het zienlijke, Al-‘Aziz (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Hakeem (de Alwijze).
Surat 65 At-Talâq [De Scheiding]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. O, Profeet, indien jullie (de gelovigen) van de vrouwen scheiden, scheidt dan van haar voor de vastgestelde periode (het begin van) ‘Iddah (voorgeschreven wachtperiode, dat begint op het moment dat de echtgenoot de scheiding oraal meedeelt, onder de conditie dat de vrouw niet in haar menstruatieperiode is op het moment van mededeling en dat de echtgenoot geen geslachtsgemeenschap met haar had sinds haar laatste menstruatieperiode, zodat ze zeker kunnen zijn of zij zwanger is of niet) en berekent de periode, ‘Iddah (omdat de echtgenoot gedurende die periode de scheiding kan annuleren en de vrouw terug kan brengen in huwelijkse staat, en bovendien kan de vrouw geen andere man trouwen totdat deze periode voorbij is) en vreest Allah jullie Heer (O, Moslims). Verdrijft haar niet uit haar vertrekken (gedurende ‘Iddah heeft de vrouw het recht in haar echtgenoot ’s huis te blijven en hij kan haar er niet uitzetten), noch behoeven zij uit zichzelf weg te gaan (voor de bepaalde termijn) (gedurende ‘Iddah) tenzij zij zich onbetamelijk gedragen (illegale geslachtsgemeenschap). Dit zijn Allah’s vastgestelde grenzen (wetten); en wie de door Allah bepaalde grenzen overschrijdt doet zeker zijn eigen ziel onrecht aan. Jullie (degene die zijn vrouw scheidt) weten niet (wat zal kunnen gebeuren); misschien zal Allah daarna (na de scheiding) iets beters teweegbrengen (dat wat je niet verwacht, zoals dat je spijt voelt of een vernieuwd verlangen naar je vrouw).
2. Als zij dan (op het punt staan) haar termijn bereikt hebben, neemt haar op een vriendelijke manier terug (in het huwelijkse leven) (behandel hun op de beste manier en geef uit aan hen), of scheidt van hen op een behoorlijke wijze (geef hun al hun rechten, zonder hen ook maar te schaden) en roept twee rechtvaardigen vanuit jullie midden (Moslims) tot getuigen en (O, getuigen) laat dit een ware getuigenis zijn voor Allah (spreek de waarheid alsof je voor Hem staat). Dit (wat Allah heeft opgedragen) is een vermaning voor hem die in Allah en de Laatste Dag gelooft. En voor hem die Allah vreest (door Zijn Geboden na te leven en Zijn verboden te vermijden), zal Hij een uitweg (een oplossing) bereiden (uit iedere moeilijkheid).
3. En Hij zal hem onderhouden vanwaar jullie het niet verwachten. En voor hem, die zijn vertrouwen in Allah stelt, is Allah toereikend. Voorwaar, Allah volbrengt zijn voornemen, Hij heeft voor alles een maatstaaf bepaald.
4. En indien jullie twijfelen aangaande diegenen van jullie vrouwen, die geen menstruatie meer verwachten, haar (wacht) periode, ‘Iddah (voorgeschreven periode) is drie maanden, hetzelfde geldt ook voor degenen die hun periode nog niet hebben gehad (m.a.w. ze zijn nog steeds niet volwassen. Hun ‘Iddah is ook drie maanden). En de wachtperiode voor de zwangeren duurt tot zij verlost zijn. En degenen die Allah vrezen (door Zijn Geboden na te volgen en Zijn Verboden te vermijden), zal Hij (Allah) van het nodige voorzien door Zijn gebod (in dit leven en in het Hiernamaals).
5. Dat is het bevel van Allah (met betrekking tot scheiding en ‘Iddah) dat Hij jullie heeft geopenbaard. En wie Allah vreest (door zich te houden aan Zijn Geboden en Zijn Verboden te vermijden), van hem zal Hij (Allah) zijn fouten wegnemen en zijn loon zal vergroot worden.
6. Herbergt haar (de gescheiden vrouwen gedurende hun ‘Iddah) in de huizen waar jullie vertoeven, overeenkomstig jullie middelen (m.a.w. jullie zijn verplicht aan hen te spenderen overeenkomstig jullie mogelijkheden); en doet haar geen kwaad om het haar moeilijk te maken (dat zij verplicht zijn jullie huizen te verlaten). En als zij zwanger zijn, onderhoudt haar tot zij verlost zijn. En als zij haar kind voor jullie zogen (na de geboorte) geeft haar vergoeding en beraadslaagt tezamen in vriendelijkheid (en op een goede manier); maar als jullie het lastig voor elkaar maken (m.a.w. jullie zijn het niet eens en maken ruzie, bijvoorbeeld als de moeder weigert de baby te laten zogen, of zij vraagt om een onredelijke hoeveelheid geld om dit te doen) laat dan een andere vrouw het kind zogen.
7. Laat hij die overvloed heeft geven uit zijn overvloed (voor zijn gescheiden vrouw en zijn kind). En laat hij wiens middelen beperkt zijn, geven overeenkomstig hetgeen Allah hem heeft gegeven. Allah belast geen ziel boven hetgeen Hij haar heeft gegeven. Allah zal weldra verlichting verlenen na ongemak.
8. Hoeveel steden (bevolking) kwamen niet in opstand (arrogant) tegen het gebod van hun Heer en van Zijn Boodschappers! Wij riepen ze dan tot een strenge verantwoording (m.a.w. kwelling in dit wereldse leven) en kastijdden haar met strenge kastijding (in de Hel in het Hiernamaals).
9. Zo ondervonden zij het kwade gevolg van hun gedrag (ongeloof) en het einde (hiervan) was de ondergang (vernietiging in dit leven en eeuwige straf in het Hiernamaals).
10. Allah heeft hun een strenge straf bereid; vreest daarom Allah (door Zijn Geboden te volgen en Zijn Verboden te vermijden), o jullie mensen van verstand, die gelooft! Allah heeft inderdaad een vermaning tot jullie nedergezonden (naar de aarde) (deze Koran).
11. (En heeft jullie ook gezonden) Een Boodschapper (Muhammad) die aan jullie de duidelijke woorden van Allah voordraagt (de Koran) ( wat is de waarheid en wat is een leugen, en bevat duidelijke uitleg), opdat hij degenen die geloven en goede daden verrichten uit de duisternis (van polytheïsme en ongeloof) (en hen leiden) in het licht moge brengen (van het Islamitische Monotheïsme); en wie in Allah gelooft en goed doet, hem zal Hij in tuinen toelaten (Paradijs) waar doorheen rivieren stromen om daarin voor eeuwig te vertoeven. Allah heeft hem (de gelovige) inderdaad een voortreffelijk onderhoud geschonken (in het Paradijs).
12. Allah is Hij Die zeven hemelen schiep, en van de aarde desgelijks (m.a.w. zeven). Het Gebod daalt in hun midden (hemelen en aarde) neder opdat jullie mogen weten dat Allah macht heeft over alle dingen en dat Allah alle dingen in Zijn kennis omvat.
Surat 66 At-Tahrim [Denkende dat iets Verboden is]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. O profeet, waarom verbied jij (voor jezelf) hetgeen Allah voor jou wettig heeft gemaakt? Zoek jij het behagen van jouw vrouwen? En Allah is Ghafur (Meest Vergevingsgezind), Raheem (Meest Genadevol).
2. Allah heeft de ontbinding van jullie (o, Moslims) (onvervulde) eden verplicht gesteld (dat is het voeden van tien arme mensen of hen kleding geven of om een slaaf te bevrijden, maar als jullie je niets van dit kunnen veroorloven, dan is het om drie dagen te vasten) en Allah is jullie beschermer, Maula (Heer, Beschermer, of Verwijderaar van zaken) en Hij is Al-‘Aleem (Alwetend), Al-Hakeem (Alwijs).
3. (gedenkt) Toen de Profeet een woord aan een van zijn vrouwen (Hafsah) toevertrouwde en zij het daarna ruchtbaar maakte aan anderen (m.a.w. ‘A’ishah), deelde Allah hem dit mede. Hij (de Profeet) maakte een deel er van bekend (van wat zij ‘A’ishah vertelde) en verzweeg een deel ervan (uit vriendelijkheid). En toen hij het haar (Hafsah) vertelde, zei zij: “Wie gaf jou hiervan kennis?” Hij zei:‘‘Al-‘Aleem (de Alwetende, Al-Khabeer (de van alles op de hoogte), heeft mij er bericht van gegeven.’’
4. Als jullie beide (vrouwen van de Profeet: ‘A’ishah and Hafsah) jullie tot Allah wenden (over wat jullie hebben gedaan, dit zal beter voor jullie zijn) en jullie hart is reeds hiertoe geneigd (tegenover iets dat de Profeet niet leuk vond)· Maar indien jullie samenspannen tegen hem (Muhammad), dan is Allah zeker zijn beschermer, Maula (Heer, Beschermer), bovendien zijn Jibril (Gabriel), de rechtvaardigen onder de gelovigen en de engelen zijn helpers.
5. Indien hij (de Profeet) van jullie (allebei) scheidt is het mogelijk dat zijn Heer hem betere vrouwen dan jullie zal geven, die Moslims zijn (die zich onderwerpen aan Allah) en onderdanig, gelovig (in Allah en Zijn Profeet), gehoorzaam (aan Allah), berouwvol, vroom, gewend te vasten, (of emigreren voor Allah’s zaak), weduwen of maagden.
6. O jullie die geloven, red jullie zelf en jullie gezinnen (door gehoorzaamheid aan Allah) van het Vuur (Hel), welks brandstof mensen en stenen zijn, waarover engelen zijn (aangewezen) , hard en streng (wiens taak het is de bewoners van het Vuur te martelen), die Allah niet ongehoorzaam zijn in hetgeen Hij hun beveelt, en volvoeren wat hun wordt geboden.
7. (Het zal gezegd worden in het Hiernamaals tegen de ongelovigen, in hun toelating tot het Vuur) O, jullie ongelovigen, verontschuldigt jullie vandaag niet! Jullie zal slechts vergolden worden (gestraft) voor hetgeen jullie plachten te doen.
8. O jullie gelovigen, wend jullie tot Allah in oprecht berouw. Het kan zijn dat jullie Heer jullie fouten van jullie zal verwijderen en jullie in tuinen (Paradijs) toelaten waar doorheen rivieren stromen, op de Dag waarop Allah de Profeet (Muhammad) alsmede de gelovigen (liever: Allah zal de Profeet eren en degenen die met hem geloven) niet zal vernederen. Hun licht zal voor hen en van hun rechter handen uitgaan. Zij zullen zeggen: “Onze Heer, volmaak ons licht voor ons [en doof het niet tot dat we veilig over de Sirât (een brug over het Helle Vuur) zijn, dit zeggen zij omdat ze zien dat het licht van de huichelaars uit was gedaan] en vergeef ons; want ﷻ heeft macht over alle dingen.’’
9. O Profeet, strijd tegen de ongelovigen en de huichelaars en wees streng tegen hen. Hun woning (in het Hiernamaals) is de hel en dit is een kwade bestemming!
10. Allah vergelijkt de ongelovigen (welke bewijst dat de familiebanden met de Profeten niemand tot voordeel zullen zijn wie slechte daden begaan) met de vrouw van Noach en met die van Lot. Zij behoorden aan (het beschermheerschap van) twee Onzer rechtvaardige dienaren maar zij waren hun ontrouw (aan hun echtgenoten door hun leer af te wijzen). Daarom baatten haar echtgenoten (Noach en Lot) haar (hun respectievelijke vrouwen) niet tegen (de straf van) Allah, en er werd tot hen gezegd: “Gaat het Vuur in tezamen met degenen die er binnen gaan’’.
11. En Allah vergelijkt de gelovigen (welke bewijzen dat de familiebanden met de ongelovigen niemand zullen schaden wanneer iemand goede daden verricht) met de vrouw van Pharao toen zij zeide: “Mijn Heer! Bouw voor mij een huis bij ﷻ in het Paradijs, verlos mij van Pharao en zijn daden en verlos mij van het onrechtvaardige volk (polytheïsten, boosdoeners en ongelovigen).’’
12. En (Hij heeft ook een goed voorbeeld gesteld voor de Moslims) met Maryam (Maria, de moeder van Jezus), de dochter van Imraan, die haar kuisheid bewaarde; Toen ademden Wij haar (de mouw van haar shirt van haar kleding) Onze geest in, Ruh (m.a.w. Gabriel) (Allah beval Gabriel om in haar kleding te ademen en dat is hoe zij ontving) – zij geloofde in het Woord van haar Heer en Zijn Boeken en behoorde tot de gehoorzamen (aan Allah).
Surat 67 Al-Mulk [De Heerschappij]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Gezegend is Hij in Wiens Hand het Koninkrijk is (m.a.w. aan Hem behoort de Heerschappij, Bevelen, Verboden en al de Macht) en Die macht heeft over alle dingen, Qadeer (Bekwaam).
2. Die de dood en het leven heeft ingesteld, opdat Hij jullie moge beproeven wie onder jullie zich het beste gedraagt; en Hij is Al-‘Azeez (de Almachtige, de Onoverwinnelijke), Al-Ghafour (de Vergevingsgezinde).
3. Hij die de zeven hemelen opeenvolgend heeft geschapen (m.a.w. identiek, de een boven de ander). Jullie kunnen geen tekort zien in de schepping van Ar-Rahman (de Meest Genadige). Kijk dan nog eens (naar de hemel); zien jullie een enkel gebrek?”
4. Kijk dan weer eens en dan nog eens (de ene na de andere keer), jullie blik zal vermoeid en verzwakt tot jullie terugkeren (niet in staat een fout te vinden).
5. En voorwaar, Wij hebben de naastbije hemel met lampen versierd (sterren), Wij hebben hem (de lampen) tot een middel gemaakt (meteorieten van vuur) om de Shayatin (Satans, demonen) te verdrijven (om hun te hinderen in het afluisteren) en voor hen hebben Wij de straf van het razende Vuur bereid.
6. En voor degenen die niet in hun Heer geloven (Allah) is de straf der Hel (bereid), en dat is een slechte bestemming.
7. Wanneer zij er in worden geworpen, zullen zij haar van woede horen zieden.
8. Zij (het Vuur) zal bijna barsten van woede (zijn woede naar de ongelovigen). Telkens als een groep er in geworpen wordt, zullen de bewakers er van (de hel) hun vragen: “Kwam er geen waarschuwer tot jullie (om jullie voor deze straf te waarschuwen)?”
9. Zij zullen zeggen: “Zeker, de waarschuwer kwam tot ons, maar wij verwierpen hem, en zeiden: “Allah heeft niets geopenbaard (naar de Aarde) (geen enkele overlevering); jij verkeert slechts in grote dwaling.”
10. En zij zullen zeggen: “Indien wij maar geluisterd hadden en ons verstand hadden gebruikt (wat ons verteld was), zouden wij ons niet onder de bewoners van het laaiende Vuur bevinden”
11. Dan zullen zij hun zonden bekennen; maar de bewoners van het Vuur zijn verre (van genade) (van Allah’s Vergeving).
12. Waarlijk, degenen die hun Heer in het verborgene vrezen (m.a.w. zij aanbidden Hem zonder Hem te hebben gezien, of de Straf welke Hij gesteld heeft voor de overtreders, en zij blijven weg van Zijn verboden, zelfs wanneer zij niet gezien worden door een ander, m.a.w. ze aanbidden Hem niet voor hun eigen roem), zullen vergiffenis (van Allah) en een grote beloning (Paradijs) ontvangen.
13. Hetzij jullie je woorden verbergen of openbaar maken, Hij weet wat in (jullie) binnenste is (van de mens).
14. Zou Hij die schiep niet alles weten (van alle zaken van Zijn schepselen)? Hij is Al-Lateef (het Meest Vriendelijk naar Zijn slaven), Aldoordringend, Al-Khabeer (Alkennend).
15. Hij is het die de aarde aan jullie onderworpen heeft (vast en stabiel) (m.a.w. makkelijk voor jullie om te lopen, te leven en om landbouw op te verrichten, etc.); wandelt dus op haar paden en geniet van haar gaven. En tot Hem zal de opstanding zijn (van jullie graven).
16. Voelen jullie je veilig voor Hem (O, ongelovigen van Mekka) Die in de hemel is (Allah), dat Hij jullie niet zal doen verzwelgen als de aarde plotseling begint te schudden?
17. Voelen jullie je veilig voor Hem Die in de hemel is, dat Hij niet tegen jullie een orkaan zal zenden (welke tegen jullie gegooid zal worden)? Dan zullen jullie weten hoe, (streng) Mijn waarschuwing was (m.a.w. zijn resultaat).
18. En voorzeker loochenden zij die voor jullie waren ook (de boodschap) (Mijn Waarschuwing). Hoe (ernstig) (afschuwelijk) was dan Mijn afkeuring (bestraffing)!
19. Hebben zij de vogels niet boven hun (hoofden) gezien, die hun vleugels uitspreiden en ineenvouwen? Niemand behalve Ar-Rahman (de Meest Barmhartige) houdt ze tegen, waarlijk, Hij ziet alle dingen.
20. Waar is jullie leger (helpers en beschermers) dat jullie buiten Allah om zou kunnen helpen (zoals jullie beweren) (zonder de toestemming van Ar-Rahman de Meest Genadevolle, Allah) (als Allah jullie wil schaden) (m.a.w. richt jullie gezichten naar Allah, de Enige die jullie kan helpen, en draai jullie gezichten weg van de valse helpers, wie jullie niet kunnen helpen als Allah jullie wil schaden)? De ongelovigen zijn omhuld door bedrog.
21. Of wie is er die voor jullie wil zorgen (voedingsmiddelen en goederen) indien Hij Zijn voorziening terughoudt? Neen, zij (de ongelovigen) volharden in opstandigheid en afkerigheid.
22. Is hij die gebogen loopt (zonder te zien waar hij heengaat), beter geleid of hij die (ziet) rechtop het rechte pad bewandelt (m.a.w. Islamitische Monotheïsme)?
23. Zeg: “Hij is het, Die jullie schiep, en jullie oren (om te horen) ogen (om te zien) en hart gaf (om te begrijpen); weinig dank (O, ongelovigen) betuigen jullie hiervoor (aan Hem voor wat Hij jullie heeft gegeven).
24. Zeg: “Hij is het Die jullie vermenigvuldigt op aarde en tot Hem zullen jullie bijeen verzameld worden (in het Hiernamaals).’’
25. En zij zeggen (de ongelovigen): ‘‘Wanneer zal deze belofte (m.a.w. de Dag der Wederopstanding) vervuld worden, als jullie (O, Moslims) de waarheid spreken?”
26. Zeg (O, Muhammad): ‘‘De kennis daarvan (van zijn exacte tijd) ligt alleen bij Allah en ik ben slechts een duidelijke waarschuwer (welke expliciet waarschuwt).
27. Maar als zij (de ongelovigen) de straf van nabij zullen zien (de bestraffing van de Dag der Wederopstanding), zal het gezicht der ongelovigen zich verduisteren en er zal gezegd worden (tegen hen): ‘‘Dit is (de vervulling van de belofte) wat jullie plachten te vragen (wanneer jullie je profeten uitdaagden, zeggende: “Laat ons je bestraffing zien als je eerlijk bent.’’)!’’
28. Zeg (O, Muhammad tegen de ongelovigen): ‘‘Vertel mij indien Allah mij en degenen die met mij zijn zou vernietigen (zoals jullie hopen) – veeleer zal Hij ons genadig zijn – wie zal de ongelovigen tegen een pijnlijke straf kunnen beschermen?’’
29. Zeg: ‘‘Hij is Ar-Rahman (de Meest Barmhartige), in Hem geloven wij en in Hem stellen wij ons vertrouwen (voor al onze zaken). En jullie zullen weldra weten (O, ongelovigen, wanneer jullie de straf van Allah zien) wie in klaarblijkelijke dwaling verkeert.’’
30. Zeg (O, Muhammad tegen de ongelovigen): ‘‘Vertel mij indien (al) jullie water diep in de aarde wegzakt (en jullie er niet bij kunnen komen), wie zal jullie dan helder stromend (bron) water kunnen brengen (schijnbaar voor jullie ogen)?’’
Surat 68 Al-Qalam [De Pen]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Noen (Arabische letter) [deze letters (Noen, etc.) zijn een van de wonderen van de Koran, en niemand maar Allah (Alleen) kent hun betekenissen]. (Ik zweer) Bij de pen, en bij hetgeen (de engelen) zij schrijven (in het Boek met Verslagen van de daden van een mens).
2. Jij bent (O Muhammad), bij de Gratie (Missie, Boodschap) van jouw Heer, geen krankzinnige (hoor hier is een antwoord van Allah aan de ongelovigen die zeiden dat de Profeet gek was sinds hij de Boodschap van Allah begon te ontvangen).
3. En voorzeker er is een loon voor jou (O Muhammad) dat niet zal ophouden.
4. En voorwaar, jij (O Muhammad) beschikt over een hoogstaand karakter.
5. Jullie zullen zien en zij (de ongelovigen) zullen ook zien.
6. Wie van jullie bezeten is.
7. Zeker, jouw Heer weet het beste wie van Zijn weg afdwaalt en Hij kent het beste degenen die de leiding volgen.
8. Dus (O Muhammad) gehoorzaam de loochenaars niet.
9. Zij wensen dat jij toegeeflijk zal worden (m.a.w. zij hopen dat jij zult schikken in religie uit hoffelijkheid, en een aantal dingen welke zij doen in hun religie toestaat), dan zullen zij (ook) toegeeflijk worden (naar jou toe).
10. En (O Muhammad) gehoorzaam geen enkele verachtelijke edenzweerder.
11. Een lasteraar die rondloopt met roddelpraat (van sommige mensen tegen anderen, wensend hun relaties te verwoesten).
12. Een tegenhouder van het goede, buitensporig, zondig.
13. Die daarnaast ook nog een bruut is (in zijn ontkenning van de Waarheid), een bastaard (van onrechtmatige geboorte).
14. (Hij is ongelovig) omdat hij een bezitter van rijkdom en zonen is (hij werd onrechtmatig en negeerde de Waarheid met arrogantie).
15. Wanneer Onze Verzen (van de Koran) aan hem voorgedragen worden, dan zegt hij (liegend tegen hen): “Fabels van de voorvaderen.”
16. Wij zullen hem brandmerken op zijn snuit (neus) (met een teken welke voor eeuwig zal blijven, zodat hij herkent wordt door de mensen voor de slechte daden die hij pleegde) (de bovenstaande Verzen verwijzen naar Al-Waleed bin Al-Mugheera, wie een zeer wrede vijand van de Profeet was).
17. Wij hebben hen beproefd (polytheisten van Mekka) zoals Wij de bezitters van de tuin hebben beproefd, toen zij zwoeren in de morgen van haar vruchten te zullen plukken (zodat zij de vruchten exclusief bezaten en de armen hinderden ervan te eten, terwijl hun vader, voordat hij stierf, iets van het fruit bestemd had voor de armen).
18. Maar zij maakten geen uitzondering (m.a.w. zonder een deel aan de armen te laten welke hun vader had bestemd en zonder te zeggen: “In shaa’ Allah”, “Als Allah het wil.”).
19. Toen ging er een bezoeking (storm) van jouw Heer in haar (de tuin) rond, (vuur) (in de nacht en verbrandde het), terwijl zij sliepen.
20. Zij (de tuinen) werd als een verschroeid stoppelveld (verbrand) (in complete verwoesting).
21. Toen riepen zij tot elkaar in de ochtend.
22. (Zeggende): “Gaat (vroeg) deze ochtend naar jullie akkers, als jullie van plan zijn om te oogsten (het fruit).”
23. Zo vertrokken zij (snel), terwijl zij naar elkaar fluisterden.
24. (Zij zeiden:) “Laat er deze dag geen enkele arme (behoeftige persoon) bij jullie binnengaan (in de tuin).”
25. En zij vertrokken die ochtend, vast (en onrechtvaardig) besloten (bepalend de armen te weerhouden om het fruit van de tuin te nemen) om (de armen) te weren (m.a.w. zij hadden volledig vertrouwen in hun macht).
26. Maar toen zij haar (de tuin) zagen, zeiden zij: “Voorwaar, wij zijn zeker dwalenden (we zijn de weg kwijt en kwamen bij een andere tuin, niet de onze)”.
27. (Toen zij er zeker van waren toch in hun eigen tuin te zijn, zeiden zij:) “Wij zijn zelfs beroofd (van het fruit, in overeenstemming met onze slechte intenties)”
28. (Toen) De meest wijze onder hen zei: “Heb ik jullie niet gezegd dat jullie de Glorie (van Allah) hadden moeten prijzen (ver van iedere slechte intentie die jullie hadden, en dank Hem voor wat Hij jullie gegeven heeft, en zoek Zijn vergeving en zeg: “In shaa’ Allah”, “Als Allah het wil”, deden jullie je wil volgens Allah’s wil?, Dan was niets van dit alles gebeurd!).”
29. Zij zeiden (in berouw): “Heilig is onze Heer (wat ons is overkomen hebben we verdiend): voorwaar, wij waren onrechtvaardig.”
30. Toen keerde de ene groep zich tegen de andere, elkaar verwijten makend.
31. Zij zeiden: “Wee ons! Voorwaar, wij waren buitensporig (hinderden de armen en waren ongehoorzaam aan Allah).
32. Hopelijk zal onze Heer ons een betere (tuin) in plaats van deze geven (nadat we onze zonden toegaven en berouw toonden aan Hem): voorwaar, wij hopen vurig (op vergeving) van onze Heer (het goede wensend dat Hij onze zonden zal vergeven en ons zal belonen in het Hiernamaals).”
33. Zo was de bestraffing (in dit leven voor de mensen die ongehoorzaam zijn aan Allah en niet het deel geven welke Allah gesteld heeft voor de armen van hun weelde). En de bestraffing in het Hiernamaals is zeker groter (enger), als zij het zouden weten (zij zouden zich afkeren van iedere oorzaak hiervoor)!
34. Voorwaar, voor de Vroomen zijn er bij hun Heer Tuinen van gelukzaligheid (het Paradijs).
35. Zullen (is het mogelijk dat) Wij hen die zich aan Allah hebben overgegeven (gelovigen van het Islamitische Monotheïsme, doeners van rechtvaardige daden) net zo behandelen als de misdadigers (polytheïsten en ongelovigen, etc.)?
36. Wat is er met jullie? Hoe oordelen jullie (zo’n onrechtvaardig oordeel, de rechtvaardigen gelijkstellen aan de ongehoorzamen)?
37. Of hebben jullie een (Hemels) Schrift waar jullie in kunnen studeren (wat jullie zeggen, dat de vrome gelijk is aan de goddeloze)?
38. (En dan leren jullie) Waar waarlijk voor jullie in is wat jullie kiezen?
39. Of hebben jullie een verdrag met Ons dat tot aan de Dag der Opstanding geldt, dat er waarlijk voor jullie is wat jullie oordelen?
40. (O Profeet) Vraag hun (de afgodenaanbidders) wie van hen daarvoor verantwoordelijk is.
41. Of beschikken zij over deelgenoten (valse goden, die garant staan voor wat zij beweren)? Laat zij dan komen met hun deelgenoten, als zij waarachtig zijn.
42. (Gedenkt) de Dag (der Wederopstanding) waarop de Scheenbeen (van Allah) (Die met niets te vergelijken is) ontbloot zat worden en zij opgeroepen worden om neer te knielen (voor Allah), terwijl zij (de huichelaars, en degenen die bidden om te showen of om een goede reputatie te verkrijgen) daartoe niet in staat zijn (omdat hun rug recht zal zijn – één stuk – en niet in staat zal zijn te buigen).
43. Hun ogen zullen angstig terneergeslagen zijn, vernedering zal hen bedekken. En waarlijk, zij werden opgeroepen (voor het gezamenlijke gebed in de moskee gedurende het wereldse leven) om zich neer te knielen (om te bidden), terwijl zij (nog) gezond waren (maar dit deden zij niet).
44. Laat daarom (O Muhammad) degenen die deze Boodschap (de Koran) loochent aan Mij over. Wij zullen (hun goederen vermeerderen, weelde en kinderen, om) hen langzaam maar zeker te vernietigen, op een manier dat zij het niet merken (m.a.w. deze goederen zijn de reden van hun ramp).
45. En Ik zal hun uitstel geven (Ik zal hun leven doen toenemen, zodat zij hun zonden zullen laten toenemen). Voorwaar, Mijn plan is sterk.
46. Of vraag jij (O Muhammad) van hen een (wereldse) beloning (voor het aan hen overbrengen van de Boodschap van Allah), zodat zij met een schuld worden belast (m.a.w. of is het dat zij de Waarheid negeren omdat ze bang zijn om er een beloning voor te moeten betalen? Nee, het is niet als dat,, omdat jij niet om enige beloning vraagt van hen en jij wacht voor je beloning alleen op Allah)?
47. Of is bij hen (kennis) van het onwaarneembare, zodat zij het kunnen opschrijven (volgens dit, wat zij beweren, dat zij beter zijn dan de vromen)?
48. Wees daarom geduldig tot het Oordeel van jouw Heer komt (m.a.w. dat Hij hen meer tijd van leven gaf, respijt – voor een korte tijd – voor jouw overwinning), en wees niet als de Profeet Yôenoes (Jonah, die niet geduldig was en zonder toestemming van Allah zijn stad verliet, teleurgesteld en diep verontwaardigd dat ze zijn Boodschap niet hadden geaccepteerd) – toen hij (tot Allah) riep (m.a.w. hij riep Ons aan voor een snelle bestraffing van zijn mensen) terwijl hij verbolgen was (over zijn mensen).
49. Als hem van zijn Heer geen genade bereikt had, dan was hij zeker op een kwade plaats neer gesmeten (de maag van de walvis) (catastrofistisch), met verwijten beladen (omdat hij wegging zonder de Toestemming van Allah, maar liever accepteert Allah zijn berouw en voorziet middelen voor zijn herstel).
50. Daarna verkoos zijn Heer hem (in een hoge rang, zijn missie aan hem teruggevend) en maakte hem tot één van de rechtschapenen.
51. En bijna zouden degenen die niet geloven jou omwerpen met hun blikken (door haat), wanneer zij de Vermaning horen (de Koran). En zij zeggen: “Voorwaar, hij (Muhammad) is zeker bezeten.
52. Terwijl hij (de Koran) niets anders is dan een Vermaning voor de werelden.
Surat 69 Al-Haqqah [De Verwezenlijking]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. De verwezenlijking (m.a.w. de Dag de Wederopstanding, wanneer de bestraffing van de ongelovigen plaats zal vinden, terwijl ze dit in het wereldse leven niet accepteerden).
2. Wat is de Verwezenlijking (Hoe zal de Dag der Wederopstanding zijn, aangaande zijn omstandigheden)?
3. En wat doet jou weten (O Profeet) wat de Verwezenlijking is (m.a.w. jij kunt je de grote verschrikking op die Dag niet voorstellen)?
4. (De mensen van) De Tsamôed (Profeet Salih’s mensen) en de ‘Ad (Profeet Hud’s mensen) loochenden de ramp, Al-Qari‘ah (het aankomende Uur van Oordeel).
5. Wat de Tsamôed betreft: zij werden vernietigd door een geweldige kracht.
6. En wat betreft de ‘Âd: zij werden vernietigd door een razende, beukende wind.
7. Hij (Allah) liet haar tegen hen woeden, gedurende zeven nachten en acht dagen, achtereenvolgend, waarop jij het volk daar had kunnen zien liggen (dood), alsof zij geveld waren als palmstammen.
8. Zie jij dan nog iemand van hen die is overgebleven (zonder te zijn beëindigd)?
9. En Fir‘aun (Farao) en degenen die er vóór hem waren en de (bewoners van) de op hun fundamenten gekeerde steden (de steden van profeet Lot’s mensen) pleegden grote zonden.
10. En zij waren ongehoorzaam aan de Boodschapper van hun Heer. Toen greep Hij hen met een krachtige bestraffing (Hij legde hun een zware bestraffing op).
11. Voorwaar, toen het water (Noach’s Vloed) overstroomde (over alle dingen), droegen Wij jullie (de mensheid) (voorvader Noach en zijn familie) in het vaartuig (de ark).
12. Opdat Wij dit (het geval van de overleving van de gelovigen en de verdrinking van de ongelovigen) voor jullie tot een vermaning zouden maken en opdat een aandachtig oor er aandacht aan zou schenken (voor de volgende generaties, door verhalen).
13. Wanneer dan op de bazuin (Trompet) geblazen wordt (door de Engel) met één stoot (de eerste, welke het einde van de wereld zal aangeven).
14. En de aarde en de bergen worden opgetild (van hun plaatsen gehaald) en dan in één klap worden verpulverd.
15. Op die Dag zal de (Grote) gebeurtenis (m.a.w. Wederopstanding) plaatsvinden.
16. En de hemel zal splijten, dan wordt zij broos (week, onstabiel en verscheurd).
17. En de Engelen zullen zich op haar randen bevinden en acht (van hen) zullen op die Dag de Troon van jouw Heer boven zich (alle engelen) dragen.
18. Op die dag zullen jullie (o mensen) voorgeleid worden (voor jullie Heer), geen van jullie geheimen zal verborgen blijven.
19. Wat betreft degene die dan zijn boek (de Optelling van daden) in zijn rechterhand gegeven zal worden, hij zal (blij) zeggen: “Neemt, en leest mijn boek voor
20. Voorwaar, ik was ervan overtuigd (gedurende mijn wereldse leven) dat ik (op de dag der Oordeel) mijn afrekening zou ontmoeten (ik zal mijn beloning krijgen) ”.
21. Hij zal dan een leven van welbehagen leiden.
22. In een hooggelegen Tuin (het Paradijs).
23. Haar vruchten hangen nabij (makkelijk te pakken).
24. (Er wordt gezegd:) “Eet en drinkt smakelijk (zonder je zorgen te maken dat het voedsel je zou kunnen schaden, en zonder te hoeven plassen of poepen) wegens wat (goeds) jullie hebben verricht in de vroegere dagen (gedurende het wereldse leven) ”
25. En wat betreft degene die zijn boek in zijn linkerhand gegeven zal worden, hij zal zeggen (berouwvol): “Wee mij! Was mijn boek maar niet (aan mij) gegeven!
26. En ik weet niet hoe mijn afrekening zal zijn
27. Was de dood maar de beëindiger van alles (m.a.w. ik wenste dat ik niet herrezen terug was gekomen)
28. Mijn bezittingen baten mij niet (noch beschermen me in iets tegen Allah’s bestraffing)·
29. Mijn macht (en argumenten om mijzelf te verdedigen) is van mij heengegaan”
30. (Allah zal zeggen tegen de engelen-voogden van het Vuur:) “Grijpt hem en bindt zijn handen om zijn nek·
31. En doet hem in Djahîm (de Hel) binnengaan.
32. Voert hem daarna binnen in ketenen waarvan de lengte zeventig ellen is”
33. Voorwaar, hij geloofde niet in Allah, de Geweldige.
34. En hij moedigde niet aan (mensen gedurende dit wereldse leven) tot het voeden van de armen.
35. Op deze Dag heeft hij hier geen trouwe vriend (om hem te beschermen tegen de Bestraffing).
36. En er is geen voedsel dan etter (van de huiden van de inwoners van het Hellevuur)·
37. Niemand eet dat dan de zondaren (welke volhardden in hun ongeloof).
38. Zo waarlijk zweer Ik bij wat jullie zien.
39. En bij wat jullie niet zien (het ongeziene).
40. Voorwaar, het is zeker het Woord (verkondigd door) een nobele Boodschapper (m.a.w. de Heilige Koran is Allah’s Woord, gereciteerd door een geëerde Boodschapper, Muhammad).
41. En het is niet het woord van een dichter. Weinig is het dat jullie geloven.
42. En het is niet het woord van een waarzegger. Weinig is de lering die jullie er uit trekken (m.a.w. bedenk en onthoud het verschil tussen de woorden van een waarzegger en de woorden van de Profeet.)
43. (Het is) een neerzending (op Aarde) van de Heer der Werelden (mensheid, Djinn en alles dat bestaat).
44. En al hij (Muhammad) een paar woorden had verzonnen in Onze Naam (Allah).
45. Dan zouden Wij hem met kracht gegrepen hebben (uit wraak).
46. En dan zouden Wij zijn hartslagader doorgesneden hebben (aorta, veroorzaakt onmiddellijke dood).
47. En niemand van jullie zou dat voor hem kunnen verhinderen (Onze bestraffing)
48. En voorwaar, hij (de Koran) is zeker een Vermaning voor de Gelovigen.
49. En voorwaar, Wij kennen zeker de loochenaars onder jullie (de Koran, ondanks de helderheid van zijn tekenen).
50. En voorwaar, hij (de Koran) zal voor de ongelovigen zeker een oorzaak van spijt zijn (voor het verlies van het Paradijs op de Dag der Wederopstanding).
51. En voorwaar, het (de Koran) is een zekere Waarheid.
52. Prijs daarom de Naam van jouw Heer, Al-‘Azeem (de Meest Geweldige).
Surat 70 Ma‘ârij [De Trappen]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Een vraagsteller (ongelovige) vroeg (Allah) over een bestraffing (welke hem en zijn mensen zou overkomen, als een test voor Muhammad) die vallen zal (een kwelling).
2. Voor de ongelovigen (welke dit zal overkomen) is er geen afweer tegen.
3. (Die komt) van Allah, de Bezitter van de trappen.
4. (Waarvandaan) de Engelen en de Geest (Gabriel) tot Hem opstijgen in een dag waarvan de maat vijftigduizend jaren is.
5. Volhard daarom geduldig (O Muhammad, met de spotternijen en hun haast voor de Bestraffing) op gepaste wijze (m.a.w. zonder teleurgesteld te zijn, en zonder je klachten aan iemand te uiten behalve aan Allah).
6. Voorwaar, zij zien haar (de bestraffing) van ver weg (zij denken dat het hun nooit zal overkomen).
7. Maar Wij zien haar van nabij (het zal zeker gebeuren).
8. Op die Dag zal de hemel als gesmolten metaal zijn.
9. En zullen de bergen als (vlokken) wol zijn.
10. En geen trouwe vriend zal naar een (andere) trouwe vriend vragen (over zijn conditie, omdat hij druk is met zijn eigen zaken).
11. Zij kijken naar elkaar (m.a.w. iedereen ziet zijn vrienden, broer, vader, kinderen en familie, maar zal niet met hen praten, noch vragen om hun hulp, omdat niemand van hen in staat zal zijn een voordeel voor de ander te zijn). De misdadiger (zondaar, ongelovige) zal wensen dat hij zich van de bestraffing van die Dag kan vrijkopen met zijn kinderen.
12. En met zijn vrouw en zijn broeder.
13. En zijn bloedverwanten die hem verzorgden.
14. En (hij wenst dat) alleen die er op aarde zijn hem dan redden.
15. Nee, beslist niet (het zal niet zijn zoals je wenst, om gered te worden, o ongelovige)! Voorwaar, zij is de Lazhâ (de Hel).
16. Die de hoofdhuid wegrukt (compleet verbrand).
17. Zij roept wie zijn rug toekeerde (van het Geloof) en zich afwendde (van gehoorzaamheid aan Allah en Zijn Boodschapper) (m.a.w. de Hel zal uitroepen: ‘‘O, Mushrik (O, Polytheïst, ongelovige in de Eenheid van Allah), O, Kafir (O ongelovige in Allah, Zijn engelen, Zijn Boeken, Zijn Boodschappers, Dag der Wederopstanding en in Goddelijke Voorbeschikkingen)) .
18. Die (rijkdommen) verzamelde (weelde) en achterhield (in zijn kluis, om het te houden, zonder de verplichtte liefdadigheid te geven).
19. Voorwaar, de mens is onstandvastig geschapen (angstig en gierig)·
20. Als het kwade (iets slechts of armoede) hem treft is hij teneergeslagen (losgekoppeld, ongeduldig, bang)·
21. En als het goede hem overkomt, is hij gierig (houdt hij het achter en geeft niet aan liefdadigheid).
22. Behalve degenen die de shalât (gebeden) verrichten.
23. Degenen die hun shalât (gebeden) blijven onderhouden·
24. En degenen in wier bezittingen een rechtmatig deel is [m.a.w. een gesteld deel als verplichtte liefdadigheid (Zakah)].
25. Voor de bedelaar en de behoeftige die niet bedelt (die zijn weelde heeft verloren of arm is en beschaamd is om te vragen).
26. En degenen die van de Dag des Oordeels overtuigd zijn.
27. En degenen die de bestraffing van hun Heer vrezen.
28. Voorwaar, voor de bestraffing van hun Heer is niemand veilig.
29. En degenen die over hun kuisheid waken (m.a.w. privédelen beschermen tegen illegale seksuele daden)·
30. Behalve bij hun vrouwen en de slaven waarover zij beschikken, er wordt hen dan niets verweten.
31. Wie dan daarnaast nog iets zoekt: zij zijn degenen die de overtreders zijn.
32. En degenen die over hun toevertrouwde (Amânah) en hun belofte waken.
33. En degenen die trouw zijn bij hun getuigenissen (zonder liegen, de waarheid achter te houden of feiten te verdraaien).
34. En degenen die waken over hun shalât (regelmatig bidden en op de juiste tijd).
35. Zij zijn degenen die in de Tuinen (het Paradijs) geëerd zullen worden.
36. Wat is er met degenen die niet geloven, dat zij zich naar jou haasten (O Muhammad) (hun nekken naar jou uitstrekken en hun ogen focussen op jou om je te horen, niet om voordeel te verkrijgen, maar met de intentie je te negeren en te bespotten)?
37. (Zittend) Van rechts en van links, in groepen (van jou, O Muhammad) (pratend en afvragend)?
38. Wenst een ieder van hen dat hij de Tuin der gelukzaligheid (het Paradijs) binnengevoerd wordt?
39. Nee! Voorwaar, Wij hebben hen geschapen van wat zij weten (m.a.w. waardeloze vloeistof, daarom, hoe kunnen zij verwachten het Paradijs te betreden behalve door de wil van hun Schepper?!)
40. Ik zweer bij de Heer van de opgang (van o.a. de zon) en de ondergang (alle driehonderd en vijfenzestig punten van zonsopgang en zonsondergang) dat Wij zeker over de macht beschikken
41. (Wij zijn in staat) Om hen te vervangen (door anderen die) beter dan hen zijn en Wij zijn niet zwak (noch zijn Wij onbekwaam, als We dit willen kan niemand Ons stoppen).
42. Laat hen maar opgaan (in hun ijdele bezigheden) en laat hen spelen (in het wereldse leven) tot zij de Dag van hen, die hen aangezegd was, ontmoeten.
43. Op de Dag waarop zij zich haastig uit hun graven spoeden, alsof (in het wereldse leven) zij zich naar afgodsbeelden spoeden (m.a.w. zoals in het verleden, wanneer iedere keer als een nieuwe afgod was gecreëerd, zij zich er naar toe haasten, om onder degenen te zijn die het eerste aanbidden).
44. Hun blikken angstig teneergeslagen, overladen met vernedering. Dit is de Dag die jullie werd aangezegd.
Surat 71 Nôeh [De Profeet Noach]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Voorwaar, Wij hebben Nôeh tot zijn volk gezonden (en zeiden tot hem): “Waarschuw jouw volk voordat er een pijnlijke bestraffing tot hen komt.”
2. He zei: “O mijn volk, ik ben voor jullie een duidelijke waarschuwer.
3. Aanbid Allah (Alleen) en vreest Hem (m.a.w. Zijn Bestraffing, en wees plichtsgetrouw aan Hem) en gehoorzaamt mij.
4. Dan zal Hij (Allah) jullie zonden vergeven en jullie uitstel geven (van jullie dood) tot een vastgesteld tijdstip. Voorwaar, wanneer het tijdstip van Allah komt (m.a.w. de dood), zal het niet worden uitgesteld. Als jullie dat wisten (zouden jullie je haasten naar geloof en gehoorzaamheid).!”
5. Hij (Nôeh) zei: “Mijn Heer, ik heb mijn volk dag en nacht opgeroepen (m.a.w. in het geheim en openlijk, voor hun om de leer van het Islamitische Monotheïsme te accepteren).
6. Maar mijn oproep deed hun vluchten (van de Waarheid) slechts toenemen.
7. En voorwaar, telkens wanneer ik hen opriep (om in ﷻ te geloven, zodat hun geloof een reden heeft) opdat ﷻ hen zou vergeven, stopten zij hun vingers in hun oren en bedekten zij (hun gezichten) met hun kleding en bleven zij (in hun afwijzing) uiterst hoogmoedig.
8. Toen heb ik hen waarlijk met een harde stem opgeroepen.
9. Vervolgens heb ik hun (soms) waarlijk openlijk toegesproken en hun (andere keren) vertrouwelijk toegesproken, heimelijk.
10. Toen zei ik (tegen hun): ”Vraagt jullie Heer om vergeving: voorwaar, Hij is Vergevensgezind.
11. Hij zal dan overvloedige regens uit de hemel over jullie neerzenden.
12. En jullie bezittingen en kinderen vermeerderen en Hij zal jullie tuinen schenken en Hij zal jullie rivieren schenken.
13. Wat is er met jullie, dat jullie de Grootheid van Allah niet vrezen (en Zijn Macht)?
14. Terwijl Hij jullie waarlijk in (verschillende) fasen heeft geschapen (m.a.w. eerst Nutfah, dan ‘Alaqah en dan Mudghah).
15. Zien jullie niet hoe Allah de zeven hemelen in lagen heeft geschapen?
16. En Hij heeft daarin de maan (reflecterend) geplaatst als een licht en de zon als een (brandende) lamp (bron van licht en warmte)?
17. En Allah heeft jullie als schepselen (jullie eerste voorvader - Adam) voortgebracht uit (stof van) de aarde.
18. Daarna keert Hij jullie in haar (de aarde) terug en brengt Hij jullie weer tevoorschijn (op de Dag der Wederopstanding).
19. En Allah heeft voor jullie de aarde als een tapijt uitgespreid (om jullie daarin te wikkelen).
20. Opdat jullie haar over brede wegen bereizen (omdat, als Allah de aarde niet wijds had gemaakt, jullie niet in staat waren om wegen te bouwen, noch stabiele huizen, en jullie zouden niet in staat zijn het land te verbouwen).
21. Nôeh zei: “Mijn Heer, zij (mijn mensen) gehoorzamen mij niet, en zij volgen degene (de leiders van fouten) wiens bezit en kinderen voor hen slechts verlies vermeerdert (m.a.w. misleiding in het wereldse leven en bestraffing in het Hiernamaals).
22. En zij (de leiders van de fouten) beraamden een grote list.
23. En zij zeiden (tegen de mensen): ‘Verlaat jullie goden niet en verlaat Wadd niet, en niet Soewâ’a, en niet Yaghôets en Ya’ôeq en Nasr’ (Dit waren de namen van de afgoden welke ze gewend waren te aanbidden in plaats van Allah, afgeleid van de namen van rechtschapen mensen, van wie na hun dood, hun mensen hun veranderden in afbeeldingen en standbeelden om mensen aan te moedigen Allah te gehoorzamen. Met het verstrijken van de tijd, begonnen mensen deze standbeelden en afbeeldingen te aanbidden.)
24. En waarlijk, zij deden velen dwalen. En (o Allah) doe voor de onrechtplegers (ongelovigen, polytheïsten en boosdoeners) slechts de dwaling toenemen.
25. Vanwege hun zonden werden zij verdronken en daarna in de Hel gevoerd. En zij vonden buiten Allah om voor zich geen helpers.
26. En Nôeh zei: “Mijn Heer, laat op de aarde geen enkele ongelovige in leven (rondzwerven).
27. Voorwaar, als ﷻ hen (in leven) laat, zullen zij Uw dienaren doen dwalen en zij brengen niets voort dan losbandige ongelovigen.
28. Mijn Heer, vergeef mij en mijn ouders en wie mijn huis binnentreedt als gelovige, en de gelovige mannen en de gelovige vrouwen. En doe voor de onrechtplegers slechts de vernietiging toenemen.
Surat 72 Al-Djinn [De Djinn]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Zeg (O, Muhammad): “Het is aan mij geopenbaard dat een aantal (tussen de drie en tien) Djinn’s heeft meegeluisterd (naar deze Koran), waarop zij zeiden: “Voorwaar, Wij hebben een verbazingwekkende Koran gehoord (m.a.w. Recitatie).
2. Hij (de Koran) leidt tot het juiste, toen geloofden wij erin, en wij zullen nooit één deelgenoot (in aanbidding) aan onze Heer (Allah) toekennen.
3. En dat de Majesteit van onze Heer Verheven is, Hij heeft Zich geen echtgenote genomen en geen zoon.
4. En dat de dwazen onder ons (m.a.w. Satan of de polytheïsten onder de Djinn) plachten leugens te vertellen over Allah (dat Allah een vrouw en een zoon heeft).
5. En dat wij dachten dat de mens en de Djinn’s nooit leugens over Allah zouden vertellen.
6. En dat er mannen onder de mensen waren die hulp zochten bij mannen van de Djinn’s, wat hun zondigheid vermeerderde (en in zonde en in dwaasheid) (hier is een sterke waarschuwing voor degenen die hulp zoeken van tovenaars of waarzeggers, of hun toevlucht zoeken bij iemand anders behalve in Allah alleen).
7. En dat zij (de ongelovigen onder de mensen) dachten zoals jullie dachten (O, Djinn): dat Allah nooit iemand zou doen opstaan.
8. En dat wij hebben gevraagd naar de hemel ( te mogen gaan); toen vonden wij dat zij vol was met strenge bewakers en brandende vlammen.
9. En dat, wij vroeger (vóór de Koran) op geheime plaatsen (in de hemel) zaten om mee te luisteren (stelen) (van de engelen, en dan overbrachten wat we hoorden aan de waarzeggers), maar wie nu (probeert) wil meeluisteren treft een pijl van vuur die op hem loert (naar hem kijkt in een hinderlaag om hem te kunnen branden).
10. En dat wij niet weten (daarom) of er kwaad bedoeld wordt voor degenen die op aarde zijn, of dat hun Heer hun rechte Leiding wil geven (omdat de afschrikking van het horen met meteoren en engelen niet kan gebeuren tenzij er een grote bestraffing is dat de mensen zal overkomen van de mensen van Allah of een Boodschapper die komt met leiding en overleveringen voor mensen).
11. En dat er onder ons rechtschapenen zijn, en er onder ons zijn die dat niet zijn. Wij waren op verschillende wegen (m.a.w. wij waren groepen die verschillende religieuze leerstellingen volgden).
12. En dat wij er van overtuigd zijn (m.a.w. wij geloven en zijn zekerder geworden) dat wij op de aarde Allah nooit kunnen ontkomen (als Hij ons wil straffen) en dat wij nooit van Hem kunnen wegvluchten (als Hij wil dat wij voor Hem staan of om ons te straffen).
13. En dat, toen wij over de rechte Leiding (deze Koran) hadden gehoord, wij erin geloofden. En wie in zijn Heer gelooft; hij zal geen vermindering (van beloning) en geen vermeerdering (van zondigheid) vrezen.
14. En dat er onder ons zijn die zich aan Allah hebben overgegeven, en er onder ons zijn die afwijken (van het rechte Pad). Wie zich heeft overgegeven: zij zijn degenen die de rechte Leiding gekozen hebben.
15. Maar wat de afwijkenden betreft (ongelovigen die afdwalen van het Rechte Pad); zij zijn brandhout voor de Hel.
16. (En Allah zegt:) Als zij (de ongelovigen onder de mens en Djinn) op het rechte Pad zouden zijn gebleven (m.a.w. Islam), dan zouden Wij hun overvloedig water (regen) te drinken gegeven hebben (m.a.w. veel weelde en goederen).
17. Om hen daarmee te beproeven (de weelde, of zij Allah zullen danken voor waar hij hen in voorziet). En wie zich afwendt van de gedachtenis van zijn Heer (m.a.w. de Glorieuze Koran – en niet zijn wetten en bevelen uitvoert), die voert Hij naar een zware bestraffing (m.a.w. de Hel).
18. En voorwaar, de moskeeën behoren aan Allah (Alleen) toe: roept dan naast Allah niet één aan.
19. En voorwaar, wanneer de dienaar van Allah (Muhammad) in de shalât staat en Hem aanroept (Allah –in gebed), dan bedelven zij (de Djinn) hem bijna (de een over de ander plakkend, en ze vallen bijna over hem) (om naar de recitatie van de Profeet te luisteren).
20. Zeg (O, Muhammad): “Ik roep alleen mijn Heer aan en ik ken Hem in niets deelgenoten toe.”
21. Zeg (O, Muhammad): “Ik heb geen macht om voor jullie schade te voorkomen (noch schade te voorkomen welke Allah voor jullie heeft voorbeschikt) en niet om Leiding te geven.”
22. Zeg (O, Muhammad): “Niemand zal mij ooit tegen Allah kunnen redden (als ik Hem ongehoorzaam zou zijn) en ik zal nooit naast Hem een toevluchtsoord vinden.
23. (Ik vind een toevluchtoord) van Allah slechts door de verkondiging van Zijn Boodschappen (van de Waarheid) (m.a.w. het overbrengen van wat Allah mij heeft opgedragen) (van het Islamitische Monotheïsme). En wie opstaat tegen Allah en Zijn Boodschapper: voor hen is er het vuur van de Hel. Zij zijn daarin eeuwig levenden, voor altijd.”
24. Wanneer zij dan zien wat hun is aangezegd (op de Dag der Vergelding), dan zullen zij weten wie de zwakste helpers heeft (de ongelovigen, die geen helpers hebben, of de gelovigen wiens Helper Allah is?) en het kleinst in aantal is (m.a.w. de ongelovigen die met weinigen zijn, of de engelen, de soldaten van Allah? Dus wie zal die Dag het grootst in aantal troepen zijn?).
25. Zeg (O Muhammad): “Ik weet niet of het (de bestraffing) nabij is, wat jullie aangezegd is, of dat mijn Heer het nog lang uitstelt.
26. (Hij Alleen is) De Kenner van Ghaib het onwaarneembare, Hij maakt voor niemand het onwaarneembare, Ghaib dat bij Hem is zichtbaar.”
27. Behalve aan een Boodschapper (van onder de mensheid) (Hij informeert hem van het ongeziene zoveel als Hij wil) die Hem welgevallig is, en voorwaar, dan laat Hij vóór hem en achter hem wachters (engelen) gaan (om hem te beschermen en de Boodschap van de Djinn tegen het stelen ervan en het doorgeven ervan aan waarzeggers).
28. Om (de Boodschapper van Allah) te doen weten dat zij (de Boodschappers voor hem) (oprecht als hij doet) de Boodschappen van hun Heer overbrachten (en dat hij geleid is zoals zij geleid zijn door Allah’s engelen). En Hij (Allah) omvat (met Zijn Kennis) wat er bij hen is (aan regels en wetten etc., beide schijnbaar of geheim) en Hij (Allah) somt (kent) alle zaken nauwkeurig op (m.a.w. er zijn geen geheimen voor Allah).
Surat 73 Al-Muzzammil [De Omhulde]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. O jij (Prophet) omhulde.
2. Sta op in de nacht om de shalât te verrichten, met uitzondering van een kort gedeelte (van de nacht).
3. De helft ervan of iets minder dan dat (zodat het een derde van de nacht is).
4. Of maak het iets langer (dan de helft, zodat het tweederde van de nacht is) (en de Profeet had deze opties) en draag de Koran voor (hardop), nauwkeurig.
5. Voorwaar, Wij zullen zware Woorden tot jou neerzenden (de Heilige Koran die instructies, wetten, verplichtingen en verboden bevat).
6. Voorwaar, het opstaan in de nacht (van de slaap voor het nachtgebed [Tahajud]) is zwaarder en maakt het woord zekerder (want de Heilige Koran is de zuiverste en meest welbespraakte wijze, omdat ’s nachts het hart vrij is van materialistische zaken van de dag, zoals werk etc.).
7. Voorwaar, jij bent overdag belast met vele aangelegenheden (het overbrengen van de Boodschap van Allah en omgaan met je privézaken en gewone plichten, dus verricht het nachtgebed je hart wijdend aan Allah).
8. En gedenk de Naam van jouw Heer en wijd je geheel aan Hem (met je hele hart, de wereldse gedachten afsnijden van je hard en hoofd gedurende je aanbidding).
9. (Hij is) De Heer van de opgang (van de zon etc.) en de ondergang, geen god is er dan Hij, neem Hem daarom als Beschermer, Wakeel (Verwijderaar van al je zaken, m.a.w. geloof in Allah en vertrouw op Hem).
10. En wees geduldig (O Muhammad) met wat zij (de ongelovigen) zeggen en houd op gepaste wijze afstand van hen (zonder hen te berispen of wraak te zoeken).
11. En laat de loochenaars, de bezitters van weelde, aan Mij over en geef hen nog even uitstel (van hun bestraffing) (totdat zijner tijd voor hun bestraffing komt).
12. Voorwaar, bij Ons bevinden zich (voor hen) (op de Laatste Dag) ketenen (om hun vast te binden) en Djahîm (de Hel).
13. En voedsel dat in de keel blijft steken en een pijnlijke bestraffing.
14. Op de Dag waarop de aarde en de bergen heftig zullen beven en de bergen tot uit elkaar geblazen stof zullen worden (nadat het in het verleden solide en stevig was).
15. Voorwaar, (O mensen) Wij hebben een Boodschapper (Muhammad) tot jullie gezonden als getuige over jullie, zoals Wij tot Fir’aun een Boodschapper (Mozes) zonden.
16. Toen was Fir’aun de Boodschapper (Mozes) ongehoorzaam, waarop Wij hem grepen met een verschrikkelijke greep.
17. Hoe zullen jullie je dan beschermen, als jullie de Dag (m.a.w. de Dag der Wederopstanding) waarop de kinderen grijsaards worden ontkennen (verouderd vanwege de angstige dingen die ze zullen zien op de Dag der Wederopstanding)?
18. De hemel zal dan gespleten zijn (van de verschrikking van die Dag) (en) Zijn aanzegging zal zeker uitgevoerd worden.
19. Voorwaar, dit (al de voorgenoemde angstige dingen) is een Vermaning en wie wil, (het wil ontvangen) laat hem een Weg (van gehoorzaamheid en vroomheid) nemen naar zijn Heer.
20. Voorwaar, jou Heer weet dat jij bijna tweederde van de nacht, of (sommige andere keren) de helft (sommige andere keren), of voor een derde (in gebed) staat, en (ook) een groep van degenen die bij jou horen (jouw volgers). En Allah kent de (verlenging van) de nacht en de dag. Hij weet dat jullie nooit (de hele nacht) de shalât kunen verrichten, daarom heeft Hij jullie berouw aanvaard. Verricht van het nachtgebed wat gemakkelijk is voor jullie (gedurende het nachtelijke gebed). Hij weet dat er onder jullie zieken zijn en anderen die door het land reizen, zoekend naar de gunst van Allah, en anderen die strijden op de Weg van Allah. En verricht van het nachtgebed wat gemakkelijk is voor jullie. En onderhoudt de shalât en geeft de zakât (verplichte liefdadigheid) en leent aan Allah een goede lening (m.a.w. spendeer jullie geld aan een goede zaak, help mensen, en daarom Allah’s tevredenheid zoekend). En wat jullie vooruitzenden voor jullie zelf aan goede daden (goede daden gedurende het wereldse leven), jullie zullen het bij Allah aantreffen. Het is een betere en grotere beloning. En vraagt Allah om vergeving. Voorwaar, Allah is Ghafour (Vergevensgezind), Raheem (Meest Barmhartig).
Surat 74 Al-Muddaththir [De Ommantelde]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. O jij (Profeet) ommantelde.
2. Sta op en waarschuw (de mensen over Allah’s Bestraffing).
3. En prijs de grootheid van jouw Heer (Allah).
4. En reinig jouw kleding.
5. En vermijd de zondigheid, Ar-Rujz (afgoden en afgodenaanbidding) (zoals jij al doet).
6. En geef niet om meer te ontvangen (Of: zie jullie daden van gehoorzaamheid aan Allah niet als een gunst voor Hem).
7. En wees geduldig omwille van jouw Heer (op Zijn bevelen, hiernaar handelend om zijn tevredenheid te krijgen, en wees ook geduldig op Zijn verboden blijf hiervan weg).
8. Als dan op de bazuin (Trompet) geblazen wordt (door de Engel Israfeel, m.a.w. de tweede blazing op de bazuin).
9. Dan is dat die Dag, een zware Dag.
10. (Die Dag is) voor de ongelovigen niet gemakkelijk.
11. Laat hem aan Mij over (O Profeet, om af te handelen met) die Ik alleenstaand (in zijn moeders baarmoeder, zonder enige weelde of kinderen etc.) geschapen heb (dit verwijst naar Al-Waleed, zoon van Al-Mughirah Al-Makhzumi).
12. En Ik heb hem vele bezittingen ter beschikking gesteld.
13. En kinderen, voortdurend aan zijn zijde (m.a.w. om zijn metgezellen te zijn).
14. En Ik verschafte hem gemak in ruime mate.
15. En vervolgens (na dat alles) verlangt hij (met gulzigheid) dat Ik (voor hem) vermeerder (hoewel hij het Geloof ontkende)·
16. Nee! Hij is opstandig tegen Onze Verzen, Ayat (Verzen, overleveringen, tekenen, bewijzen).
17. Ik zal hem beladen met een zware bestraffing (zonder rust).
18. Voorwaar, hij dacht na en nam een besluit (over wat hij zou zeggen met betrekking tot de Koran en hoe hij de Profeet in diskrediet kon brengen).
19. Verdoemd is hij daarom. Hoe vreemd was zijn besluit!
20. Nogmaals, verdoemd is hij! Hoe vreemd was zijn besluit!
21. Toen dacht hij weer na (dacht opnieuw aan wat hij had uitgezet)·
22. Daarna fronste hij en keek somber (en keek in een slecht humeur omdat hij niets kon vinden om te zeggen om de Koran en de Profeet in diskrediet te brengen).
23. Vervolgens keerde hij zijn rug toe (naar de Waarheid) en was hoogmoedig.
24. En hij zei: “Deze (Koran) is slechts overgedragen tovenarij. (van de oude van dagen)·
25. Dit is slechts het woord van een mens”
26. Ik zal hem doen branden in Saqar (één van de namen van het Hellevuur).
27. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt je niet voorstellen, o Muhammad) wat (hoe verschrikkelijk) Saqar is?
28. Zij (de Hel) laat niet achter (enig vlees of botten) en zij laat niet met rust.
29. Zij verschroeit (de huid) van de mens.
30. Over haar waken negentien (Engelen) (sterke engelen als voogden en hoeders van de Hel).
31. En Wij hebben geen anderen dan Engelen aangesteld als wachters van de Hel. En Wij hebben hun aantal slechts vastgesteld (van de engelen, 19) als een beproeving voor degenen die niet geloven en opdat degenen aan wie de Schrift (Joden en Christenen, die Goddelijke Boeken ontvingen, de originele Thora en de originele Evangeliën van Jezus) gegeven is overtuigd zullen zijn [dat de Koran de Waarheid is, omdat het met hun Boeken overeenkomt in aantal (19)]. En opdat degenen die geloven zullen toenemen in geloof (zoals deze Koran de Waarheid is), en opdat degenen aan wie de Schrift is gegeven (Joden en Christenen) en de gelovigen niet zullen twijfelen. En opdat degenen in wier harten een ziekte is (van huichelarij) en de ongelovigen zullen zeggen: “Wat wil Allah met dit (eigenaardig) voorbeeld (nummer) zeggen? ”Zo laat Allah dwalen wie Hij wil, en leidt Hij wie Hij wil. En niemand kent (het aantal van) de troepenmacht (m.a.w. engelen) van jouw Heer dan Hij. En dit (Hel) is niets anders dan een Vermaning (waarschuwing) voor de mensheid.
32. Nee, (Ik zweer) bij de maan!
33. En (Ik zweer bij) de nacht wanneer hij terugkeert.
34. En (Ik zweer bij) de dageraad wanneer hij gloort.
35. Voorwaar, zij (de Hel) is zeker een van de grootste verschrikkingen (tekenen).
36. (Zij is er) als een waarschuwing voor de mensheid.
37. Voor degenen onder hen die voort willen gaan (richting Allah) (door goede daden te verrichten) of achter willen blijven (door slechte daden te verrichten).
38. Iedere ziel is een borg (gijzelaar, behoudt) voor wat zij heeft verricht (m.a.w. zal niet voort gaan totdat het betaald wat het bezit aan rechten van andere mensen en bestraffingen voor zijn slechte daden).
39. Behalve de mensen van de rechterzijde (m.a.w. de vrome ware gelovigen van het Islamitische Monotheïsme, wie het Boek met de Optelling van hun daden in hun rechterhand ontvangen).
40. In Tuinen (het Paradijs) vragen zij elkaar.
41. Over de misdadigers (polytheïsten, ongelovigen).
42. (Zij zeggen:) “Wat heeft hen naar Saqar (de Hel) gevoerd?”
43. Zij zeiden: “Wij behoorden niet tot degenen die de shalât verrichten.
44. En wij voedden de armen niet.
45. En wij plachten ijdele gesprekken te voeren (al dat wat Allah hate) met degenen die ijdel praatten.
46. En wij plachten de Dag des Oordeels te loochenen (de Laatste Dag).
47. Tot het zekere (de dood) tot ons kwam.”
48. De voorspraak van (enige van) de voorsprekers baat hen niet.
49. Wat is er met hen dat zij (m.a.w. de ongelovigen) zich van (de ontvangst van) de Vermaning afwenden?
50. (Zij wenden zich af) Alsof zij (bange) opgeschrikte ezels zijn.
51. Die vluchten voor een leeuw.
52. Toch wil een ieder van hen, dat hun opengesperde bladen (van een Openbaring) worden gegeven (komend van Allah, geschreven dat Islam de juiste religie is, en Muhammad met de Waarheid van Allah is gekomen).
53. Nee! Zij vrezen zelfs het Hiernamaals niet (Allah’s bestraffing hierin).
54. Nee voorwaar, hij (de Koran) is een Vermaning.
55. Wie wil (vermaning ontvangen) trekt er lering uit (door het te lezen – de Heilige Koran).
56. En zij trekken er geen lering uit, behalve als Allah het wil. Hij is het Die vrees toekomt en Hij is het Die het toekomt om te vergeven (de zonden van Zijn slaven).
Surat 75 Quiyamah [De Opstanding]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Ik zweer bij de Dag der Opstanding.
2. En Ik zweer bij de (zichzelf) verwijtende ziel (m.a.w. de ziel van de gelovige, die hem verwijt wanneer hij een zonde of een fout maakt).
3. Denkt de mens (een ongelovige) dat Wij zijn botten nooit zullen bijeenbrengen (op de Dag der Wederopstanding)?
4. Welzeker, Wij zijn in staat om zelfs zijn vingertoppen (opnieuw) volmaakt te vormen (Vingerafdrukken. Ieder mens heeft zijn of haar eigen speciale vingerafdrukken die niet lijken op die van iemand anders, wat aangeeft dat onze Heer (Allah) de Meest Superieure Schepper van alles is.).
5. De mens (verwerpt Wederopstanding en Afrekening. Dus hij) wil zelfs in zondigheid voortleven.
6. Hij vraagt (liegend): “Wanneer is de Dag der Opstanding?”
7. Wanneer dan de ogen zich opensperren (door alle angstige dingen die het zal zien op de Dag der Wederopstanding).
8. En de maan duister wordt.
9. En de zon en de maan bijeengebracht worden (door in de andere op te gaan of opgevouwen of beroofd van hun lichten en samen opgaan van uit het westen).
10. (Dan) Die Dag zal de mens zeggen: “Waar is het toevluchtsoord (om deze bestraffing te ontvluchten)?”
11. Nee! Er is geen toevluchtsoord.
12. Bij jouw Heer (Alleen) is die Dag de eindbestemming (en Hij zal iedereen belonen of straffen volgens wat zij verdienen en wat zij in het wereldse leven hebben gedaan).
13. De mens zal die Dag worden medegedeeld wat hij heeft voortgebracht (m.a.w. wat hij gedaan heeft aan goede of slechte daden gedurende zijn leven) en wat hij heeft nagelaten (van goede of slechte daden of tradities welke hij praktiseerde of uitvond en mensen deze volgden als een model na zijn dood).
14. Hij zal zelfs tegen zichzelf getuigen [want zijn lichaamsdelen (huid, ogen, handen, benen, oren etc.) zullen spreken over zijn daden].
15. Ook al biedt hij zijn verontschuldigingen aan (om zijn slechte daden te bedekken welke hem geen voordeel zullen opleveren).
16. (Allah zegt tot de Profeet:) (O Muhammad) “Beweeg jouw tong er niet mee (m.a.w. de Koran, door de woorden van de Koran te herhalen welke je gehoord hebt van de engel Gabriel gedurende de tijd dat je de Overlevering ontving), om er haast mee te maken (bang het te vergeten).
17. Voorwaar, het is aan Ons hem te doen bewaren (in jouw borst) en hem voor te doen dragen (wanneer jij wil prediken).
18. Wanneer Wij hem dan hebben doen voordragen (door de engel Gabriel), volg dan zijn voordracht (en lees het dan zoals je het gehoord hebt).
19. Daarna is aan Ons (Allah) de uitleg ervan (aan jou, m.a.w. dat jij zijn interpretaties en geboden begrijpt).
20. Nee (het is niet zoals jullie beweren, o afgodenaanbidders, dat jullie niet zullen worden herrezen en verantwoord voor jullie daden)! Jullie houden van het voorbijgaande (en zijn versieringen).
21. En jullie besteden geen aandacht aan het Hiernamaals (en zijn gelukzaligheid).
22. Gezichten zullen op die Dag verlicht zijn.
23. Naar hun Heer (Allah) zullen zij zien.
24. En gezichten zullen op die Dag duister zijn.
25. Zij weten (en verwachten) zeker dat een verpletterende ramp over hen zal worden gebracht.
26. Nee, wanneer (de ziel) de (laatste) adem in de keel stokt (m.a.w. gedurende de uittreding uit het lichaam, wanneer de mens op de rand van de dood staat).
27. En er gezegd wordt (door de omstanders): “Wie kan genezen (en hem redden van de dood)?”
28. En hij (de stervende persoon) beseft dat het afscheid (de dood) is gekomen (omdat hij de engelen van de dood ziet die komen om zijn ziel te begeleiden);
29. En de benen (in doodsangst) over elkaar liggen.
30. Naar jouw Heer (Allah) worden zij Die Dag gesleept.
31. Hij (de ongelovige) geloofde (de Koran en de Boodschapper) niet, en hij verrichtte de shalât niet.
32. Maar hij loochende (de Koran en de Boodschap van de Profeet) en hij wendde zich af
33. Daarna ging hij naar zijn verwanten, hoogmoedig (zichzelf bewonderend)!
34. Wee jou (O ongelovige), wee!
35. Nogmaals, wee jou (O ongelovige), wee!
36. Denkt de mens dat hij ongemoeid zal worden gelaten (zonder het ontvangen van bevelen en verboden van zijn Heer Allah, en zonder te worden gestraft of beloond voor de verplichte taken hem bevolen door zijn Heer Allah)?
37. Was hij niet eerst, Nutfah (mengsel van mannelijke en vrouwelijke seksuele afscheiding) een druppel van uitgestort sperma?
38. En vervolgens een ‘Alaqah (bloedklonter) waarna Hij (Allah) (hem) schiep en (hem) nauwkeurig vormde?
39. Zo maakte Hij daarvan de twee geslachten, de man en de vrouw.
40. Is Degene (Allah, Wie dit alles doet) met zo’n macht niet in staat de doden tot leven te brengen (Ja! Hij is in Staat alles te doen)?
Surat 76 Al-Insan [De Mens]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmharige)
1. Voorzeker, er is voor de mens een periode geweest (voordat zijn ziel was ingeblazen) waarin hij in niets gedenkwaardig was (m.a.w. hij was niet een bestaand ding om genoemd te worden).
2. Voorwaar, Wij hebben de mens geschapen uit een gemende druppel, Nutfah (m.a.w. druppels van gemengde ontladingen van de twee seksen, in de baarmoeder) om hem te beproeven (met de bevelen en de verboden welke Wij voor hem gesteld hebben). Daarop gaven Wij hem het gehoor (in staat Onze Verzen te horen) en gezichtsvermogen (in staat om Onze tekenen en bewijzen te zien).
3. Voorwaar, Wij wezen hem (met duidelijkheid) de Weg (van de Waarheid en leugen, goed en slecht): wordt hij (gelovig en) dankbaar (als hij de weg van het goede kiest) of wordt hij (ongelovige en) ondankbaar (als hij de weg van het slechte kiest).
4. Voorwaar, voor de ongelovigen hebben Wij kettingen (ijzeren kettingen voor hun benen om mee vastgebonden te worden), en ketens (waarmee hun handen zullen worden vastgebonden aan hun nekken) en Sa’îr (de Hel) bereid.
5. Voorwaar, de deugdzamen zullen (wijn) drinken uit een beker waarvan de mengdrank van Kafôer is (kamfer) (water uit een bron met een zoete geur die in het Paradijs zo genoemd wordt).
6. Een bron waarvan de dienaren van Allah drinken. Zij laten deze overvloedig stromen (waar ze ook zijn).
7. Zij (zijn degenen die) vervulden hun geloften. En zij vreesden een Dag waarvan het kwaad verschrikkelijk is.
8. En zij gaven het voedsel waarvan zij (nodig hadden) hielden aan een arme, en een wees en een gevangen (of: “voor de liefde van Hem”).
9. (Zei zeiden) “Wij voeden jullie slechts omwille van het welbehagen van Allah, wij verlangen van jullie geen beloning en geen dank.
10. Voorwaar, wij vrezen van onze Heer een angstaanjagende, huiveringwekkende Dag (gedurende welke de gezichten donker en gefronst zullen zijn vanwege de verschrikkelijke dingen die ze zullen zien).
11. Allah zal hen op die Dag beschermen voor het kwaad en hen glans (in hun gezichten) en blijdschap schenken (in hun harten).
12. En Hij zal hen vanwege hun geduldige volharding belonen (m.a.w. hun gehoorzaamheid aan Allah gedurende het wereldse leven) met het Paradijs en met zijde (zijden kleding).
13. Leunend zitten zij daarin op rustbanken (met de prachtigste bekleding). Zij vinden daarin geen zon (m.a.w. ze zullen geen hitte voelen) en (voelen) geen kou (m.a.w. ze zullen het niet koud hebben in het Paradijs).
14. En haar schaduwen zijn voor hen dichtbij (m.a.w. de schaduwen van de bomen van het Pradijs) en haar vruchten (van de bomen) zijn vlakbij (binnen hun bereik), makkelijk te plukken.
15. En onder hen wordt rondgegaan (dienaren) met kruiken van zilver (met voedsel) en glazen van Kristal.
16. Kristalhelder, van zilver gemaakt (en het heeft de witheid van zilver en de doorzichtigheid van glas), die (de dienaren) naar wens (van de drank in de glazen) schenken (de hoeveelheid die de bewoners van het Paradijs wensen).
17. En daarin wordt er voor hen geschonken uit een beker (wijn) waarvan de mengdrank gember is.
18. Er bevindt zich daarin een bron die Salsabîl genoemd wordt.
19. En onder hen wordt rondgegaan (deze serverend) door eeuwig jeugdigen. Als jij hen ziet, dan denk jij dat zij (zo mooi zijn als) verstrooide (verlichte) parels zijn.
20. En als jij rondkijkt (overal in het Paradijs) dan zie jij een genieting (welke niet voorgesteld kan worden) en een geweldig koninkrijk.
21. Zij dragen kleren van fijne groene zijde (aan de binnenkant) en brokaat (aan de buitenkant) en zij zullen gesierd worden met zilveren armbanden. En hun Heer zal hen een pure drank schenken.
22. (Er wordt gezegd:) “Voorwaar, dat is een beloning voor jullie (voor wat jullie deden in het wereldse leven) en jullie daden zijn aanvaard (en gewaardeerd).”
23. Voorwaar, Wij zijn het Die de Koran in fasen tot jou (O Muhammad) neergezonden hebben.
24. Wees dan geduldig (O Muhammad) met de wetten van jouw Heer (wees plichtmatig aan Hem en breng Zijn Boodschap over aan de mensheid) en volg niet de zondaar of de ongelovige onder hen.
25. En gedenk (in jouw shalât) de Naam van jouw Heer (veel), in de ochtend en de avond.
26. En in een gedeelte van de nacht, en kniel je neer voor Hem (m.a.w. bid) en prijs Zijn Glorie tijdens een lang deel van de nacht (m.a.w. Tahajjud gebed).
27. Voorwaar, zij (de ongelovigen) houden van (het korte leven nu) het voorbijgaande en leggen achter hun rug (negeren) een zware (moeilijke) Dag (de Dag der Wederopstanding).
28. Wij hebben hen geschapen en Wij hebben hun gestel stevig gemaakt (hun perfect geschapen). En als Wij het gewild hadden, dan zouden Wij hen (vernietigen en) vervangen door gelijksoortigen (m.a.w. mensen zoals hun, maar gehoorzaam en onderworpen aan Allah’s Wil).
29. Voorwaar, dit (Hoofdstuk uit de Koran) is een Vermaning. Wie het dan wil, laat hij een Weg (van geloof en vroomheid) naar zijn Heer nemen.
30. En jullie zullen het niet willen (iets te doen), behalve als Allah het wil (dat jullie het doen, anders zullen jullie het niet doen= Goddelijke Voorbeschikking): voorwaar, Allah is ‘Aleem (Alwetend, over de zaken van Zijn schepselen), Hakeem (Alwijs in Zijn Beslissingen).
31. Hij doet in Zijn Barmhartigheid binnengaan wie Hij (Allah) wil. En Hij heeft een pijnlijke bestraffing bereid voor de onrechtvaardigen (boosdoeners, polytheïsten).
Surat 77 Al-Mursalat [De Uitgezondenen]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Bij de met goedheid (de winden) uitgezondenen.
2. Bij de met spoed voorspoedenden.
3. En bij de verspreid (winden) verspreidenden (wolken en regen).
4. Bij de scheidend (Versen van de Koran) scheidenden (het goede van het slechte).
5. Bij de doorgevenden (engelen) van de Vermaning (van Allah) (aan de Boodschappers van Allah).
6. Als een (de Koran) afwijzing van verontschuldigingen (voor Allah om de mensen te martelen die het niet volgden en om alle excusen van mensen af te snijden sinds Hij de Koran naar hen gezonden heeft en zij deze niet volgden) of als een waarschuwing (voor de mensheid).
7. Voorwaar, wat jullie is aangezegd, zal zeker geberuen.
8. Wanneer dan de sterren gedoofd worden.
9. En wanneer de hemel gespleten wordt.
10. En wanneer de bergen verpulverd worden.
11. En wanneer voor de Boodschappers de tijd vastgesteld is (om tegen hun mensen te getuigen).
12. (Er wordt gezegd:) “Tot welke (grote en verschrikkelijke) dag is er uitstel uitstel gegeven (voor de boodschappers) (voor het oordeel tussen hen en hun mensen)?”
13. Tot de Dag van de Beoordeling (onder de mensen).
14. En wat doet jullie weten (O mensheid) wat de Dag van de Beoordeling is (en hoe het zal zijn) (m.a.w. jullie kunnen je zijn verschrikking en strengheid niet voorstellen)?
15. Wee de Dag de loochenaars (van de Dag der Wederopstanding)!
16. Hebben Wij de vroegeren niet vernietigd (van de voorgaande naties, omdat zij de boodschappers afwezen, zoals de mensen van Noach, ‘Ad en Thamoud deden)?
17. Waarna Wij hen deden opvolgen (in vernietiging) door de lateren (die als zij waren in liegen en ongehoorzaamheid)?
18. Zo behandelen Wij de misdadigers (polytheïsten, en ongelovigen van Mekka die de Profeet afwezen).
19. Wee die Dag de loochenaars (op de Dag der Wederopstanding)!
20. Hebben Wij jullie (O ongelovigen) niet uit een onaanzienlijk water (sperma) geschapen?
21. Toen plaatsten Wij het in een beschermende rustplaats (de baarmoeder).
22. Tot een bekend tijdstip (die van zwangerschap, waarvan Allah alleen de exacte tijd kan bepalen en weten).
23. Wij beschikten (erover) (het te creëren, het vorm te geven en het uit de baarmoeder van de moeder te halen als een levende baby) en Wij zijn de beste Beschikkers.
24. Wee die Dag de loochenaars (van Onze Macht)!
25. Hebben Wij de aarde niet tot een plaats van verzameling gemaakt?
26. Zowel (m.a.w. dat omvat) voor levenden (in hun huizen) als doden (in hun graven)?
27. En Wij plaatsten daarop stevige bergen (onwrikbaar en diep verankerd, zodat de aarde niet schudt onder jullie voeten) en Wij schonken jullie helder water.
28. Wee die Dag de loochenaars (van alle goede zaken en gunsten)!
29. (Het zal gezegd worden tegen de ongelovigen op de Dag der Wederopstanding): “Gaat naar dat (het Hellevuur) wat jullie plachten te loochenen (in het wereldse leven)!”
30. Gaat naar een schaduw (van opstijgend Hellevuur rook en gescheiden) die drie kolommen heeft (van rook),
31. Die geen schaduw geeft en die niet baat tegen het vlammende Vuur.
32. Zij (de Hel) werpt (grote) vonken als kastelen.
33. Alsof zij gele kamelen waren (Arabieren in het verleden gebruikten het woord ‘kamelen’ als een synoniem voor kastelen in hun gedichten).
34. Wee die Dag de loochenaars (de Dag der Wederopstanding)!
35. Dit is een Dag waarop zij (de ongelovigen) niet spreken (met woorden welke hun tot voordeel zullen zijn).
36. En er wordt hun niet toegestaan zich te verontschuldigen (omdat ze geen excuus hebben voor hun ongeloof).
37. Wee Die Dag de loochenaars (de Dag der Wederopstanding)!
38. Dit is de Dag van de Beoordeling. Wij verzamelen jullie en de vroegeren (op die Dag zal Allah oordelen onder alle mensen).
39. Als jullie dan een list hebben (plot, om te vluchten van de bestraffing van Allah), voert die dan uit (om jullie zelf te redden van de marteling van Allah, als jullie dit daadwerkelijk kunnen).
40. Wee die Dag de loochenaars (van de Dag der Wederopstanding)!
41. Voorwaar, de vromen (die Allah vreesden in het wereldse leven door Zijn Geboden te volgen en Zijn verboden te vermijden) verkeren in schaduwen (van bomen) en bij bronnen (van stromend water).
42. En er zijn vruchten die zij wensen.
43. (Er wordt gezegd:) “Eet en drinkt smakelijk (met genoegen) voor wat (rechtvaardige daden in het wereldse leven) jullie plachten te verrichten.”
44. Voorwaar, zo (met zo’n genereuze beloning) belonen Wij de weldoeners.
45. Wee die Dag de loochenaars (van de Dag der Wederopstanding)!
46. (O jullie ongelovigen)! Eet en geniet even (in dit wereldse leven): voorwaar, jullie zijn misdadigers (polytheïsten, zondaars).
47. Wee die Dag de loochenaars (van de Dag der Wederopstanding)!
48. En wanneer er tot hen gezegd wordt (in het wereldse leven): “Buigt jullie (in de shalât) (in gebed),” dan buigen zij niet (sterker, zij volharden in hun arrogantie en koppigheid).
49. Wee die Dag de loochenaars (van de Verzen van de Koran van Allah)!
50. (als zij niet geloven in deze Koran) In welk Woord na hem (verklaring - boek) (de Koran) zullen zij dan geloven?
Surat 78 An-Naba’ [De Aankondiging]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Waarover stellen zij (de ongelovigen) elkaar vragen?
2. Over de geweldige aankondiging (m.a.w. de Koran welke de Wederopstanding benoemd, welke de ongelovigen afwijzen).
3. Waarover zij (de ongelovigen) redetwisten (m.a.w. ze zijn erover in twijfel en wijzen het af).
4. Nee (het is niet zoals jullie ongelovigen denken)! Zij zullen het weten (het resultaat van hun afwijzing van de Dag der Wederopstanding).
5. Nogmaals nee, zij zullen het weten (en er achter komen, nadat zij hun kwelling hebben ontvangen, dat Muhammad eerlijk was tegen hen in zijn waarschuwing).
6. Hebben Wij de aarde niet tot een uitgespreide plaats gemaakt (als een bed)?
7. En (hebben Wij niet gemaakt) de bergen als pinnen (zodat de Aarde gestabiliseerd is en niet schudt onder jullie voeten vanwege de hoge snelheid van zijn beweging)?
8. En Wij hebben jullie in paren geschapen (man en vrouw).
9. En Wij hebben voor jullie slaap gemaakt (als een middel), als rust (van jullie lichamen door de pauze van jullie werk gedurende de nacht, zodat jullie lichamen niet instorten).
10. En Wij hebben de nacht als een bedekking gemaakt.
11. En Wij hebben de dag (een middel) gemaakt om levensonderhoud te zoeken.
12. En Wij hebben boven jullie zeven hechte hemelen gebouwd.
13. En Wij hebben daarin een stralende lamp geplaatst, Siraj (lamp, bron van licht en warmte, m.a.w.de zon).
14. En Wij hebben uit de wolken (die klaar zijn om te regenen) stromend water gezonden.
15. Opdat Wij daarmee graan (voor de mensen om te eten) en planten (voor de dieren om te eten) voortbrengen.
16. En dichtbegroeide tuinen.
17. Voorwaar, de Dag van de Beoordeling is op een vastgesteld tijdstip.
18. De Dag waarop de bazuin (Trompet) wordt geblazen zullen jullie komen, groep na groep.
19. En de hemel wordt geopend en zij heeft vele poorten (voor de engelen om naar beneden te komen).
20. En de bergen worden verpulverd en worden tot luchtspiegelingen.
21. Voorwaar, de Hel (op die Dag) is als een hinderlaag (voor de ongelovigen, en zal een plaats van hinderlaag voor hen zijn).
22. Een bestemmingsoord voor de overtreders (Hel).
23. Zij verblijven eeuwig daarin (in de Hel).
24. Zij zullen daarin geen koelte (om zichzelf af te koelen van de warmte van de Hel) en geen drank proeven (om hun dorst te lessen).
25. Behalve kokend water en etter (dat zal komen uit de huid van de bewoners van het Vuur).
26. (Dit is) Als (eerlijke en) passende vergelding (in overeenstemming met hun kwade misdaden).
27. (Omdat) Voorwaar, zij verwachtten nooit een afrekening (voor hun zonden, ze waren niet bang voor de Dag van het Oordeel, en ze begingen geen goede daden welke hun tot voordeel zouden kunnen zijn op die Dag).
28. En loochenden Onze Verzen, Ayat (Verzen, Tekenen, Bewijzen) geheel.
29. En Wij hebben alle zaken in een Boek opgesomd.
30. Proeft daarom (o, ongelovigen, de resultaten van jullie kwade daden) de straf, en er is voor jullie geen vermeerdering, behalve van de bestraffing.
31. Voorwaar, voor de vromen (en rechtvaardigen, die Allah vrezen en goede daden verrichten welke Allah heeft opgedragen en weg blijft van kwaadaardige daden welke Hij heeft verboden) is er een overwinning (het Paradijs).
32. Tuinen en druivenstruiken.
33. En jeugdige gezellinnen (Vrouwen), gelijk in leeftijd (volwassen).
34. En een gevulde beker (van een prachtige wijn welke jullie niet dronken maakt).
35. Zij horen daar geen Laghw (vieze, ijdele, kwaad- spraak) onzin en leugens.
36. (Dit alles is) Als een beloning van jouw Heer, als afrekenende gift (in overeenstemming met het beste van hun goede daden).
37. (Van) De Heer der hemelen en der aarde en wat er tussen beide is, Ar-Rahman (de Meest Barmhartige). Zij (de mensen) zijn niet in staat Hem aan te spreken (op de Dag der Wederopstanding behalve door Zijn Toestemming).
38. Op die Dag staan, Ar-Ruh de Geest (engel Gabriël) en de Engelen in rijen opgesteld. Zij spreken niet, behalve aan wie Ar-Rahman (de Meest Barmhartige) toestemming verleent en die zegt wat juist is.
39. Dat is de Dag van de Waarheid (welke zeker zal komen). Laat wie wil daarom een terugkeer naar zijn Heer afleggen (door Hem te gehoorzamen in dit wereldse leven).
40. Voorwaar, Wij hebben jullie gewaarschuwd voor een nabije bestraffing op de Dag dat de mens zal kijken (naar het resultaat van) naar wat zijn handen vroeger bedreven (aan daden), en waarop de ongelovige zal zeggen: “O wee, was ik maar aarde (en was ik maar niet herrezen om deze kwellingen te ondergaan).”
(79) Surat An-Nazi‘at [De Uitrukkenden]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Bij de hard uitrukkenden (engelen) (die fel en gewelddadig de zielen van de ongelovigen nemen op het moment van de dood).
2. Bij de zacht uittrekkenden (engelen)(die voorzichtig de zielen van de rechtvaardige gelovigen nemen op het moment van de dood).
3. Bij de snel uitvoerenden (engelen)(die van de hemel neerkomen naar de aarde en opstijgen van de aarde naar de hemel).
4. De snel voorbijstrevenden (engelen) (om Allah’s Bevelen uit te voeren).
5. De uitvoerenden (engelen) van een bevel (zij beslechten de Bevelen van hun Heer, met betrekking tot de wereldse zaken welke Allah hen opdraagt te doen), (dat jullie ongelovigen allemaal zullen worden herrezen om jullie afrekening te ontvangen).
6. Op de Dag waarop de bevende doet beven (na het eerste blazen op de Trompet en gedurende welke iedereen zal sterven).
7. Zal deze gevolgd worden door de (tweede) beving (een tweede blazen, gedurende welke iedereen zal worden herrezen).
8. De harten (van de ongelovigen) zullen op die Dag bonzen (met vrees, paniek en angst).
9. Hun ogen zullen angstig teneergeslagen zijn.
10. Zij zeggen (de ongelovigen gedurende het wereldse leven): “Zullen wij zeker worden teruggebracht in de vorige staat (m.a.w. levend)?
11. Als wij (na onze dood) vergruisde beenderen zijn geworden (hoe is het dan mogelijk om weer tot leven te komen)?”
12. Zij zeggen: “Dat is dan (als we echt weer tot leven komen) een (rampzalige) verliesgevende terugkeer (omdat het onmogelijk is om de bestraffing te ontlopen)”.
13. En voorwaar, het zal slechts één enkele stoot zijn (m.a.w. het tweede blazen op de Trompet).
14. En dan staan zij op het aardoppervlak (levend na hun dood).
15. Heeft het verhaal van Mozes jou bereikt (O Muhammad)?
16. Toen zijn Heer hem riep in de heilige vallei van Thoewa.
17. (O Mozes) (Allah zei:) “Ga naar Fir’aun: (de Farao) voorwaar, hij was in overtreding (in misdaad, zonden, polytheïsme, ongeloof)”.
18. En zeg tot hem: “Heb jij de wil om jezelf te reinigen (van zonde, en om te geloven in de Almachtige Allah)?
19. En dat ik jou tot jouw Heer zal leiden, zodat jij (Hem) vreest (m.a.w. om vroom te worden en te stoppen met het begaan van zonden en overtredingen, en dat je wrede hart zacht zal worden)?”
20. En hij (Mozes) toonde hem de grote Tekenen (wonderen) (het wonder van zijn staf die een grote slang wordt).
21. Maar hij (de Farao) loochende en was ongehoorzaam.
22. Vervolgens draaide hij zich om (van Mozes) en vluchtte.
23. Toen verzamelde hij (zijn tovenaars) en riep uit.
24. En zei: “Ik ben jullie heer, de hoogste”.
25. En Allah greep hem met de bestraffing ( op de Laatste Dag in het Vuur)voor het eerste en het laatste (van wat hij zei) (en ook in het wereldse leven, door verdrinking in de Rode zee).
26. Voorwaar, daarin is zeker onderricht (voorbeeld, vermaning, waarschuwing) voor wie (Allah) vreest.
27. (O ongelovigen dat jullie de Dag der Wederopstanding belasteren) Is de schepping van jullie (na de dood) moeilijker dan die van (de schepping van) de hemel die Hij (Allah) gebouwd heeft (boven jullie zonder pilaren)?
28. Hij verhief haar (de hemel) en vervolmaakte haar.
29. En Hij maakte haar (de hemelen) nacht duister (m.a.w. laat het gehele universum zinken in duisternis) en Hij maakte (uit deze duisternis) haar dag licht (door de atmosfeer die de stralen laat zien, die onzichtbaar zijn totdat ze de atmosfeer bereiken welke hen transformeert tot licht, en dat is waarom de zon buiten de atmosfeer op een donkere, blauwe schijf lijkt.).
30. En daarna spreidde Hij de aarde uit (en maakte zijn vorm als een struisvogelei).
31. En Hij bracht uit haar (de aarde) haar water (welke voortkomt uit vulkaangassen, welke de wolken vormden door de lagere temperatuur in de hogere lagen van de atmosfeer, en daardoor regenen deze wolken dit water wat vandaag de dag op aarde is) en haar planten tevoorschijn (m.a.w. landbouw welke komt van vulkanische bodem).
32. En Hij verstevigde de bergen (op de aarde als klossen, om de aarde stabiel te maken bij de hoge rotatiesnelheid).
33. (Dit alles deed Allah) Als een voorziening voor jullie en voor jullie vee.
34. Wanneer dan de overweldigende gebeurtenis plaatsvindt (m.a.w. het tweede blazen op de Trompet en de Dag der Wederopstanding).
35. Op die Dag zal de mens zich herinneren wat hij bedreef (gedurende het wereldse leven, m.a.w. goede of slechte daden).
36. En de Hel zal getoond worden aan wie ziet (m.a.w. voor iedereen).
37. Wat betreft degene die overtrad (in ongeloof, zonden),
38. En de voorkeur gaf aan het wereldse leven (door zijn lusten te volgen en onverschillig te zijn over het Hiernamaals).
39. Voorwaar, de Hel is (zijn) de verblijfplaats!
40. En wat betreft degene die de macht van zijn Heer vreesde en de ziel weerhield (om deze reden) van slechte begeerten.
41. Voorwaar, het Paradijs is (zijn) de verblijfplaats.
42. Zij (de ongelovigen) vragen jou (O Muhammad) naar het Uur (van de Laatste Dag (spottend): “Wanneer zal het plaatsvinden?”
43. Hoe kan jij dat noemen.
44. Bij jou Heer (Alleen) is de kennis daarover.
45. Voorwaar, jij (O Muhammad) bent slechts een vermaner voor wie het (Uur) vreest.
46. Op de Dag dat zij het (Uur) zien (het Uur van de Wederopstanding), zal het zijn (voor hun) alsof zij slechts een avond of de morgen op de aarde verbleven (in het wereldse leven).
(80) Surat ‘Abasa [Hij Fronste]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Hij (Muhammad) fronste en wendde zich af.
2. Omdat de blinde (‘Abd Allah bin Umm-Maktum) tot hem kwam (vragend om advies, terwijl de Profeet erg druk was, prekend tot iemand of sommigen van de Quraish stamhoofden).
3. En wat doet jou het weten, misschien wilde hij zich reinigen (van zonden) (door jouw advies).
4. Of zich laten onderrichten en zou het onderricht hem baten.
5. Wat betreft degene (de leiders van de Quraish) die zich behoefteloos waant (om vermaning van jou te ontvangen en door jouw prediking).
6. Aan hem schenk jij alle aandacht (door naar hem te luisteren).
7. Terwijl jij niet verantwoordelijk bent als hij zich niet reinigt (omdat jij alleen een Boodschapper bent die Allah’s Boodschap overbrengt, terwijl het leiden van mensen behoort tot Allah alleen).
8. Maar wat betreft degene die haastig tot jou kwam (met echte ijver om kennis).
9. En hij vreest (Allah) (in zijn hart) (m.a.w. hopend op Allah’s barmhartigheid en Allah’s bestraffing vrezend).
10. Aan hem schenk jij geen aandacht (aan een ander).
11. Nee (O Profeet van Allah)! Voorwaar, het is (deze Surah, Vers - Koran) een Vermaning (aan jou en wie vermaand wil worden).
12. Laat wie het wil er lering uit trekken (m.a.w. Allah’s Naam noemen, en Zijn leringen volgen welke zijn benoemd in Zijn Overlevering, de Koran).
13. (Geschreven) (Deze Koran) op edele bladen.
14. Verheven (verheerlijkt) en gereinigd (ver van iedere wijziging en vervorming).
15. Door de handen van schrijvers (engelen).
16. Edel (nobel in hun ethiek), deugdzaam (in hun daden en gehoorzaamheid).
17. Verdoemd is de (ongelovige) mens. Hoe ondankbaar is hij (aan Allah, zijn Heer)!
18. (Heeft hij niet gezien) Waaruit heeft Hij hem geschapen?
19. Hij heeft hem uit een druppel, Nutfah geschapen(druppel sperma) en daarna voor hem beschikt (in fases: van druppel sperma tot ‘Alaqa, dan tot Mudgha, dan tot beenderen, dan bekleedt Hij de beenderen met vlees, dan blaast Hij de geest in hem).
20. Daarna vergemakkelijkt Hij voor hem de Weg (uit de baarmoeder van zijn moeder).
21. Vervolgens doet Hij hem sterven en doet Hij hem begraven.
22. Daarop, als Hij (Allah) het wil, wekt Hij hem op.
23. Nee (het is niet zoals de ongelovige beweert, dat hij de verplichtingen heeft vervuld om hem bij Allah te plaatsen), (Waarlijk) hij heeft nog niet verricht wat Hij hem opdroeg (m.a.w. te geloven in Allah en Hem te gehoorzamen en Zijn religie te volgen).
24. Laat de mens dan naar zijn voedsel kijken (laat hem bedenken hoe Allah het geschapen heeft).
25. Voorwaar, Wij doen het water in stromen neerkomen (op de aarde).
26. Daarna doen Wij de aarde openploegen (voor de planten, welke vanuit de aarde naar de oppervlakte komen).
27. Dan doen Wij daarin granen groeien.
28. En druiven en groenten (m.a.w. groen veevoer voor het vee).
29. En olijfbomen en dadelpalmen.
30. En dichtbegroeide gaarden.
31. En vruchten en weidegras.
32. Als een voorziening voor jullie en voor jullie vee.
33. En wanneer dan de bazuinstoot komt (het tweede blazen van de Trompet, het blazen van de Wederopstanding).
34. Op die Dag vlucht de mens van zijn broeder.
35. En van zijn moeder en zijn vader.
36. En van zijn vrouw en van zijn kinderen.
37. Een ieder van hen zal op die Dag een bezigheid hebben die hem genoeg is (m.a.w. hij zal druk zijn om alleen voor zichzelf te zorgen).
38. Gezichten (van de gelovigen) zullen op die Dag stralen.
39. Lachend, verblijd (van het goede nieuws van het Paradijs).
40. En gezichten (van de ongelovigen) zullen op die Dag met stof bedekt zijn.
41. En een duisternis zal hen omhullen.
42. Zij zijn degenen die de zondige ongelovigen zijn.
(81) Surat At-Takwir [Het Oprollen]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Wanneer de zon opgerold wordt (m.a.w. verpakt met de maan, en zijn licht is uit en omvergeworpen).
2. En wanneer de sterren vallen (en hun licht uit is).
3. En wanneer de bergen bewogen worden (en geëxplodeerd).
4. En wanneer de drachtige kamelen (die spoedig zullen bevallen) achtergelaten worden (deze vers verwijst naar de onverschilligheid die zal zegevieren, zelfs voor de meest belangrijke gebeurtenissen zoals een zwangere kameel was voor de Arabische gemeenschap in die tijd).
5. En wanneer de wilde dieren verzameld worden.
6. En wanneer de zeeën tot koken gebracht worden (een laaiend vuur worden of zullen overstromen).
7. En wanneer de zielen verenigd worden (de goede samen, de slechte samen, de gelovigen samen en de ongelovigen samen, Moslims samen, Joden samen en Christenen samen etc.)
8. En wanneer het levend begraven meisje (zuigeling) (zoals de heidense Arabieren gewend waren te doen voor de komst van de Islam) ondervraagd wordt.
9. Voor welke zonde zij gedood werd (de vraag hier is een beschuldiging, berisping en Overtuiging voor degene die haar begroef).
10. En wanneer de (geschreven) bladen (van de opgenomen goede en slechte daden van iedere persoon) opengeslagen worden (m.a.w. publiekelijk worden gemaakt).
11. En wanneer de hemel afgestroopt wordt.
12. En wanneer Djahîm (de Hel) ontstoken wordt (voor de bewoners van de Hel).
13. En wanneer het Paradijs nabij gebracht wordt (naar zijn inwoners).
14. Dan weet een ziel wat zij verricht heeft (van goed en kwaad).
15. Ik zweer bij de sterren (m.a.w. welke verdwijnen gedurende de dag en verschijnen gedurende de nacht).
16. De voortspoedenden (in hun banen), de ondergaanden (die schuilen in hun sterrenbeelden, zoals een hert schuilt in zijn toevluchtsoord).
17. En bij de nacht wanneer hij opdoemt.
18. En bij de dageraad wanneer hij gloort.
19. Voorwaar, het (m.a.w. de Koran) is zeker het woord (overgedragen) van een edele Boodschapper (m.a.w. de engel Gabriel die het Woord van Allah overbrengt aan de Profeet Muhammad).
20. Een bezitter van kracht (bij het uitvoeren van wat Allah hem opdraagt) die een ereplaats heeft (hoge rang) bij de Bezitter van de Troon.
21. (Die) gehoorzaamd wordt (door de engelen) en (ook) betrouwbaar is (in het overbrengen van de Overlevering van Allah aan Zijn Profeet, Muhammad),
22. En (O heidenen van Mekka) jullie metgezel (m.a.w. Muhammad, die jullie kennen) is niet bezeten (zoals jullie proberen te beweren).
23. En voorzeker, hij (Muhammad) heeft hem (Gabriel) aan de heldere horizon gezien.
24. En hij (Muhammad) is niet achterhoudend (met berichten) (m.a.w. achterhouder van de kennis) over het onwaarneembare (de Overlevering van Allah, m.a.w. hij houdt geen kennis achter zoals waarzeggers doen, die hun kennis openbaar maken alleen aan wie zij willen en in ruil voor geld. Liever, Muhammad overlevert Allah’s Boodschap aan iedereen, of hij/zij nou rijk of arm is, nobel of niet, sterk of zwak, en eist daar geen beloning voor).
25. En het (deze Koran) is niet het Woord van een vervloekte Satan.
26. Waarheen wenden jullie je dan (in plaats van deze Koran, welke leiding en barmhartigheid voor jullie bevat)?
27. Dit (de Koran) is niets anders dan een Vermaning voor de werelden (mensheid en Djinn).
28. Voor wie van jullie het rechte (Pad) wil volgen.
29. En jullie kunnen niets willen (leiding), behalve wanneer Allah, de Heer der Werelden, het wil.
(82) Surat Al-Infitar [De Splijting]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Wanneer de hemel gespleten wordt.
2. En wanneer de sterren vallen.
3. En wanneer de zeeën overstromen.
4. En wanneer de graven worden omgekeerd (m.a.w. de doden zullen worden herrezen).
5. Dan weet de ziel wat zij heeft verricht (aan goede daden of slechte daden gedurende zijn leven) en wat zij nagelaten heeft (aan goede of slechte daden, de resultaten welke iemand voordeel oplevert of kwaad doet zelfs na zijn dood, zoals kennis, liefdadigheid, of een immorele vernieuwing).
6. O mens, wat heeft jou weggeleid van jouw Heer, de Edele?
7. Degene Die jou geschapen heeft en daarna vervolmaakte en de juiste verhoudingen gaf?
8. In welke vorm Hij ook wilde heeft Hij jou samengesteld (gemonteerd, geschapen, m.a.w. als menselijke of dierlijke vorm etc.),
9. Nee, jullie loochenen zelfs de Dag des Oordeels (jullie zijn niet op het Rechte Pad en in de ware religie, zoals jullie beweren).
10. En voorwaar, er zijn zeker bewakers (engelen) over jullie.
11. Eervollen, schrijvenden (om de goede en slechte daden van de mensen te noteren).
12. Zij weten wat jullie doen.
13. Voorwaar, de deugdzamen verkeren zeker in gelukzaligheid (het Paradijs).
14. En voorwaar, de zondaren (de goddelozen, de ongelovigen) verkeren zeker in de Hel.
15. Zij gaan erin op de Dag des Oordeels.
16. En zij zullen er (in het Vuur) nooit afwezig zijn (noch zullen zij er uit komen, of erin sterven).
17. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt je niet voorstellen) wat (de grootheid en verschrikking van) de Dag des Oordeels is?
18. Nogmaals, wat doet jou weten (m.a.w. je kunt je niet voorstellen) wat (de grootheid en de verschrikking van) de Dag des Oordeels is?
19. Op die Dag is geen ziel bij machte iets voor een (andere) ziel te doen (noch om enig kwaad ervan af te wenden). En het bevel behoort op die Dag (volledig) aan Allah.
(83) Surat Al-Mutaffifîn [De Zwendelaars]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Wee de zwendelaars, Al-Mutaffifin (de verkopers die de kopers minder geven in maat en gewicht, gebruikmakend van gebrekkige weegschalen etc. om de kopers bedriegen).
2. Degenen die wanneer zij mensen voor zich laten wegen de volle maat eisen (een hogere prijs laten betalen).
3. Maar wanneer zij (verkopen en) voor anderen afmeten of voor hen afwegen benadelen zij (hen).
4. Zijn diegenen dan er niet van overtuigd dat zij opgewekt zullen worden (voor afrekening)?
5. Op een geweldige Dag?
6. Op de Dag waarop (alle) de mensen voor de Heer der Werelden staan (mensheid, Djinn en alles dat bestaat)?
7. Nee, voorwaar, het boek (opschrijving van de daden) van de zondigen, Fujjar (ongelovigen, boosdoeners en goddelozen) is in Siddjîen (eeuwige gevangenis en eeuwige bestraffing, welke in de Hel is gelokaliseerd, beneden de zevende laag van de aarde).
8. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt het je niet voorstellen, o Muhammad) wat (verschrikkelijk) Siddjîn is?
9. Een volbeschreven boek (het boek met de geschreven daden van de ongelovigen) (m.a.w. genummerd, geschreven in duidelijke lijnen, letters en symbolen, waarin niets wordt toegevoegd of verwijderd).
10. Wee die Dag de loochenaars!
11. Degenen die de Dag des Oordeels loochenen.
12. En niemand loochend die (de Dag van de Vergelding) behalve elke zondige overtreder.
13. Wanneer Onze Versen (van de Koran) aan hem worden voorgedragen, zegt hij: “Fabels van de vroegeren!”
14. Nee! Wat zij plachten te doen (aan zonden en slechte daden) heeft zelfs hun harten bedekt, Rân (van het geloven in de Koran) (bedekken van zonden en slechte daden) (De Profeet Muhammed vrede zij met hem zei: “Wanneer een slaaf (persoon) een zonde begaat (een slechte daad) zal een zwarte stip op zijn hart geplaatst worden. Als dan die persoon de slechte daad (zonde) opgeeft, Allah smeekt hem te vergeven, en berouw toont, dan zal zijn hart worden gezuiverd (van de zwarte stip welke het hart bedekt); maar als hij de slechte daad herhaalt (zonde), dan zal de bedekking vermeerderen totdat zijn hart volledig hiermee bedekt is. En dat is Ar-Rân wat Allah benoemde’’ (At-Tirmidhî)).
15. Nee! Voorwaar, zij (de kwaaddoeners) zullen zeker op die Dag van hun Heer afgescheiden zijn.
16. Vervolgens zullen zij zeker Djahîm (de Hel) binnengaan.
17. Daarop wordt gezegd: “Dit is dat wat jullie plachten te loochenen.”
18. Nee! Voorwaar, het boek (schrijven van de daden) van de deugdzamen is zeker in ‘Illiyyôen (hoge lagen van het Paradijs).
19. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt het je niet voorstellen, o Muhammad) wat (geweldig) ‘Illiyyôen is?
20. Een volbeschreven Boek (het boek met de geschreven daden van de vromen) (m.a.w. genummerd, geschreven in duidelijke lijnen, letters en symbolen, in welke niets zal worden toegevoegd of weggehaald).
21. De bij (Allah) gebrachten (m.a.w. de engelen) zijn er getuigen van.
22. Voorwaar, de deugdzamen zullen zeker in Na’îm (het Paradijs) vertoeven.
23. (Liggend) Op rustbanken (bekleed met de prachtigste bekleding) kijken zij toe (naar alles dat voor hen voorbereid is).
24. Jij herkent in hun gezichten de stralende gelukzaligheid.
25. Hun wordt verzegeld (puur) drinken ingeschonken.
26. Waarvan het zegel (van de wijn) van muskus is, en laten de wedijveraars hierom dan wedijveren (m.a.w. laat de mensen die hoge rangen willen in het Paradijs met elkaar wedijveren in het doen van goede daden in het wereldse leven).
27. En zijn mengdrank (die wijn) is van (de bron) Tasnîm
28. Een (hoge) bron waarvan de nabijgebrachten (dicht bij Allah) drinken.
29. Voorwaar, degenen die zondigden (m.a.w. de ongelovigen) plachten over degenen die geloofden te lachen (gedurende het wereldse leven).
30. En wanneer zij aan hen voorbijgingen, knipoogden zij naar elkaar (in spot).
31. En wanneer zij terugkeerden naar hun volk, keerden zij verheugd terug (samen met hun mensen, de gelovigen bespottend).
32. En wanneer zij hen zagen, zeiden zij: “Voorwaar, zij zijn zeker dwalend.”
33. En zij (de ongelovigen, zondaren) zijn niet als bewakers over hen (de gelovigen) gezonden.
34. Maar op deze Dag (de Dag der Vergelding) zullen degenen die geloven lachen over de ongelovigen.
35. (Liggend) Op rustbanken (bekleed met de prachtigste bekleding) kijken zij toe (naar alles dat voor hen is voorbereid, en kijken naar de toestand van de ongelovigen).
36. Worden de ongelovigen niet vergolden (bestraft) voor wat zij plachten te doen (tegen de gelovigen)?
(84) Surat Al-Inshiqaq [De Verscheuring]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Wanneer de hemel verscheurd wordt.
2. En hij (de hemel) naar zijn Heer luistert en zijn plicht vervult.
3. En wanneer de aarde uitgespreid wordt (uitgerekt en plat zal zijn).
4. En uitwerpt wat in haar is (de doden) en zich ledigt.
5. En zij naar haar Heer luistert en haar plicht vervult.
6. O mens: voorwaar, jij streeft moeizaam (goede en slechte daden verrichtend) naar jouw Heer (met jouw daden) en jij zult Hem ontmoeten (om jouw beloning te ontvangen welke komt van de Liefdadigheid van Allah of om de bestraffing te ontvangen welke komt van de Rechtvaardigheid van Allah).
7. Wat betreft degene die dan zijn boek (met zijn geschreven daden) in zijn rechterhand wordt gegeven.
8. Hij zal een lichte afrekening berekend worden.
9. En hij zal verheugd tot zijn familie (in het Paradijs) terugkeren.
10. En wat betreft degenen die dan zijn boek (met zijn geschreven daden) achter zijn rug wordt gegeven.
11. Hij zal om (voor zijn) vernietiging schreeuwen (zeggende: O, wee mij, O, mijn vernietiging).
12. En hij zal in Sa’îr (de Hel) binnengaan.
13. Voorwaar, bij zijn familie (in het wereldse leven) was hij verheugd (in arrogantie, en dacht niet aan de consequenties van zijn slechte daden).
14. Voorwaar, hij dacht dat hij nooit (naar zijn Heer) zou terugkeren (om te worden beoordeeld).
15. Nee (Allah zal hem doen herrijzen om hem te beoordelen)! Voorwaar, zijn Heer sloeg hem gade (m.a.w. Allah zag alles dat hij gedaan had in het wereldse leven).
16. Ik zweer bij het avondrood.
17. En (Ik zweer) bij de nacht en wat hij omhult (van de wezens die gedurende de dag verspreid zijn, maar wanneer de nacht komt gaan ze allemaal naar hun huizen).
18. En (Ik zweer) bij de maan wanneer zij vol is (en een volle maan wordt).
19. Jullie (mensen) zullen zeker voortgaan, van fase naar fase (of toestanden, of stadiums, de één na de ander, in dit leven en in het Hiernamaals, door de fase van de baby binnenin de baarmoeder van zijn moeder, dan gedurende zijn leven, dan zijn dood en uiteindelijk zijn herrijzing voor zijn afrekening).
20. Wat is er met hen, dat zij niet geloven?
21. En wanneer de Koran aan hen wordt voorgedragen knielen zij niet neer.
22. Degenen die niet geloven loochenen zelfs (de Waarheid).
23. Maar Allah weet het beste wat zij verbergen (in hun harten van koppigheid zelfs wetend dat de Koran de Waarheid is).
24. Verkondig hun dan een pijnlijke bestraffing (welke op hen wacht).
25. Behalve degenen die geloven en goede daden verrichten, voor hen is er een oneindige beloning (m.a.w. het Paradijs).
(85) Surat Al-Buruj [De Sterrenstelsels]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. (Ik zweer) Bij de hemel en zijn sterrenstelsels.
2. Bij de aangezegde Dag (m.a.w. de Dag der Wederopstanding).
3. Bij de getuige en waarvan getuigd wordt.
4. Verdoemd zijn de gravers van de kuil.
5. (Die ontstoken) Van het vuur met zijn brandhout.
6. Toen zij er omheen (het vuur) zaten.
7. En zij getuige waren van wat zij de gelovigen aandeden (m.a.w. hun verbranden).
8. En zij wreekten zich alleen op hen omdat zij geloofden in Allah, Al-Aziz (de Onoverwinnelijke, de Almachtige) Al-Hamid (de Prijzenswaardige).
9. Degene Die de heerschappij over de hemelen en de aarde heeft. En (waarlijk) Allah is Getuige over alle zaken.
10. Voorwaar, degenen die de gelovige mannen en vrouwen bestraffen (door hun te martelen en hun te verbranden, om hun te verwijderen van de religie van Allah) en daarna geen berouw toonden (aan Allah), voor hen is de bestraffing van de Hel en voor hen is de verbrandende bestraffing.
11. Voorwaar, degenen die geloven en goede daden verrichten, voor hen is het Paradijs waar de rivieren onder door stromen. Dat is de grote overwinning.
12. Voorwaar (O Muhammad), de greep (de bestraffing) van jouw Heer (voor Zijn vijanden) is zeker hard.
13. Voorwaar, Hij is het die schept (de schepping van alles) en doet herleven (op de Dag der Wederopstanding).
14. Hij is Al-Ghafur (de Vergevensgezinde aan wie berouw toont), Al-Wadood (de Liefdevolle en vol zorg naar Zijn vrome slaven).
15. Bezitter van de Troon, de Meest Vrijgevige.
16. (Hij is de) Uitvoerder van wat Hij wil (en er is niets dan Zijn wil kan tegenhouden).
17. Heeft het bericht van de legers jou bereikt?
18. Van Fir’aun (de Farao) en de Tsamôed (en de bestraffing die ze ontvingen)?
19. Degenen die niet geloven gaan zelfs door met loochenen (van de Goddelijke Boodschap, precies zoals de voorgaande naties deden).
20. En Allah omsingelt hen van achteren (m.a.w. Hij omsingelt hen met Zijn Kennis en Macht, en er is niets verborgen voor Hem van hun acties, en Hij zal hun vergelden voor hun daden).
21. Het (de Koran is niet zoals jullie beweren, o afgodenaanbidders van Mekka, tovenarij of poëzie) is zelfs een glorierijke Koran.
22. (Dat is) In de Al-Lauh Al-Mahfudh (Het Welbewaarde Paneel, bewaard tegen corruptie en wijziging).
(86) Surat At-Tariq [De Verlichtende Ster]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Bij de hemel en de verlichtende ster, At-Tariq (de ster die komt bij nacht, of de ster welke een geluid maakt alsof iemand op de deur klopt).
2. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt het je niet voorstellen) wat (een grote zaak of teken)de verlichtende ster, At-Tariq is.
3. De (At-Tariq) doordringende ster (zie «Neutronen Ster»).
4. Voorwaar, er is geen ziel of er is een bewaker over aangesteld (m.a.w. engelen die zijn goede en slechte daden bekijken en deze noteren).
5. Laat de mens (die de Wederopstanding afwijzen) er daarom over denken waarvan hij geschapen is (om te begrijpen dat de Wederopstanding niet moeilijker is dan de eerste schepping).
6. Geschapen is hij van een spurtend water (sperma).
7. Dat komt van tussen de lendenen (van de man) en de ribben (van de vrouw).
8. Voorwaar, Hij (Allah Wie de mens heeft geschapen, zoals eerder genoemd) heeft zeker macht over zijn terugkeer (naar leven na zijn dood).
9. Op de Dag dat de harten beproefd worden (en schijnbaar maakt, en de goeden zullen worden ondergescheiden van de slechten, en de mensen zullen worden beoordeeld voor hun).
10. Dan heeft hij (de mens) geen kracht en geen helper (om hem te beschermen tegen Allah’s bestraffing).
11. Bij de hemel, regen bevattend ( en ook warmte, geluidsgolven, etc., m.a.w. zoals de troposfeer de stoom terugzendt als water, de ozonsfeer de schadelijke stralen terugzendt zodat ze de aarde niet bereiken, de ionensfeer radiogolven terugzendt naar de aarde).
12. En bij de aarde, planten bevattend (waarvan de aarde het karakter heeft barsten te hebben) (van zijn plaats schuivende breuken; de zogenaamde convergente, divergente en transforme grenzen, zie << Platentektoniek>>).
13. Voorwaar, hij (de Koran) is zeker een beslissend Woord (welke de waarheid van de leugen onderscheidt).
14. En hij bevat geen scherts.
15. Voorwaar, zij beramen een plan (tegen jou, o Muhammad),
16. En ik beraam (ook) een plan (Mijn plan, zodat de Waarheid is geopenbaard).
17. Geef daarom de ongelovigen uitstel, geef hun even uitstel.
(87) Surat Al-A‘la [De Hoogste]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Prijs de naam van jouw Heer, Al-A‘la (de Hoogste).
2. Degene Die (alles) geschapen heeft en vervolmaakt (in een perfecte vorm).
3. En Degene Die de maat bepaald heeft (van alles, en alles voorbeschikt heeft) en Die geleid heeft (ieder schepsel waarvoor het gemaakt is, leidt de mens om onderscheid te maken tussen goed en kwaad, leidt de dieren in de weide etc.).
4. Degene die het (groene) weidegras doet groeien.
5. En het daarna dor (en) zwart maakt.
6. Wij zullen(de Koran) aan jou (O Profeet) voordragen (en Wij zullen het verzamelen in jouw borst) en jij zult (hem) niet vergeten (dus wees hier niet ongerust over en haast je niet in het reciteren ervan terwijl Jibreel (Gabriel) het jou leert zodat jij het niet vergeet).
7. (Jij zult hier niets van vergeten) Behalve wat Allah wil (om een wijze reden). Voorwaar, Hij kent het openlijke en het verborgene.
8. En Wij zullen het gemakkelijke voor jou gemakkelijk maken (m.a.w. het doen van rechtvaardige daden).
9. Vermaan daarom (de mens, O Muhammad), als de Vermaning (hun) baat (m.a.w. vermaan iedereen die vermaning wil ontvangen, en doe geen moeite om iemand te proberen te vermanen die door jouw vermaning toeneemt in niets dan arrogantie en ongeloof).
10. Wie (Allah) vreest (en van Hem houdt) zal zich laten vermanen.
11. Maar de ellendige zal (jouw vermaning) het vermijden.
12. Degene die het grote Vuur binnengaat (om erin te branden).
13. Hij zal dan daarin niet sterven (om in rust te zijn) en niet leven.
14. Hij die zich reinigt (van zijn zonden) (door het vermijden van polytheïsme en het Islamitische Monotheïsme te accepteren) zal waarlijk slagen.
15. En (ook) die de Naam van zijn Heer gedenkt (prijst) en de shalât (gebed) verricht.
16. Jullie (o, mensen) geven immers voorrang aan het wereldse leven.
17. Terwijl het Hiernamaals beter en blijvender is.
18. Voorwaar, dit (wat We hier genoemd hebben aan waarschuwingen en nieuws) staat zeker (ook geschreven met zijn betekenis) in de vroegere bladen.
19. De bladen van Ibrâhim (Abraham) en Môesa (Mozes).
(88) Surat Al-Ghashiyah [De Opstanding]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Heeft het bericht over de Opstanding, Al-Ghashiyah (m.a.w. de Dag der Wederopstanding die de mensen overweldigd met verschrikkingen) jou bereikt?
2. Er zijn gezichten die op die Dag angstig zijn (m.a.w. de gezichten van alle ongelovigen).
3. (hard) Werkend en zwoegend.
4. Die de brandende Hel binnengaan.
5. Hen wordt te drinken gegeven uit een kokende bron.
6. Er is voor hen geen ander voedsel dan van doornen.
7. Dat niet dik maakt en de honger niet stilt.
8. Er zijn (andere) gezichten die op die Dag verheugd zijn (met de gelukzaligheid die zij hebben ontvangen).
9. Over hun streven (de goede daden die zij verrichten in het wereldse leven) voldaan (in het Hiernamaals, met de beloning die ze gekregen hebben).
10. In een hooggelegen Paradijs.
11. Jij hoort daarin geen zinloos gepraat, Laghw (slecht, ijdel, schadelijk gepraat).
12. Daarin is een stromende bron.
13. Daarin zijn verhoogde rustbanken.
14. En gereedgezette bekers (m.a.w. gereed gezet voor wie maar wil).
15. En in rijen gezette kussens (de een naast de ander).
16. En uitgerolde tapijten.
17. Kijken zij (de ongelovigen) dan niet (m.a.w. zien zij dan niet) hoe de kamelen (en aanschouwen zij niet) zijn geschapen?
18. En naar hoe de hemel opgeheven is?
19. En naar hoe de bergen stevig gegrondvest zijn (opgetrokken, geworteld en stevig vast om de aarde te stabiliseren bij zijn hoge bewegingssnelheid)?
20. En naar hoe de aarde uitgespreid is (en voor de mensen is voorbereid om er op te leven)?
21. Waarschuw daarom (en herinner hen): voorwaar: jij (O Muhammad) bent slechts een waarschuwer (en in herinnering brenger).
22. Jij bent over hun geen heerser (controleur, heerser, dictator) (m.a.w. je kunt hen niet dwingen te geloven, en er is geen dwang in religie).
23. Maar degene die zich afwendt en ongelovig is (volhard in zijn ongeloof).
24. Allah straft hem met de grootste bestraffing.
25. Voorwaar, tot Ons is hun terugkeer.
26. En voorwaar, aan Ons is hun afrekening.
(89) Surat Al-Fajr [De Dageraad]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. (Ik zweer) Bij de dageraad.
2. Bij de tien nachten (de eerste tien dagen en nachten van de maan-maand Dhi El-Hijjah).
3. Bij het even, Ash-Shaf‘ en het oneven, Al-Watr (m.a.w. gebeden die bestaan uit vier of twee Rak’a-buigingen, en de anderen die bestaan uit drie of één) ( het kan ook de dag van Al-Adha betekenen, de tiende dag van Dhi El-Hijjah, wat de dag van het offer is, en de dag van ‘Arafa, de negende dag van dezelfde maand).
4. Bij de nacht wanneer hij voorbijgaat.
5. Is daarin (alle bovenstaande eden) geen eed voor de bezitter van verstand (om overtuigd te worden)?
6. Heb jij niet vernomen (O Muhammed) hoe jouw Heer de ‘Âd (Profeet Hud’s mensen) heeft behandeld (en vernietigd)?
7. (Die waren van de stam of) Van de stad Iram met zijn (hoge) zuilen (gebouwen, en Allah maakte hen reuzen, die grote kracht hadden).
8. Zoals nog nooit een stad (of stam en mensen) is geschapen in de landen?
9. En (ook, zag je niet hoe jouw Heer handelde met- en vernietigde) de Tsamôed (Profeet Salih’s mensen) die de rotsen uithieuwen (bergen) in de vallei (om woningen te maken)?
10. En (ook, zag je niet hoe jouw Heer handelde met- en vernietigde) Fir’aun (de Farao) , de bezitter van de staken (waarmee hij de mensen mishandelde) (of hij die soldaten had die zijn dictatoriale regels uitvoerden en hem hierin bevestigden alsof ze zijn staak of pin waren)?
11. Degene (m.a.w. ‘Âd, Tsamôed en de Farao) die overtraden (en tirannen waren) in (hun) het land?
12. En daarin (hun land) veelvuldig verderf (kwaad) zaaiden?
13. Toen deed jouw Heer de gesel van de bestraffing op hen neerdalen.
14. Voorwaar, jouw Heer is zeker waakzaam (ziend en horend wat zij doen en respijt gevend aan hun bestraffing, maar wanneer Hij hen grijpt straft Hij hen zeer hard).
15. Wat de mens betreft, wanneer zijn Heer hem op de proef stelt en hem aanzien geeft en hem genietingen schenkt (weelde, kinderen, macht etc), dan zegt hij (in opgetogenheid): “Mijn Heer heeft mij geëerd.” (denkend dat Allah hem deze giften heeft gegeven als een teken dat Hij tevreden over hem is en hij een goede slaaf is die dit verdient).
16. Maar wanneer Hij hem beproeft, en dan zijn voorzieningen beperkt, dan zegt hij: “Mijn Heer heeft mij vernederd.” (denkend dat Allah dit deed als een teken dat Hij niet tevreden met hem is en dat hij een slechte slaaf is wie Allah’s genietingen niet verdient).
17. Nee (zo is het niet, dat Allah genietingen geeft aan goede mensen en andersom, nee, misschien geeft Allah genietingen aan slechte mensen en laat deze werken als reden voor hun ongeluk)! Voorwaar (Eer is in het gehoorzamen aan Allah, en vernedering in het ongehoorzaam zijn aan Hem, maar) jullie ondersteunen immers de wees niet.
18. En jullie sporen elkaar niet aan tot het voeden van de behoeftigen.
19. En jullie verteren het erfdeel inhalig (er geen acht op slaan of het legaal is of niet, m.a.w. het nemen van jullie deel en het deel van een ander, zoals van vrouwen, kinderen en in het algemeen van de zwakkeren, hun recht op erfenis ontnemend).
20. En jullie beminnen het bezit met overdreven liefde (dus jullie geven hiervan niet uit op Allah’s weg, in liefdadigheid, voor de armen etc.).
21. Nee, wanneer de aarde met klappen (gewelddadig schuddend, en) verpulverd wordt (om te worden zonder hoogtes, bergen of lage landen en de delen breken elkaar).
22. En jouw Heer komt (om tussen de schepselen te oordelen), en de Engelen, rij na rij.
23. En op de Dag dat de Hel wordt getoond, op die Dag zal de mens zich (zijn slechte daden) herinneren (wat hij deed gedurende het wereldse leven), maar wat baat hem dan nog de herinnering?
24. Hij zegt: “Wee, had ik maar goede (daden) verricht tijdens mij leven (gedurende het wereldse leven zodat ze me kunnen baten in het Hiernamaals)”.
25. Maar op die Dag is er niemand die (zo zwaar) straft zoals Hij (Allah).
26. En niemand knevelt (zo streng) zoals Hij knevelt (de ongelovigen en de slechten).
27. (Tot de vromen zal worden gezegd:) “O (jij) tot rust gekomen ziel (welke in volkomen rust en tevredenheid is)!
28. Keer terug tot jouw Heer, behaagd (met Allah’s beloningen) en welbehaagd (ontvangen door Hem) (vanwege wat je deed aan goede daden gedurende het wereldse leven).
29. En treed binnen onder Mijn (geëerde) dienaren.
30. En treed binnen in Mijn Paradijs.
(90) Surat Al-Balad [De Stad]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Ik zweer bij deze (Heilige) stad (m.a.w. Mekka, waar het verboden is om iemand of iets te vermoorden).
2. En jij (O Muhammad) bent een bewoner (leeft in) van deze stad (het Arabische woord welke we hier vertalen als ‘leeft in’, kan ook ‘vrij van’ betekenen m.a.w. waar je vrij bent van zonden wanneer je iemand van je vijanden straft gedurende- de dag van Fateh Mekka- de dag wanneer je overwinnend Mekka zal binnentreden zonder vechten of oorlog. Op die Dag verzekerde de Profeet de mensen van Mekka, dat hun geen schade zal overkomen, ondanks wat ze hem eerder hadden aangedaan en de vele jaren waarin Moslims aan marteling en vervolging onderhevig waren, en hij beval de Moslims niemand te bevechten behalve als iemand hem eerst aanvalt, maar hij beval hen ook te zoeken naar specifieke personen en hen wel te vermoorden om wat zij Islam en de Moslims hadden aangedaan. Het Arabische woord kan ook betekenen ‘waar de ongelovigen van Mekka het toegestaan maken om jou te vermoorden, ondanks dat het de Heilige Stad is’! Dus hoe kan het, dat zij het Heilig maken om geen mensen of zelfs dieren aan te vallen, terwijl zij vergeten over deze Heiligheid en jullie in de stad willen vermoorden?!).
3. (Ik zweer) En bij de vader (Adam) en wat hij verwekte (het kan betekenen Adam de vader van alle mensen, of Abraham the vader van de mensen van Mekka, omdat hij deze onbewoonde plaats uitkoos voor zijn zoon Israël en zijn vrouw Hajjar om in te wonen, en van zijn generatie kwamen de inwoners van deze Stad en onder hen was de Profeet Muhammad; het kan ook betekenen ‘iedere vader’ van mensen of dieren etc, omdat de verwekker en zijn verwekten tekenen zijn van de bekwaamheid van Allah, die mensen of dieren maakt van zwak sperma, levend met het bewustzijn van zicht en gehoor).
4. Voorzeker, Wij hebben de mens tot gezwoeg geschapen (m.a.w. hij zal moeilijkheden tegenkomen in het wereldse leven van werk en testen etc. Het Arabische woord voor zwoegen kan ook betekenen in rechtheid of rechtop staand m.a.w. We hebben de mens in een perfecte vorm geschapen en met een recht lichaam met zijn hoofd omhoog, niet zoals de dieren met het hoofd verticaal van hun lichaam).
5. Denkt hij dat niemand macht over hem heeft (hem kan controleren en overmeesteren en hem kan straffen als hij slechte daden heeft verricht)?
6. Hij zegt (opschepperig): “Ik heb veel bezit verkwist.”
7. Denkt hij dat niemand hem ziet (Denkt hij dat Allah hem niet zag toen hij dat geld aan het uitgeven was, en dat Allah hem niet beoordeelt over waar hij dat geld vandaan heeft, van goede of slechte middelen, en waar hij dat geld uitgeeft, op een goede of slechte manier)?
8. Hebben Wij niet voor hem een paar ogen gemaakt?
9. En een tong en een paar lippen?
10. En hebben Wij hem niet de twee (vanzelfsprekende) wegen (van Leiding en dwaling) gewezen (goed en slecht, om zo te kiezen welke hij wil volgen)?
11. Was hij maar over de drempel, Al-‘Akaba gestapt (obstakel of moeilijke weg, maar hier betekent het:‘De weg van het doen van goede daden’, welke is als een obstakel of een moeilijke weg in de bergen, welke niemand kan oversteken behalve wie de eerlijke intentie heeft! Dus zal hij het oversteken om één van de rechtgeleide slaven te worden)?.
12. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt het je niet voorstellen, o Muhammad) wat (hoe groot en belangrijk) de drempel ‘Akaba is (Arabische uitdrukking welke gebruikt wordt om te benadrukken hoe belangrijk iets is)?
13. Het vrijlaten van een slaaf (m.a.w. het vrijlaten van een slaaf als je deze bezit, of je koopt een slaaf om hem te bevrijden, of bevrijd een gevangene zonder losgeld te vragen maar bevrijd hem voor de zaak van Allah).
14. Of het geven van voedsel op een dag van hongersnood.
15. Aan een verwante wees (dus krijg je beloning voor het geven van voedsel op een dag van zware honger plus de beloning voor het onderhouden van de familiebanden).
16. Of aan een arme behoeftige.
17. En dat hij (die het bovenstaande doet) behoort tot degenen die geloven en elkaar aansporen (in het gehoorzamen aan Allah’s Bevelen van het doen van goede daden) tot geduld (in beproevingen en wegblijven van slechte daden en slechte verlangens) en (ook) elkaar aansporen tot barmhartigheid (richting de gehele schepping, mensen, dieren, het millieu etc).
18. Zij zijn degenen die de mensen van de rechterzijde zijn (m.a.w. zij zijn de bewoners van het Paradijs).
19. En degenen die niet in Onze Versen, Ayat (Verzen, Tekenen, Bewijzen) geloven: zij zijn degenen die de mensen van de linkerzijde zijn (m.a.w. de bewoners van de Hel).
20. Over hen is een omhullend vuur (de Hel) (m.a.w. het Vuur zal hen omringen en er zal geen lichte of koele drank zijn, of een raam, of uitgang, en zij zullen daar voor eeuwig blijven zonder een pauze, en zij zullen daar nooit uitkomen).
(91) Surat Ash-Shams [De Zon]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. (Ik zweer) Bij de zon en haar ochtendlicht, Duha (m.a.w. de helderheid op het moment dat de zon hoog begint te verschijnen en zijn licht begint te stralen) ( de helderheid van de zon is een groot Teken van Allah, het geeft aan mensen een grote hoeveelheid energie in plaats van elektriciteit, het geeft warmte, geen plant kan groeien zonder dit licht etc.),
2. Bij de maan wanneer zij haar (de zon) volgt.
3. Bij de dag wanneer hij het (duister) verdrijft (m.a.w. we kunnen het licht dat op de aarde bestaat alleen zien vanaf 200 kilometers; boven die limiet lijkt de Zon op een azuurblauwe schijf; maar wanneer zijn stralen in contact komen met de atmosfeer, laat de atmosfeer het Zonlicht zien door zijn stralen te transformeren tot de verspreide stralen zoals wij het zien.
4. Bij de nacht wanneer hij haar (de aarde) bedekt (m.a.w. het licht van de Zon, omdat de nacht door zijn duisternis een deel van de aarde bedekt vanwaar de Zon is vertrokken, het Zonlicht bedekkend en verduisterend vanaf dat deel).
5. Bij de hemel en Wie haar gebouwd heeft.
6. Bij de aarde en Wie haar uitgespreid heeft.
7. Bij de ziel (een mens of een ziel of Adam) en Wie haar vervolmaakt heeft.
8. Hij Die haar zondigheid en haar vrees (voor Hem) bijgebracht heeft (om zo de slechte manier van de goede manier te onderscheiden en te kiezen welke hij wil volgen).
9. Voorwaar, hij die haar (de ziel) loutert (zijn ziel, zichzelf door goedheid), zal welslagen.
10. En waarlijk verliest hij die haar bederft (in corruptie).
11. De (mensen van) Tsamôed loochenden (hun Profeef, Salih) in hun buitensporigheid (onrecht, ongehoorzaamheid en arrogantie).
12. Toen de ellendigste onder hen opstond (om het vrouwtjeskameel te doden. De mensen van Tsamôed vroegen de Profeet Salih om een bewijs dat hij een boodschapper van Allah is, dus nam Allah uit een steen het vrouwtjeskameel als een sterk bewijs voor hen. Allah beval dat op de dag dat het vrouwtjeskammel drinkt, de mensen die dag niet zullen drinken, en de volgende dag zullen de mensen wel drinken en het vrouwtjeskameel niet, en dit hinderde hen en zij wilden het doden).
13. Daarop zei de Boodschapper van Allah (Salih) tot hen: (Wees voorzichtig! Vrees het kwade einde.) “(Sla acht op) de vrouwtjeskameel van Allah (Doe het geen kwaad) en (houd het niet tegen) haar drinktijden (haar deel van het water op die dag)”.
14. Maar zij loochenden hem en slachtten haar. Toen vernietigde hun Heer (door de Schreeuw) hen wegens hun zonden en maakte hen met de grond gelijk (m.a.w. de vernietiging kwam op degene die het doodde en ook op al de anderen omdat zij het eens waren met de misdaad, dus waren zij partners in die misdaad).
15. En Hij (Allah) vreesde de gevolgen daarvan niet (m.a.w. zij kunnen Allah in niets schaden, maar hun kwade daad vernietigde hen).
(92) Surat Al-Lail [De Nacht]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. (Ik zweer) Bij de nacht wanneer hij bedekt (de dag bedekt door zijn duisternis).
2. Bij de dag wanneer hij beschijnt (in helderheid).
3. Bij Wie de man en de vrouw schiep.
4. Voorwaar, jullie daden zijn zeker verschillend (wat betreft jullie doelstellingen, sommigen van jullie zoeken de beloning van het Hiernamaals en doen in overeenstemming hiermee goede daden, terwijl sommige anderen het wereldse leven zoeken zonder rekening te houden met de beloning van het Hiernamaals en zij handelen in overeenstemming hiermee).
5. Wat betreft degene die geeft (aan liefdadigheid van zijn weelde) en (Allah) vreest (door zich aan Zijn Bevelen te houden en Zijn verboden te vermijden).
6. En in de goede beloning, Al-Husna (het Paradijs) gelooft (het beste, m.a.w. gelooft dat Allah alles dat hij in liefdadigheid spendeert zal compenseren, en hem zal belonen voor zijn goede daden, en ook gelooft in Allah’s Eenheid en Zijn recht om Alleen te worden aanbeden).
7. Wij zullen voor hem het gemakkelijke vergemakkelijken (goedheid m.a.w. We zullen hem leiden naar de goede weg en goede daden).
8. En wat betreft degene die gierig is en zich behoefteloos waant (m.a.w. denkt dat hij Allah niet nodig heeft of Zijn beloning).
9. En die de goede beloning, Al-Husna (m.a.w. loochent dat Allah hem zal compenseren als hij in liefdadigheid spendeert van zijn weelde en ook de Eenheid van Allah loochent) loochent.
10. Wij zullen voor hem het moeilijke vergemakkelijken (m.a.w. We zullen de weg naar het kwaad gemakkelijk maken voor de slechte mens zodat hij de bestraffing van Allah zal verdienen in het Hiernamaals, en Allah leidt nooit de onrechtmatige).
11. En zijn bezit zal hem niet baten wanneer hij (in de Hel) valt.
12. Voorwaar, aan Ons is zeker de Leiding (m.a.w. Wij tonen de goede en de slechte weg).
13. En voorwaar, Ons behoort zeker het laatste (het Hiernamaals) en het eerste (wereldse leven).
14. Daarom waarschuw Ik jullie voor een laaiend vuur (de Hel).
15. Daarin gaat slechts de ergste ellendeling binnen.
16. Die loochende (de Profeet Muhammad) en zich afwendde (van geloof).
17. Maar degenen die (Allah) vrezen zal daar ver van gehouden worden (van het Vuur).
18. Degene die van zijn bezit geeft (aan de armen) om zich te reinigen (van zijn zonden en van hebzucht etc. en ook om zijn weelde te zuiveren).
19. En niet om (van de mensen die krijgen van zijn liefdadigheid) voor een gunst aan iemand beloond te worden (m.a.w. hij geeft niet van zijn liefdadigheid om mensen te belonen die hem een gunst hebben verleend. Deze liefdadigheid mag alleen als doel hebben zuivere liefdadigheid te zijn voor arme mensen en niet voor het uitwisselen van gunsten).
20. (Hij is niet gericht in zijn liefdadigheid) Maar om het welbehagen van zijn Heer, de Verhevene, te zoeken (m.a.w. het uitgeven alleen voor de zaak van Allah, en hopend op Zijn beloning).
21. Hij zal zeker tevreden zijn (wanneer hij het Paradijs zal betreden).
(93) Surat Ad-Duha [Het Ochtendlicht]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. (Ik zweer) Bij het ochtendlicht, Ad-Duha (m.a.w. het moment waarop de zon hoog begint te verschijnen en zijn licht begint uit te stralen).
2. En bij de nacht wanneer het geheel donker is.
3. Jouw Heer heeft jou (O Muhammad) niet verlaten en Hij is niet kwaad (op jou) (zoals de ongelovigen van Mekka zeiden toen de engel Gabriel een tijdje niet kwam met overleveringen van Allah naar de Profeet, en toen zeiden:“O Muhammad, jouw Heer heeft jou verlaten.”).
4. En het latere (het Hiernamaals) is zeker beter voor jou dan het eerste (het wereldse leven).
5. En jouw Heer zal jou zeker gunsten schenken (in overvloed in het Hiernamaals), zodat jij tevreden zult zijn.
6. Heeft Hij (Allah) jou (O Muhammad) niet als wees gevonden en jou in bescherming (en zorg) genomen?
7. En Hij heeft jou dwalend gevonden (m.a.w. je wist niet wat geloof was, noch kon je lezen of schrijven) en jou geleid (en je geleerd wat je eerst niet wist, en je geleid in de hoogste moralen en de meest rechtvaardige daden).
8. En Hij heeft jou behoeftig gevonden en rijk gemaakt (zelfvoorzienend met zelftevredenheid).
9. Wat de wees betreft: beledig hem niet (of onderdruk hem niet en wees niet hard voor hem).
10. En wat de bedelaar betreft: wijs hem niet af (maar zorg voor zijn behoeftes en geef hem voedsel).
11. En wat de gunsten (de gunsten van het Profeetschap en alle andere gunsten) van jouw Heer betreft (welke Hij jou gegeven heeft): spreek daarover!
(94) Surat Ash-Sharh [De Verruiming]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Hebben Wij niet jouw (O Muhammad) borst verruimd (m.a.w. jouw hart, je hart verlicht en versterkt met Goddelijke Leiding, geloof en wijsheid, zodat jij je niet rusteloos voelt door vervolging van de ongelovigen. Het kan ook een verwijzing zijn naar het incident van het openen van het hart van de Profeet toen hij nog heel jong was door de engel Gabriel, die er een bloedklonter uit onttrok en zei: ’Dat was het deel van waaruit de Satan je kon influisteren’ Toen waste hij zijn hart met water van de Zamzam in een gouden waskom)?
2. En Wij hebben jouw last van je weggenomen (Last kan hier verwijzen naar het gevoel van verantwoordelijkheid van het overbrengen van de boodschap van Allah, zodat Allah het hem lichter liet voelen. Het kan ook zonde betekenen, en verwijzen naar het feit dat Allah de Profeet onfeilbaar maakt weg van enige zonde, en hem beloofd zonden uit het verleden of de toekomst te vergeven, maar dit is een uitdrukking en betekent niet dat de Profeet zonden beging in het verleden of zal begaan in de toekomst. Het kan ook verwijzen naar de slechte tradities van de mensen van Mekka voor de Islam, welke niet bij de heldere en schone aangeboren natuur van de Profeet pasten, dus Allah nam het bij hem weg door het sturen van de openbaring).
3. Die jouw rug belastte.
4. En Wij hebben jouw roem verhoogd (en je kreeg een hoge status en je naam werd genoemd in iedere oproep voor het gebed, in de gebeden en in de Vrijdag’s plechtigheid).
5. Voorwaar, zo komt met de moeilijkheid de verlichting (dus laat geen schade welke je krijgt van de ongelovigen, je stoppen van jouw oproep tot Allah en Zijn religie).
6. Voorwaar (nogmaals), met de moeilijkheid komt de verlichting.
7. Wanneer jij dan een taak volbracht hebt (je dagelijkse beroepen), streef dan (verder) (naar Allah’s aanbidding).
8. En richt jouw verlangen (Alleen) tot jouw Heer.
(95) Surat At-Tin [De Vijgeboom]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. (Ik zweer) Bij de vijg en de olijf (verwijst naar de plaats waar Jezus’s missie begon, een plaats bekend om de productie van deze twee soorten bomen).
2. Bij de berg Sinaï (verwijst naar de plaats waar Mozes’s missie begon).
3. Bij deze veilige stad ( Mekka) (verwijst naar de plaats waar Muhammad’s missie begon).
4. Voorzeker, Wij hebben de mens in de beste vorm geschapen (gemodelleerd, in de beste geestelijke gezondheid en aangeboren natuur welke hem leidt naar het geloof in Allah, recht, goedheid, goede moraal etc. En in de beste vorm, staand, rechtop en evenwichtig).
5. Daarna doen Wij hem terugkeren tot het laagste van het laagste (m.a.w. deze mens die niet zijn schone en goede geestelijke gezondheid en aangeboren natuur volgt, en zijn verlangens en slechte gewoontes of tradities welke hij leert van zijn omgeving volgt, deze mens zal in het laagste der laagste zijn, hij zal vervallen in gierigheid, ellende, slechte zeden en mythes en valse goden volgen etc. Het kan ook betekenen dat hij in de laagste diepte van de Hel zal zijn, als hij niet in Allah gelooft en Hem niet dankbaar is dat Hij hem in de beste vorm geschapen heeft en voor al Zijn Zegeningen).
6. Behalve degenen die geloven en goede daden verrichten (degenen die hun zuivere aangeboren natuur naar het geloof in Allah en goede moraal volgden). Voor hen is er een ononderbroken beloning (het Paradijs).
7. Wat doet jullie (o ongelovigen) dan het oordeel nog loochenen (nadat jullie Allah’s tekenen hebben aanschouwd, die Zijn kracht in het gehele universum toont)?
8. Is Allah niet de Rechtvaardigste (Meest Wijze) der Rechters (omdat Hij die Dag heeft toegewezen om te oordelen tussen alle schepselen en om de rechten terug te geven aan zijn eigenaren)? (natuurlijk is Hij dat!).
(96) Surat Al-‘Alaq [De Bloedklomp]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Lees voor! In de naam van jouw Heer, Die (alles dat bestaat) heeft geschapen.
2. Hij heeft de mens geschapen van een bloedklomp, ‘Alaq (Hangende bloedklomp).
3. Lees voor! En jouw Heer is de Meest Edele.
4. Degene Die (het schrijven) onderwezen heeft met de pen.
5. Hij heeft de mens onderwezen wat hij niet wist.
6. Nee, voorwaar, de mens is zeker in overtreding (in ongeloof en kwade daden).
7. Omdat hij zichzelf als behoefteloos beschouwt.
8. Voorwaar, tot jouw Heer is de terugkeer (van alle mensen op de Dag der Wederopstanding, en Hij zal ieder van hen belonen of straffen volgens dat wat ze verdienen).
9. Wat denk jij (O Muhammad) van hem (Abu Jahl) die verbiedt.
10. Een dienaar (m.a.w. Muhammad) wanneer hij de shalât (gebed) verricht (deze vraag verwijst naar het wonder van deze kwestie, hoe kan Abu Jahl, Muhammad verbieden te bidden tot Allah de Schepper terwijl het gebed een connectie is tussen de dienaar en zijn Heer? M.a.w. hij keert niet alleen zichzelf af van geloof, maar hij probeert ook jou en de mensen te weerhouden van de leiding! Het voorval is:”Abu Jahl zwoor dat als hij de Profeet zag bidden hij zijn nek zou vertrappen terwijl hij in neerknieling was. Toen hij hem zag bidden ging hij naar hem toe om dit te doen, maar toen hij dichterbij kwam verwonderde hij de mensen toen hij op zijn hielen draaide om iets af te slaan met zijn handen, en hij zei: ‘Tussen mij en hem is een greppel van vuur en terreur en vleugels’”, toen zei de Profeet: ’Als hij dichtbij mij zou komen, zouden de engelen hem stuk voor stuk grijpen’. Gerapporteerd in Sahih Muslim.).
11. Wat denk je (O Muhammad), als hij (de biddende dienaar, m.a.w. Muhammad zelf) de Leiding volgt (van Allah)?
12. Of hij tot Taqwa (vrees voor Allah) oproept (deze vraag verwijst naar het wonder van deze kwestie, als dit de staat is van iemand die voorkomen wordt te bidden, is hij onder leiding en geniet hij vroomheid, hoe kan zo’n persoon voorkomen worden een connectie te hebben tussen hemzelf en zijn Heer de Schepper?).
13. Wat denk jij (O Muhammad), als hij (Abu Jahl, de boosdoener) loochent (de Koran) en zich afwendt (van Geloof)? (deze vraag verwijst naar het wonder van deze kwestie, is hij niet bang voor Allah?).
14. Weet hij (deze boosdoener) dan niet dat Allah (hem) ziet (alles dat hij doet)?
15. Nee, als hij (Abu Jahl) niet ophoudt, dan zullen Wij hem bij zijn voorhoofdslok, Nasiah (het hoge deel van zijn voorhoofd, welke verwijst naar de frontale kwab van de hersenen) grijpen.
16. Een leugenachtige, zondige voorhoofdslok, Nasiah (het hoge deel van het voorhoofd, welke verwijst naar de frontale kwab van de hersenen, wordt gekarakteriseerd als leugenachtig en zondig omdat de frontale kwab bewustzijn controleert welke we hebben over onze acties, oordeel en wat er gebeurt in onze dagelijkse bezigheden, onze emotionele reacties, de taal die we gebruiken, als ook de kennis van de betekenis van de woorden die we gebruiken. Het speelt ook een belangrijke rol in het verwerken van informatie, daarom in verstand. zie wikipedia.com: ‘Frontale Kwab’).
17. Laat hem dan zijn bondgenoten roepen (zoals hij jou verteld heeft, o Muhammad: “Ik heb de meeste aanhangers in de stam.”).
18. Wij zullen de Zabâniyah, (de Engelen die belast zijn met de bewaking van de Hel) roepen (om hem het Vuur in te slepen gedurende het Hiernamaals).
19. Nee (O Muhammad), gehoorzaam hem niet (in waar hij jou van afhoudt), en kniel neer en zoek toenadering (tot Allah) (naar jouw Heer, door gehoorzaamheid aan Zijn bevelen).
(97) Surat Al-Qadr [De Waardevolle]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Voorwaar, Wij hebben hem (de Koran) neergezonden (m.a.w. gestart met het onthullen) in de Waardevolle Nacht, Al-Qadr (Lailatoelqadr) (de nacht van Eer en Beschikking, dat één van de laatste tien nachten van de maand Ramadan is, gedurende welke Allah voor Zijn dienaren het lot bepaalt voor het komende jaar).
2. En wat doet jullie weten (O Profeet, m.a.w. jullie kunnen het je niet voorstellen) wat (geweldig) de Waardevolle Nacht, Al-Qadr is? (een uitdrukking die aangeeft hoe belangrijk deze nacht is).
3. De Waardevolle Nacht, Al-Qadr is beter dan duizend maanden (m.a.w. Allah in die nacht aanbidden is beter dan Hem duizend maanden te aanbidden, m.a.w. 83 jaren en 4 maanden).
4. De Engelen en de Geest, Ar-Ruh (m.a.w. Gabriel) daalden in haar neer met de toestemming van hun Heer, voor elke beschikking (voor alle zaken van dat jaar).
5. Vrede heerst (in deze nacht), (en Goedheid van Allah aan Zijn gelovige dienaren), tot aan de ochtendschemering.
(98) Surat Al-Bayyenah [Het Duidelijke Bewijs]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. De ongelovigen onder de Lieden van de Schrift (Joden en Christenen die wegdwalen van het juiste geloof in Allah door hun vernieuwingen) en de veelgodenaanbidders houden niet op (ongelovig te zijn) tot er een duidelijk bewijs tot hen komt (m.a.w. met het verstrekken van de tijd zouden zij niet zijn toegenomen, anders dan in ongeloof en in hun vernieuwingen, als Allah niet tot hen de Profeet Muhammad had gezonden).
2. (Dit duidelijke Bewijs is) Een Boodschapper van Allah die gereinigde bladeren (de Heilige Koran) voordraagt.
3. Waarin rechtzinnige boeken (de Koran) zijn (correcte geschriften en hoofdstukken die de waarheid vertellen, het bevat eerlijke Wetten, en ze zijn ver van enige vervorming).
4. En degenen aan wie het Boek is gegeven (Joden en Christenen) splitsten zich pas op (ze waren het allemaal met elkaar eens over de komst van een Profeet) nadat het duidelijke bewijs tot hen gekomen was (m.a.w. Profeet Muhammad) (voor de komst van de Profeet Muhammad verwachtten zij de komst van een profeet, zoals genoemd in hun Boeken, maar toen de Profeet Muhammad naar hen kwam met duidelijke bewijzen verschilden zij van mening en splitsten zich op, sommigen ontkenden hem en anderen geloofden in hem en volgden hem).
5. Zij werden niets anders bevolen (in deze Koran) dan (wat hun al was bevolen in hun originele Boeken) Allah (Alleen) met zuivere aanbidding te aanbidden, als Hunafa’ (wegblijven van polytheïsme en neigen naar Monotheïsme). En (ook) de shalât te verrichten en de zakât te geven (verplichte liefdadigheid) en dat is de rechte (en juiste) godsdienst.
6. Voorwaar, degenen die ongelovig zijn onder de Lieden van de Schrift (Joden en Christenen die noch de originele lering volgden van Mozes en Jezus, noch die van Muhammad) en de veelgodenaanbidders zullen in het vuur van de Hel eeuwig levenden zijn. Zij zijn degenen die de slechtste schepselen zijn.
7. Voorwaar, degenen die geloven (in de Eenheid van Allah, en in Zijn Boodschapper Muhammad) en goede werken verrichten, zij zijn degenen die de beste schepselen zijn.
8. Hun beloningen bij hun Heer zijn de Tuinen van ‘Adn (het Paradijs), waar de rivieren onder door stromen, zij zijn eeuwig levenden daarin, voor altijd. Allah is met hen behaagd en zij zijn met Hem behaagd. Dat (de beloning) is voor wie zijn Heer vreest.
(99) Surat Az-Zalzalah [De Beving]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Wanneer de aarde door haar (laatste) beving wordt geschud.
2. En de aarde haar lasten naar buiten keert (de doden).
3. En de mens (bang en verbaasd) zegt: “Wat is er met haar aan de hand?”
4. Op die Dag zal zij (de Aarde) haar berichten bekendmaken (wat goed en slecht op haar gebeurd is).
5. Omdat jouw Heer het haar bevolen heeft.
6. Op die Dag zullen de mensen in verschillende groepen tevoorschijn komen (van de plaats van het Oordeel naar hun uiteindelijke bestemming, naar de Hel of het Paradijs) om hun daden te zien (m.a.w. hun beloning of bestraffing).
7. Wie iets goeds deed ter grootte van (zelfs) een mosterdzaadje, zal het dan zien (m.a.w. de beloning hiervoor).
8. En wie iets kwaads deed ter grootte van (zelfs) een mosterdzaadje, zal het dan zien (m.a.w. de bestraffing hiervoor).
(100) Surat Al-‘Adiyat [De Rennende Paarden]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Bij de snuivend (sterk ademend, vanwege de kracht van het rennen) voortrennenden (de meeste geleerden zeiden dat het verwees naar de paarden die renden om de vijanden aan te vallen,-en deze mening is meer juist-, een andere groep geleerden neigen naar de verwijzing van de kamelen die rennen van ‘Arafa naar Muzdalifa dan naar Mena in de riten van de pelgrimage).
2. Die vonken slaan (met hun hoeven, door het rennen, terwijl hun hoeven de op de rotsen slaan, het verwijst naar de kracht van het rennen).
3. Die in de ochtendschemering (hun vijanden) aanvallen.
4. Die daarbij (het rennen) stof opwerpen (in wolken).
5. Die dan het midden van de gelederen (van de vijand) doorbreken.
6. Voorwaar, de mens (de ongelovige) is zijn Heer zeker ondankbaar.
7. En voorwaar, hij is daar (de ondankbaarheid aan zijn Heer) zeker getuige van (door zijn daden).
8. En voorwaar, hij heeft zeker een hevige liefde voor bezit.
9. Weet hij dan niet dat (de mens, wat hem te wachten staat), wanneer naar buiten wordt gekeerd wat in de graven is (als de mensen worden herrezen).
10. En onthuld wordt wat in de harten is (van de mens, aan geheimen en intenties).
11. Dat hun Heer op die Dag zeker Alwetend over hen is (over hun daden en hen zal belonen of straffen volgens hun daden).
(101) Surat Al-Qari‘a [De Daverende]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Al-Qari‘a, De Daverende (De Dag der Opstanding) (m.a.w. de Dag des Oordeels welke de harten van de mensen zal doen schrikken met zijn verschrikkingen).
2. Wat is de Daverende, Al-Qari‘a?
3. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt het je niet voorstellen, O Muhammad) wat (een grote zaak) de Daverende, Al-Qari‘a is (een uitdrukking die toont wat een grote zaak het is)?
4. Op de Dag dat de mensen als verstrooide motten zijn.
5. En de bergen als verspreide wolvlokken.
6. Wat betreft degene van wie dan zijn weegschaal (met goede daden) zwaar weegt.
7. Hij zal een behaaglijk leven leiden (in het Paradijs).
8. En wat betreft degene van wie zijn weegschaal (met goede daden) licht weegt.
9. Zijn verblijfplaats is dan Hâwiyah (de Hel).
10. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt het je niet voorstellen, O Muhammad) wat (een verschrikkelijke plaats) zij (Al-Hâwiyah) is? (een uitdrukking die toont hoe verschrikkelijk het is).
11. (Het is) Een verbrandende Hel.
(102) Surat At-Takathur [De Wedijver om Meer]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Jullie gaan op in de wedijver om meer (weelde, kinderen, macht etc).
2. Totdat jullie in de graven terechtkomen (m.a.w. totdat jullie sterven, het woord terechtkomen verwijst hier naar het feit dat de graven niet de eindbestemming zijn, maar de eindbestemming zal zijn in de Hel of het Paradijs na de Wederopstanding van de dood).
3. Nee, jullie zullen het weten (de realiteit, en dat het Hiernamaals beter voor jullie zou zijn als jullie Allah aanbaden, zoals jullie zouden moeten, in het wereldse leven).
4. Nogmaals, nee! Jullie zullen het weten (jullie eindresultaat vanwege jullie verlangen naar materiele zaken welke jullie afleiden van de aanbidding aan Allah in het wereldse leven).
5. Nee! Als jullie het maar met zekere kennis zouden weten (het opgetelde eindresultaat, jullie zouden jezelf niet hebben beziggehouden met wereldse zaken).
6. Jullie zullen zeker de Hel zien.
7. Nogmaals, jullie zullen haar met een zeker oog zien (zonder enige twijfel).
8. Dan zullen jullie op die Dag ondervraagd worden over de genietingen (waaraan jullie je hebben overgegeven, in deze wereld).
(103) Surat Al-‘Asr [De Tijd]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. (Ik zweer) Bij de tijd, Al-‘Asr (de Tijd, of het derde gebed op de dag welke Al-‘Asr wordt genoemd).
2. Voorwaar, de mens lijdt zeker verlies.
3. Behalve degenen die geloven en goede daden verrichten en elkaar aansporen tot de Waarheid (het ware geloof en het uitvoeren van goede daden) en elkaar aansporen tot geduld.
(104) Surat Al-Humazah [De Lasteraar]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Wee elke lasteraar (zoals degene die notie geeft door zijn ogen of hoofd aan een ander, om te verwijzen naar een tekortkoming bij iemand anders) en roddelaar (de lasteraar of roddelaar die bespot en over andermans tekortkomingen spreekt).
2. Degene die bezit verzamelt en het telkens telt (verwijst naar zijn intense liefde voor geld en wanneer hij meer geld krijgt telt hij het opnieuw).
3. Hij denkt dat zijn bezit hem eeuwiglevend maakt.
4. Nee! Hij zal zeker in de vernietiger, Al-Hutama (het verpletterende Vuur welke alles verpletterd dat het binnengaat) gesmeten worden.
5. En wat doet jou weten (m.a.w. je kunt het je niet voorstellen, O Muhammad) wat (een verschrikkelijke plaats) de vernietiger, Al-Hutama (het verpletterende Vuur) is (uitdrukking welke toont hoe verschrikkelijk het is)?
6. (Het is) Het door Allah (eeuwige) aangestoken Vuur (de Hel).
7. Dat tot in de harten (de lichamen) doordringt (het verwijst naar zijn kracht en snelheid van branden, omdat het de harten brandt en op hetzelfde moment bereikt als dat het het lichaam van buitenaf brandt).
8. Voorwaar, het zal hen (de ongelovigen) omhullen.
9. In langgerekte zuilen (waar zij onmogelijk uit kunnen ontsnappen).
(105) Surat Al-Fil [De Olifant]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Heb jij (O Muhammad) niet vernomen hoe jouw Heer met de mensen (het leger) van de olifant heeft gehandeld (het verwijst naar Abraha Al-Ashram’s leger welke uit Yemen kwam met de bedoeling om Mekka te bezetten en Al-Ka’ba te vernietigen gebruikmakend van een grote olifant)?
2. Heeft Hij (Allah) hun plan niet verijdeld?
3. En Hij heeft over hen zwermen vogels gezonden.
4. Die stenen van klei op hen wierpen.
5. Zo maakte Hij hen als (door wormen) aangevreten stro (dat door het vee was opgegeten en die zich vervolgens ontlasten).
(106) Surat Quraish [De Qoeraisj]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. (Kijk hoeveel gunsten Allah de Quraisj heeft gegeven –de stam van de Profeet Muhammad) Vanwege de gewoonte van de Qoeraisj (stabiliteit, veiligheid, middelen voor levensonderhoud, veilig reizen, m.a.w. kijk hoe Allah hun stabiel maakte, verenigd en samengebracht in huizen rond de Heilige Moskee, terwijl zij eerst verspreid van elkaar woonden, hierdoor konden de Arabische stammen hen niet aanvallen omdat zij in de Heilige Stad wonen; en kijk hoe Hij het olifantenleger vernietigde en als een resultaat hiervan behielden zij hun eenheid en respect en positie tussen de Arabische stammen, en kijk hoe Hij hen hun middelen van levensonderhoud en stabiliteit van leven liet hebben, ondanks dat zij in een onbewerkte woestijn wonen, door middel van hun twee gebruikelijke commerciële reizen, en niemand onder de Arabische stammen kon hun karavanen aanvallen omdat zij de bewoners van de Heilige Stad waren, en de Arabische stammen gaan daar voor de pelgrimage ieder jaar naartoe).
2. Hun gewoonte van het maken van tochten (karavanen) in de winter (in veiligheid naar Yemen) en de zomer (in veiligheid zonder enige angst voor het oude Syrië).
3. Daarom (na al deze gunsten) moeten zij de Heer (Allah) van dit Huis (de Heilige Moskee in Mekka) aanbidden.
4. Degene Die hun tegen de honger voedt en hen veilig stelt voor de angst.
(107) Surat Al-Ma‘un [De Levensbenodigdheden]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Weet jij wie degene is die de (de Dag van het) Oordeel loochent (Wederopstanding, Beloning en Bestraffing van Allah voor zijn dienaren in overeenstemming met hun daden, en als hij niet Allah en Zijn Bevelen en Verboden gehoorzaamt)?
2. Dat is degene die de wees wegduwt.
3. En hij spoort niet aan tot het geven van voedsel aan de behoeftigen (m.a.w. hij voedt de armen niet, noch moedigt hij anderen aan dit te doen).
4. Wee dan de verrichters van de shalât (het gebed) (de huichelaars).
5. Degenen die onachtzaam zijn met hun shalât (gebed) (van hun vast gestelde tijden vanwege onverschilligheid).
6. Degenen die er een vertoning van maken (om door anderen gezien te worden).
7. En die de levensbenodigdheden, Al-Ma‘un (m.a.w. de liefdadigheid en zij weigeren hun gereedschap uit te lenen aan de buren die erom vragen, het verwijst naar hun enorme hebzucht) tegenhouden.
(108) Surat Al-Kauthar [De Overvloed]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Waarlijk, Wij hebben jou (O Muhammad) de overvloed, Al-Kauthar (betekent letterlijk ’overvloedige gaven’, volgens een overlevering is het de naam van een rivier in het Paradijs) geschonken.
2. Verricht daarom de shalât (gebed) voor jouw Heer (wijd je gebed aan Hem Alleen) en slacht offerdieren (voor de armen, voor de zaak van Allah alleen).
3. Voorwaar, jouw hater, hij is het die afgesneden is (van ieder goed ding in deze wereld en in het Hiernamaals. De Arabieren van voor de Islam gebruikten deze uitdrukking ‘afgesneden van’ voor een man die geen zonen heeft, dus zijn naam zal na zijn dood worden afgesneden, maar hier verwijst het naar Al-‘Asi bin Wael die spottend over de Profeet sprak, dat de Profeet geen zonen had nadat zijn drie kleine kinderen stierven de één na de ander en zijn naam zou niet worden voortgezet na zijn dood, en Allah antwoordde dat hij degene was die was afgesneden van al het goeds en niet de Profeet, omdat het niet uitmaakt of iemands naam na zijn dood voortleeft of niet, maar het maakt uit of hij van de goede dingen en zegeningen in het Hiernamaals wordt afgesneden of niet).
(109) Surat Al-Kafirun [De Ongelovigen]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Zeg (O Muhammad): “O ongelovigen.
2. Ik aanbid niet wat jullie aanbidden.
3. En jullie zijn geen aanbidders van wat ik aanbid.
4. En ik zal nooit een aanbidder worden van wat jullie aanbidden.
5. En jullie zullen nooit aanbidders worden van wat ik aanbid.
6. Daarom, voor jullie jullie godsdienst en voor mij mijn godsdienst.
(110) Surat An-Nasr [De Hulp]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Als de hulp van Allah en de overwinning, Al-Fateh (zegevierend Mekka binnentreden zonder oorlog of gevechten, -Fateh Mecca-) zijn gekomen.
2. En jij (O Muhammad) de mensen in grote groepen tot de godsdienst van Allah (Islam) ziet toetreden.
3. Prijs dan de Glorie van jouw Heer, Al-Hamdu Lellah (Allah Zij Geprezen) en vraag Hem om vergeving. Voorwaar, Hij is Berouwaanvaardend.
(111) Surat Al-Masad [De Touwvezels]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Vernietigd zijn de handen van Abu Lahab (Arabische uitdrukking welke betekent: ''laat Abu Lahab ten onder gaan en worden getroffen!'') en (waarlijk) vernietigd is hij (In de Koran wordt de verledentijdsvorm vaak gebruikt voor iets dat zal gebeuren in de toekomst, dit om te tonen dat het zeker zal gebeuren en niets dat kan veranderen)(Abu Lahab, was één van de ooms van de Profeet en een onverzoenlijke vijand. Toen de Profeet de leiders van de Quraish opriep om zich tot de Islam te bekeren, vertelde Abu Lahab hem: ‘Heb je ons voor deze onbelangrijke kwestie geroepen? Laat jij worden getroffen en ten ondergaan!’ Dus deze Vers is een antwoord op wat Abu Lahab heeft gezegd).
2. Zijn bezit en wat hij voortbracht, baat hem niet (zullen hem niet beschermen tegen de bestraffing, noch zullen ze hem voordeel opleveren tegen Allah).
3. Hij zal een vuur van (woeste) vlammen (de Hel) binnengaan.
4. En ook zijn vrouw, aandraagster van brandhout (m.a.w. de doornen die zij gebruikte en op de weg legde waar de Profeet liep om hem te schaden, en de wijze waarop ze hem belasterde).
5. Om haar nek een touw van vezels, Masad (gedraaide, zeer ruwe palmvezel waarmee ze opgeheven zal worden in de Hel en dan naar beneden zal worden gegooid).
(112) Surat Al-Ikhlas [Het Zuiveren]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. { Zeg (O Muhammad): Hij is Allah, (de) Ahad (de Enige God, Die geen partners heeft of een gelijke en er is geen andere god behalve Hem.Niemand deelt met Hem in Zijn Goddelijke Eigenschappen, niemand kan Zijn Goddelijke Daden uitvoeren en niemand heeft een zelf als Zijn Goddelijke Zelf. Hij is Onoverwinnelijk en niet drie in één zoals de Christenen zeggen. Hij heeft geen vrouw of zonen, en Hij is de Enige Wie ons onze zonden kan vergeven en ons kan beoordelen op de Dag des Oordeels). }
2. { Allah As-Samad is de Enige van Wie al het geschapene afhankelijk is (de Zich Zelf voldoende, de Perfecte in Zijn Glorie en Eer, in Zijn Eigenschappen, in Zijn Kennis, in Zijn Macht, Wie niets nodig heeft van Zijn schepselen maar Wie alle schepselen nodig hebben, en Hij eet niet, noch drinkt Hij, noch sterft Hij). }
3. Hij heeft niet verwekt (Hij heeft geen zoon om van Hem te erven) en is niet verwekt (noch heeft Hij een vader zodat hij het Koninkrijk van hem heeft geërfd).
4. En niet één is aan Hem gelijkwaardig.
(113) Surat Al-Falaq [De Dageraad]
In de Naam van Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Zeg (O Muhammad): “Ik zoek bescherming bij (Allah) de Heer der dageraad.
2. Tegen het kwaad (dat kan komen van iets) dat Hij geschapen heeft.
3. En tegen het kwaad (m.a.w. dat kan komen gedurende) van de donkere nacht wanneer hij aanbreekt (en alles bedekt).
4. En tegen het kwaad van hen (heksen) die op knopen blazen.
5. En tegen het kwaad van een jaloerse wanneer deze jaloers is.
(114) Surat An-Nas [De Mensen]
In de Naam van of Allah, Ar-Rahman (de Meest Genadevolle), Ar-Raheem (de Meest Barmhartige)
1. Zeg (O Muhammad): “Ik zoek bescherming bij (Allah) de Heer van de mensen.
2. De Koning van de mensen.
3. De God van de mensen.
4. Tegen het kwaad van de wegsluipende (van zijn influistering in iemands hart na dat iemand Allah gedenkt) influisteraar (duivel die kwaad influistert in de harten van de mensen).
5. Degene die (kwaad) in de harten van de mensen influistert.
6. (Deze influistering die kan zijn) Van de Djinn’s en de mensen (veel mensen kunnen andere mensen influisteren om slechte daden te verrichten en hen overhalen totdat zij dit ook daadwerkelijk doen).
}