×
Wees in dit leven als een vreemdeling of een reiziger!

    Wees in dit leven als een vreemdeling of een reiziger!

    [nederlands - dutch -الهولندية ]

    revisie: Yassien Abo Abdillah

    bron: Genomen van Djaamie' al-'Oeloem wa-l H'ikam

    van imaam al-H'aafidhz Ibn Radjab

    publicatie: Het maandblad Wij Moslims van Uitgeverij Momtazah

    2014 - 1435

    كن في هذه الحياة كأنك غريبا أو مسافرا

    « باللغة الهولندية »

    مراجعة: ياسين أبو عبد الله

    المصدر: جامع علوم الحكم للحافظ ابن حجر

    2014 - 1435

    بسم الله الرحمن الرحيم

    Wees in dit leven als een vreemdeling of een reiziger! Geschreven door imaam al-H'aafidhz Ibn Radjab Genomen van Djaamie' al-'Oeloem wa-l H'ikam (met de verificatie van Saalim al-Hilaali). (De Nederlandstalige vertaling van dit artikel komt uit het maandblad Wij Moslims van Uitgeverij Momtazah, djazaakoem Allaahoe khayran.)

    Ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: “De boodschapper van Allah (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) pakte mij bij mijn schouder en zei: “Wees in dit leven alsof je een vreemdeling bent of een reiziger op pad.”

    Ibn ‘Oemar (moge Allah tevreden zijn met hem) heeft gezegd: "Als je de avond bereikt, verwacht dan niet de ochtend te bereiken en als je de ochtend bereikt, verwacht dan niet de avond te bereiken. Maak gebruik van je gezondheid vóór je ziekte, en van je leven vóór je dood." (Overgeleverd door al-Boekhaarie.)

    Deze h'adieth is het fundament voor het beperken van iemands hoop in dit leven. Een gelovige dient dit leven niet te beschouwen als een plaats waar hij zich thuis voelt, noch als een permanente verblijfplaats waar zijn hart kalm en gerust gesteld wordt. In plaats hiervan dient hij in het leven te zijn alsof hij op reis is, zichzelf voorbereidend om te vertrekken. Het advies van de profeten en hun volgelingen bevestigt dit.

    Allah de Verhevene zei over een gelovige ten tijde van Fir'awn, dat deze zei: “O mijn volk, dit wereldse leven is slechts een vergankelijke genieting. En voorwaar, het Hiernamaals is de eeuwige verblijfplaats.” [Soerat Ghaafir (40), aayah 39.]

    Aliy ibn Abie Taalib (moge Allah tevreden zijn met hem) heeft gezegd: “Zeker, dit leven is begonnen heen te reizen en het Hiernamaals is begonnen naar voren te reizen, en elke heeft zijn volgelingen. Wees daarom van de volgelingen van het Hiernamaals, en wees niet van de volgelingen van dit leven. Want werkelijk, vandaag zijn er daden zonder verantwoording en morgen zal er verantwoording zijn zonder daden.”

    'Oemar ibn ‘Abdoe l-‘Aziez (moge Allah hem genadig zijn) zei in zijn preek: “Dit leven is niet jullie permanente verblijfplaats. Allah heeft bevolen dat het tot een eind komt en Hij heeft voor haar mensen bevolen om het te verlaten. Hoe vaak is een bloeiende gemeenschap geruïneerd voor iets onbeduidends, en hoe vaak heeft een vreugdevolle inwoner moeten vertrekken voor iets onbeduidends? Bereid (jullie) dus goed voor op de reis, moge Allah genade hebben met jullie, met het beste wat jullie hebben aan voorbereidingen, en neem proviand mee, (en) het beste proviand is taqwaa (godsvrees)."

    Dus als dit leven geen permanente verblijfplaats is, noch een plaats waar de gelovige zich thuis voelt, dan dient de toestand van de gelovige als volgt te zijn: ofwel alsof hij een vreemdeling is die in een vreemd land verblijft, waarin zijn voornaamste zorg het vinden van proviand is om daarmee terug te keren naar zijn werkelijke vaderland; ofwel alsof hij een reiziger is die er helemaal niet verblijft, maar eerder al zijn nachten en dagen doorbrengt met het reizen naar zijn werkelijke verblijfplaats.

    Het is omwille hiervan dat de boodschapper van Allah (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) Ibn 'Oemar (moge Allah tevreden zijn met hem) adviseerde om in dit leven in één van deze twee toestanden te verkeren:

    1) De eerste toestand: dat de gelovige zichzelf overgeeft alsof hij een vreemdeling is in dit leven. Hij lijkt op een inwoner maar bevindt zich in werkelijkheid in een vreemd land. Zijn hart is dus niet gehecht aan dit vreemde land. Integendeel, het is gehecht aan zijn werkelijke vaderland waarnaar hij zal terugkeren. Hij verblijft slechts in dit leven om zijn doel te vervullen - het voorbereiden van de terugkeer naar zijn werkelijke verblijfplaats.

    Al-Foedhayl ibn ‘Eyyaadh zei: “Een gelovige in dit leven is bezorgd en verdrietig. Zijn zorg is om zichzelf voor te bereiden. Dus wiens toestand in dit leven zodanig is, heeft slechts als zorg dat hij proviand neemt die hem tot voordeel zal zijn gedurende zijn terugkeer naar zijn werkelijke verblijfplaats. Hij wedijvert dus niet met de mensen van het land, tussen wie hij enkel een vreemdeling is, in hetgeen zij als eerbaar beschouwen. En hij wordt niet bezorgd als hij onbelangrijk lijkt tussen hen.”

    Al-Hasan al-Basrie (moge Allah hem genadig zijn) zei: “De gelovige is als een vreemdeling. Hij wordt niet bezorgd door er onbelangrijk in (d.w.z. dit leven) te zijn, en hij wedijvert niet voor eer. Hij verkeert in een bepaalde toestand en de mensen verkeren in een andere toestand. Toen Allah Adam (vrede zij met hem) schiep, liet Hij hem en zijn vrouw in het Paradijs verblijven. Nadat zij Allah ongehoorzaam waren geweest, moesten ze het Paradijs verlaten, maar hen werd beloofd ernaar terug te keren; hij en de vromen van onder zijn nageslacht. Dus de gelovige verlangt altijd naar zijn eerste vaderland...” (Een groot gedeelte van de Arabische dichtkunst is hier weggelaten, daar het adequaat vertalen ervan zeer moeilijk is.)

    ‘Aliy ibn Abie Taalib (moge Allah tevreden zijn met hem) heeft gezegd: “Zeker, dit leven is begonnen heen te reizen en het Hiernamaals is begonnen naar voren te reizen, en elke heeft zijn volgelingen. Wees daarom van de volgelingen van het Hiernamaals, en wees niet van de volgelingen van dit leven. Want werkelijk, vandaag zijn er daden zonder verantwoording en morgen zal er verantwoording zijn zonder daden.”

    'Oemar ibn ‘Abdoe l-‘Aziez (moge Allah hem genadig zijn) zei in zijn preek: “Dit leven is niet jullie permanente verblijfplaats. Allah heeft bevolen dat het tot een eind komt en Hij heeft voor haar mensen bevolen om het te verlaten. Hoe vaak is een bloeiende gemeenschap geruïneerd voor iets onbeduidends, en hoe vaak heeft een vreugdevolle inwoner moeten vertrekken voor iets onbeduidends? Bereid (jullie) dus goed voor op de reis, moge Allah genade hebben met jullie, met het beste wat jullie hebben aan voorbereidingen, en neem proviand mee, (en) het beste proviand is taqwaa (godsvrees)."

    Dus als dit leven geen permanente verblijfplaats is, noch een plaats waar de gelovige zich thuis voelt, dan dient de toestand van de gelovige als volgt te zijn: ofwel alsof hij een vreemdeling is die in een vreemd land verblijft, waarin zijn voornaamste zorg het vinden van proviand is om daarmee terug te keren naar zijn werkelijke vaderland; ofwel alsof hij een reiziger is die er helemaal niet verblijft, maar eerder al zijn nachten en dagen doorbrengt met het reizen naar zijn werkelijke verblijfplaats.

    Het is omwille hiervan dat de boodschapper van Allah (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) Ibn 'Oemar (moge Allah tevreden zijn met hem) adviseerde om in dit leven in één van deze twee toestanden te verkeren:

    1) De eerste toestand: dat de gelovige zichzelf overgeeft alsof hij een vreemdeling is in dit leven. Hij lijkt op een inwoner maar bevindt zich in werkelijkheid in een vreemd land. Zijn hart is dus niet gehecht aan dit vreemde land. Integendeel, het is gehecht aan zijn werkelijke vaderland waarnaar hij zal terugkeren. Hij verblijft slechts in dit leven om zijn doel te vervullen - het voorbereiden van de terugkeer naar zijn werkelijke verblijfplaats.

    Al-Foedhayl ibn ‘Eyyaadh zei: “Een gelovige in dit leven is bezorgd en verdrietig. Zijn zorg is om zichzelf voor te bereiden. Dus wiens toestand in dit leven zodanig is, heeft slechts als zorg dat hij proviand neemt die hem tot voordeel zal zijn gedurende zijn terugkeer naar zijn werkelijke verblijfplaats. Hij wedijvert dus niet met de mensen van het land, tussen wie hij enkel een vreemdeling is, in hetgeen zij als eerbaar beschouwen. En hij wordt niet bezorgd als hij onbelangrijk lijkt tussen hen.”

    Al-Hasan al-Basrie (moge Allah hem genadig zijn) zei: “De gelovige is als een vreemdeling. Hij wordt niet bezorgd door er onbelangrijk in (d.w.z. dit leven) te zijn, en hij wedijvert niet voor eer. Hij verkeert in een bepaalde toestand en de mensen verkeren in een andere toestand. Toen Allah Adam (vrede zij met hem) schiep, liet Hij hem en zijn vrouw in het Paradijs verblijven. Nadat zij Allah ongehoorzaam waren geweest, moesten ze het Paradijs verlaten, maar hen werd beloofd ernaar terug te keren; hij en de vromen van onder zijn nageslacht. Dus de gelovige verlangt altijd naar zijn eerste vaderland...” (Een groot gedeelte van de Arabische dichtkunst is hier weggelaten, daar het adequaat vertalen ervan zeer moeilijk is.)

    2) De tweede toestand: dat de gelovige zichzelf verlaagt in dit wereldse leven alsof hij een reiziger is, die er op geen enkele wijze in verblijft. Hij loopt slechts door één van de plekken waar zijn reis hem naar toe leidt, totdat hij zijn reis tot zijn einde brengt, hetgeen de dood is. Wiens toestand in dit leven zodanig is, zijn voornaamste zorg is het verkrijgen van proviand voor de reis. Hij houdt zich niet bezig met de overvloed aan geneugten van dit leven. Om deze reden adviseerde de profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) een groep van zijn metgezellen dat hun voornaamste zorg in dit leven diende te zijn, zoals het proviand van een reiziger.

    Eén van de selef schreef aan één van zijn broeders: “O mijn broeder! Het lijkt voor jou alsof je een inwoner bent, maar in feite ben je voortdurend aan het reizen en beweeg je erg snel. De dood komt richting jou en dit leven gaat aan jou voorbij. Wat van jouw leven voorbijgegaan is, zal niet naar jou terugkeren (om het recht te zetten) op de Dag van Taghaaboen (de Dag des Oordeels).”

    Al-Foedhayl ibn ‘Eyyaadh vroeg aan een man: “Hoeveel (jaren) zijn tot jou gekomen?" Hij antwoordde: “Zestig jaar.” Al-Foedhayl zei: “Daarom ging je 60 jaar lang naar jouw Heer en je zult (Hem) spoedig bereiken.” De man zei: “Tot Allah behoren wij en tot Hem keren wij terug!” Al-Foedhayl zei: “Ken je de betekenis van die (uitspraak)? Jij zegt: “Ik behoor tot Allah als een dienaar en ik keer terug naar Hem.” Dus eenieder die weet dat hij aan Allah toebehoort als een dienaar en dat hij tot Hem zal terugkeren, hij dient dan te weten dat hij zal eindigen. En eenieder die weet dat hij zal eindigen, dient te weten dat hij ondervraagd zal worden. En eenieder die weet dat hij ondervraagd zal worden, laat hem een antwoord op de vraag voorbereiden." De man vroeg: “Wat moet ik dan doen?” Al-Foedhayl zei: “Het is gemakkelijk.” De man vroeg weer: “Wat is het?” Al-Foedhayl zei: “Doe het goede in hetgeen nog komt, dan zal hetgeen dat voorbijgegaan is vergeven worden. Echter, als je het slechte doet in hetgeen nog komt, dan zal je ter verantwoording geroepen worden voor wat voorbijgegaan is én voor hetgeen dat nog komt.”

    Sommige wijze mensen zeiden: “Eenieder die van zijn dagen en nachten zijn rijdier heeft gemaakt, zij zullen hem dan brengen (naar zijn bestemming), ook al beweegt hij niet."

    Al-Awzaa-ie schreef aan een van zijn broeders: “Betreffende hetgeen nog komt: je bent omringd van alle kanten. Weet dat je met elke dag en nacht voorwaarts beweegt. Wees op je hoede voor Allah en van het staan voor Hem. En jouw laatste belofte zal met Hem zijn. Wa s-Salaam (vrede zij met jou).”

    Wat betreft het advies van Ibn 'Oemar (moge Allah tevreden zijn met hem); dit is gebaseerd op deze h'adieth die hijzelf verhaald heeft. Het (zijn advies) bevat het beëindigen van langdurige hoop. En als een persoon de avond bereikt, dan dient hij niet te wachten op de ochtend, noch dient hij te verwachten dat hij deze bereikt. En als hij de ochtend bereikt, dan dient hij niet te wachten op de avond, noch dient hij te verwachten dat hij deze bereikt. Hij dient eerder aan te nemen dat zijn einde hem hiervoor zal bereiken. Met deze betekenis hebben meerdere geleerden het begrip “zoehd” in dit leven uitgelegd.

    Al-Marwadzi zei: “Er is gezegd tegen Aboe 'Abdoellaah – hiermee wordt imaam Ah'mad ibn H'anbal (moge Allah hem genadig zijn) bedoeld: “Wat is de betekenis van het hebben van zoehd in dit leven?” Hij zei: “Houdt niet te lang hoop - hij die zegt wanneer hij wakker wordt: “Ik zal de avond niet bereiken.''

    Hij zei: “En Soefyaan (ath-Thawrie) zei hetzelfde.” Toen werd Aboe 'Abdoellaah gevraagd: “Bij wat zoeken wij hulp om onze hoop niet aan te houden?” Hij antwoordde: “Wij weten het niet. Het is enkel voor tawfieq (succes dat uitsluitend door Allah geschonken wordt).” Ten aanzien van zijn (d.w.z. Ibn 'Oemar) uitspraak: "Neem van jullie gezondheid vóór jullie ziekte en van jullie leven vóór jullie dood."

    Dit betekent: haal voordeel uit het in staat zijn om vrome daden te verrichten, gedurende de periode die overblijft van jouw gezondheid, voordat ziekte jou verhindert hen (d.w.z. goede daden) te verrichten, en (haal voordeel) uit jouw leven voordat de dood jou verhindert hen te verrichten. (Er is een gezegde dat luidt: “Gezondheid is een kroon op de hoofden van gezonde mensen, maar wordt slechts gezien door de zieke mensen.” Dus wees dankbaar voor die kroon die je hebt gekregen van Allah de Verhevene en maak er gebruik van, voordat je hem verliest )

    En in een andere overlevering: "...Want werkelijk, O dienaar van Allah, je zult zelfs niet weten wat jouw eigen naam zal zijn morgen." De betekenis hiervan is dat je morgen misschien tussen de doden zult zijn, en niet tussen de levenden.

    De betekenis van dit advies is overgeleverd van de profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) vanuit een ander perspectief. In Sah'ieh' al-Boekhaarie is overgeleverd dat Ibn 'Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaald heeft dat de profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) zei: "Er zijn twee zegeningen waarvan veel mensen beroofd zijn: gezondheid en vrije tijd." [Overgeleverd door al-Boekhaarie, volume 11, pag. 229 (in Fath'oe l-Baarie).]

    En in de Moestadrak al-H'aakim is overgeleverd dat Ibn 'Abbaas (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) een man adviseerde: "Haal voordeel uit vijf (zaken) vóór vijf (andere zaken komen): van jouw jeugd vóór jouw ouderdom, van jouw gezondheid vóór jouw ziekte, van jouw rijkdom vóór jouw armoede, van jouw vrije tijd vóór jouw drukte, en van jouw leven vóór jouw dood. [Overgeleverd door al-H'aakim, volume 4, nr. 306. Hij heeft het als authentiek verklaard, volgens de voorwaarden van de twee geleerden (d.w.z. al-Boekhaarie en Moesliem) en adz-Dzababie was het met hem eens, als ook onze sheikh (al-Albaanie) in het controleren van de ah'aadieth van Iqtidaa-e al-I'lm al-A'mal, nr. 170.]

    Dit betekent dat al deze zaken het uitvoeren van goede daden belemmeren. Sommigen van hen houden iemand persoonlijk bezig, zoals zijn armoede, rijkdom, ziekte, ouderdom of zijn dood.

    Andere zijn meer algemeen, zoals het Laatste Uur, het verschijnen van de dadjaal (antichrist - zie het artikel Wees gewaarschuwd voor ad-dadjjaal - de antichrist!), en andere verontrustende beproevingen zoals genoemd in de hadieth: "Neem het initiatief om (goede) daden te verrichten, voordat beproevingen (onverwachts) komen als een stuk van een duistere nacht." (Overgeleverd door Moeslim.)

    Na het verschijnen van enkele van deze meer algemene verschijnselen zullen daden van geen enkel voordeel zijn, zoals Allah Ta'ala heeft gezegd: "…Op de Dag dat een deel van de Tekenen van jouw Heer komt, zal het geloof van een persoon niets baten wanneer hij daarvoor niet geloofde of niets goeds verrichtte toen hij geloofde…" [Soerat al-An'aam (6), aayah 158.]

    In as-Sah'ieh'ayn (d.w.z. al-Boekhaarie en Moeslim) is verhaald dat Aboe Hoerayrah (moge Allah tevreden zijn met hem) heeft overgeleverd dat de profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) zei: "Het Uur zal niet komen voordat de zon uit het westen opkomt. Dus wanneer deze opkomt en de mensen dit zien, dan zullen zij allen geloven. Dat is wanneer het geloof van een persoon hem geen voordeel zal brengen als hij daarvoor niet geloofde, of als hij niets goeds heeft verworven door zijn geloof." [Overgeleverd door al-Boekhaarie, volume 8, pagina 296-297 (in Fath'oel Baarie) en Moeslim, nr. 157.]

    En in Sah'ieh' Moeslim is het overgeleverd dat de profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) zei: "Er zijn drie gebeurtenissen; als zij plaatsvinden dan zal het geloof van een persoon hem geen voordeel brengen als hij daarvoor niet geloofde of als hij niet het goede heeft verworven door zijn geloof: het opkomen van de zon uit het westen, de (komst van) de dadjaal, en het Beest uit de aarde." (Overgeleverd door Moeslim.)

    Het is tevens in Sah'ieh' Moeslim overgeleverd dat de profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) zei: "Degene die berouw toont, voordat de zon opkomt uit het westen, Allah zal zijn berouw accepteren." (Overgeleverd door Moeslim.)

    Aboe Moesaa (moge Allah tevreden zijn met hem) verhaalde dat de profeet (Allah's vrede en zegeningen zijn met hem) zei: "Allah reikt Zijn Hand uit gedurende de nacht om het berouw van de zondaar van de dag te accepteren, en Hij reikt Zijn Hand uit gedurende de dag om het berouw van de zondaar van de nacht te accepteren, totdat de zon opkomt vanuit het westen." (Overgeleverd door Moeslim.)

    De gelovige dient dus het initiatief te nemen in het verrichten van vrome handelingen, voordat hij plotseling wordt overvallen door de verordening wat hem verhindert om hen ofwel te verrichten door ziekte, dood, of doordat enkele van deze tekenen hem bereiken waarna geen handeling (meer) geaccepteerd zal worden.

    Aboe H'aaziem (moge Allah tevreden zijn met hem) zei: “Er is weinig vraag naar de koopwaar van het Hiernamaals. Het wordt bijna uitgegeven, maar niemand die het verkrijgt, behalve weinigen, niet veel."

    Dus wanneer een persoon verhinderd wordt om goede daden te verrichten, dan resteert er niets voor hem behalve spijt en verdriet. Hij zal wensen om terug te keren naar de vorige toestand waarin hij in staat was om goede daden te verrichten, maar het wensen op dat moment zal hem op geen enkele wijze baten.

    Allah de Verhevene zegt: “En keer terug tot jullie Heer, en geef jullie over aan Hem voordat de bestraffing tot jullie komt, waarna jullie niet geholpen worden. En volg op de beste wijze wat aan jullie is neergezonden van jullie Heer, voordat de bestraffing onverwacht tot jullie komt, terwijl jullie het niet beseffen. Zodat er voor geen ziel aanleiding zal zijn om te zeggen: “O wat heb ik een spijt omdat ik nalatig ben geweest (in mijn plicht) jegens Allah, hoewel ik tot de spotters behoorde.” Of zij (de nafs) zou zeggen: “Als Allah mij had geleid, dan zou ik zeker tot de moettaqoen hebben behoord!” Of zij zou zeggen, als zij de bestraffing ziet: “Had ik (nog) een kans, dan zou ik tot de weldoeners behoren!” Nee! Mijn Tekenen zijn reeds tot jou gekomen, maar jij loochende ze en jij was hoogmoedig en jij behoorde tot de ongelovigen. En op de Dag der Opstanding zal jij degenen zien die over Allah hebben gelogen, hun gezichten zullen zwart zijn. Is de Hel geen verblijfplaats voor de hoogmoedigen?" [Soerat az-Zoemar (39), aayah 54-60.]

    En Hij, de Verhevene en Geprezene, zegt: "Totdat, wanneer de dood tot een van hen komt, hij zal zeggen: “O mijn heer, laat mij terugkeren. Hopelijk zal ik goede werken verrichten voor wat ik nagelaten heb.” Zeker niet! Voorwaar dit zijn slechts woorden die hij spreekt en voor hen is een scheiding tot de Dag waarop zij opgewekt worden." [Soerat al-Moe-eminoen (23), aayah 99-100.]

    En Allah Ta'ala zegt: "O jullie die geloven! Laat jullie bezittingen en jullie kinderen jullie niet afleiden van het gedenken van Allah. En wie dat doen: zij zijn degenen die de verliezers zijn. En geeft bijdragen van waar Wij jullie mee voorzien hebben, voordat de dood tot een van jullie komt, en deze dan zal zeggen: “Mijn Heer, had ﷻ‬ mij maar een korte tijd uitstel gegeven, dan zou ik uitgeven aan liefdadigheid en tot de rechtschapenen behoren.” Maar Allah geeft geen ziel ooit uitstel als haar tijd is gekomen. En Allah is Alwetend over wat jullie doen." [Soerat al-Moenafieqoen (63), aayah 9-11.]

    Nu we hebben gezien hoe deze zaak in elkaar zit, is het verplicht voor de gelovige om voordeel te halen uit hetgeen resteert van zijn leven. Als uitleg hierop is er gezegd: “Het restant van het leven van de gelovige is onbetaalbaar." Sa'd ibn Djoebayr zei: “Elke dag dat de gelovige leeft, is een schat.”